ECLI:NL:GHARL:2023:1288

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.299.920
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over de gevolgen van de Corona-pandemie voor uitzendovereenkomst en NOW-regeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tussen Kroftman Structures B.V. en NettStaff B.V. De zaak betreft een geschil over de betaling van facturen voor ingeleend personeel in het kader van de NOW-regeling, die is ingesteld als gevolg van de Corona-pandemie. Kroftman Structures, die personeel van NettStaff heeft ingeleend, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank die de vorderingen van NettStaff heeft toegewezen. De rechtbank had bepaald dat Kroftman Structures een bedrag van € 50.747,98 aan NettStaff moest betalen. In hoger beroep heeft Kroftman Structures betoogd dat de Corona-pandemie een onvoorziene omstandigheid oplevert, waardoor zij niet de volledige facturen hoeft te voldoen. Het hof heeft geoordeeld dat de overheidsmaatregelen in verband met de Corona-pandemie een onvoorziene omstandigheid vormen in de zin van artikel 6:258 BW. Het hof heeft de grieven van Kroftman Structures gegrond verklaard en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het hof heeft vastgesteld dat NettStaff niet het bedrag van € 21.199,63 aan Kroftman Structures hoeft terug te betalen. Het hof heeft daarbij benadrukt dat de NOW-regeling bedoeld is om werkgelegenheid te behouden en dat de omstandigheden van de Corona-pandemie niet in de overeenkomst tussen partijen zijn verdisconteerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.299.920
zaaknummer rechtbank 375554
arrest van 14 februari 2023
in de zaak van
Kroftman Structures B.V.,
die is gevestigd in Zevenaar,
die hoger beroep heeft ingesteld,
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: Kroftman Structures,
advocaat: mr. H.C.W. Geffroy,
tegen
NettStaff B.V.,
die is gevestigd in Gorinchem,
en bij de rechtbank optrad als eiseres,
hierna: NettStaff,
advocaat: mr. Ph. Ekering.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1.
Naar aanleiding van het arrest van 10 mei 2022 heeft op 30 november 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

2.1.
NettStaff, dat een uitzendbureau exploiteert, heeft personeel uitgeleend aan Kroftman Structures. Vanwege de Corona-pandemie heeft de overheid in maart 2020 de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Behoud van Werkgelegenheid (hierna: de NOW) afgekondigd. Werkgevers met omzetverlies konden hierdoor een tegemoetkoming in de loonkosten krijgen. Kroftman Structures komt ten aanzien van het personeel dat zij van NettStaff heeft ingeleend niet voor deze tegemoetkoming in aanmerking, NettStaff als formele werkgever van dit personeel wel. Kroftmann Structures vindt dat de Corona-pandemie een onvoorziene omstandigheid oplevert op grond waarvan zij niet de volledige facturen die verband houden met de vergoeding voor ingeleende uitzendkrachten hoeft te voldoen.
2.2.
NettStaff heeft bij de rechtbank gevorderd dat Kroftman Structures haar facturen voor het uitgeleende personeel voor een bedrag van € 50.747,98 volledig moet betalen, met enige nevenvorderingen.
2.3.
De rechtbank heeft bij vonnis van 12 mei 2021 deze vorderingen toegewezen. Kroftman Structures heeft de aan NettStaff toegewezen bedragen vervolgens volledig betaald. De bedoeling van Kroftman Structures in het hoger beroep is dat een bedrag van
€ 21.199,63, te vermeerderen met wettelijke rente, aan Kroftman Structures moet worden terugbetaald.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing
3.1.
Het hof zal beslissen dat NettStaff het hiervoor genoemde bedrag niet aan Kroftman Structures hoeft terug te betalen. Het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd. Hoe het hof tot dit oordeel komt wordt hierna uitgelegd. Eerst zal het hof ingaan op de feiten en omstandigheden van dit geschil.
De vaststaande feiten
3.2.
Kroftman Structures heeft een grief gericht tegen de feitenvaststelling door de rechtbank. Het hof stelt die feiten hierna opnieuw vast.
3.3.
Kroftman Structures exploiteert een groothandel in stalen loodsen, magazijntenten, opslagtenten en containeroverkappingen. Via Limbeek Personeelsdiensten B.V. (hierna: Limbeek) is Kroftman Structures in contact gekomen met NettStaff. Op 1 januari 2020 hebben partijen een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op grond hiervan heeft NettStaff vijf uitzendkrachten aan Kroftman Structures uitgeleend.
3.4.
Begin maart 2020 werd duidelijk dat de snelle verspreiding van het Corona-virus zou leiden tot omzetverstoringen in het bedrijfsleven. De overheid heeft toen de NOW in het leven geroepen. Op grond van die regeling kan uitsluitend de formele werkgever in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de loonkosten wegens omzetderving. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de Minister van SozaWe) heeft op 10 april 2020 in zijn schriftelijk antwoord op Kamervragen medegedeeld dat ook payrollorganisaties en uitzendbureaus als formele werkgevers een beroep op deze regeling kunnen doen en dat zij daarover met de inlenende werkgevers afspraken moeten maken:
De NOW-regeling stimuleert de werkgevers om hun personeel in dienst te houden. De NOW is ook van toepassing op de loonkosten voor werknemers waarvoor de werkgever geen loondoorbetalingsplicht heeft. Denk bijvoorbeeld aan werknemers met een oproepcontract of een flexibel contract, mits zij in dienst blijven gedurende de aanvraagperiode. Werkgevers kunnen dus ook werknemers met flexibele contracten met behulp van de tegemoetkoming in dienst hebben en houden. Ditzelfde geldt voor uitzendbureaus die uitzendkrachten in dienst hebben en houden. Het kabinet doet dan ook nadrukkelijk een oproep aan bedrijven om deze mensen in dienst te houden.”Verderop:
“De leden van de fractie van het CDA vragen of ik het herken dat het risico dat payrollwerkers niet kunnen werken als gevolg van de coronacrisis voor een groot deel bij de opdrachtgever komt te liggen. Dit omdat payrollbedrijven kunnen blijven doorfactureren aan hun klanten (waarmee zij niet voldoen aan de voorwaarde voor tenminste 20% omzetverlies), terwijl deze klanten (Midden- en kleinbedrijf MKB), horeca) in financieel zwaar weer zitten en facturen mogelijk niet kunnen betalen. Zij vragen of bij het omzetcriterium rekening is gehouden met dergelijk oninbare facturen. Om een beroep op de regeling te kunnen doen moet een werkgever, ook een payrollwerkgever, te maken hebben met omzetverlies. Indien er gefactureerd wordt, doordat het contract met de onderneming waar de werknemers werk verrichten doorloopt, is er geen sprake van omzetverlies. (…) Het payrollbedrijf zal dan ook afspraken moeten maken over de wijze van betaling van deze facturen of het stopzetten van contracten. Deze regeling beoogt namelijk geen liquiditeitsproblemen op te lossen, maar werkgevers die omzetdaling hebben te compenseren.” [1]
3.5.
Kroftman Structures heeft op 18 maart 2020 aan Limbeek een emailbericht gestuurd waarin staat dat ook zij omzetverlies zal lijden, zij de uitzendkrachten niet kwijt wil en dat zij wil overleggen hoe gebruik te maken van de NOW. In een emailbericht van 18 maart 2020 heeft Limbeek laten weten dat hij hierover in gesprek is met NettStaff.
3.6.
In een emailbericht van 24 maart 2020 van Kroftman aan Limbeek staat:
“ Zoals deze NOW regeling bedoeld is willen we iedereen aan het werk houden. We pakken onderwerpen aan om er straks helemaal klaar voor te zijn als deze situatie voorbij is. Als NettStaff de negentig procent Noodhulp Overbrugging Werkgelegenheid ontvangt kunnen we afspraken maken over welke betalingen Kroftman aan Nettstaff kan doen? (…)”
3.7.
In een emailbericht van 25 maart 2020 van Limbeek aan Kroftman Structures staat:
“Vandaag heeft ook Nettstaff ook een crisis overleg gehad i.v.m. de maatregelen die zijn genomen. Er kunnen met de informatie van nu twee sporen worden gevolgd:1. Werknemers vragen een ww uitkering aan en kunnen de uren die zij wel werken opgeven en in mindering brengen op de urenstaat die men moet invullen van de ww.2. Werknemers blijven in dienst bij de werkgever (Nettstaff). Nettstaf heeft een aanvraag gedaan voor de NOW Maatregelen. Deze is nog niet online maar de verwachting is wel zsm volgens de website van de rijksoverheid en uwv. Wanneer bedrijven hiervan gebruik maken voor medewerkers die op uitzendbasis werkzaam zijn dan worden de gewerkte uren die nu worden gewerkt en doorgegeven wel gewoon uitbetaald aan de medewerkers en gefactureerd. Er worden dan afspraken gemaakt dat wanneer de NOW Maatregelen worden toegekend deze worden uitbetaald aan de organisatie die ervan gebruik maakt. Het is echter voor nu niet exact vast te stellen wat de hoogte van het percentage is dat men terug krijgt. De hoogte van de tegemoetkoming in de loonkosten is afhankelijk van de omzetdaling, maximaal 90% van de loonsom. (…)Wij kunnen een overeenkomst maken waarbij NettStaff het bedrag dat men tegemoet krijgt overmaakt naar Kroftman echter er kan dan op voorhand niet aangegeven worden wat het exacte bedrag/percentage zal zijn. Er kan natuurlijk ook individueel bekeken worden of er van optie 1 of 2 gebruik gemaakt kan worden. Wellicht goed om hierover nog even te contacten Jan. Dan maken we het zo passend mogelijk op iedere situatie.”
3.8.
Kroftman heeft de facturen vanaf 19 februari 2020 en daarna (met vervaldatum 20 maart 2020 en later) gedeeltelijk, voor 40% betaald. Op 20 april 2020 heeft NettStaff Kroftman Structures gesommeerd de openstaande facturen - op dat moment tot en met 17 april 2020 een bedrag van € 64.657,- - te betalen.
3.9.
In een emailbericht van 23 april 2020 van NettStaff aan Kroftman Structures staat:
“Wij willen graag met onze klanten meedenken, maar voor ons is het ook van groot belang dat we de liquiditeit in orde kunnen houden zodat we van alle medewerkers die bij ons in dienst zijn het salaris kunnen blijven betalen. Daarom kunnen we het voorstel doen dat 80% van het factuurbedrag direct betaald wordt en de overige 20% in een later stadium na de corona-crisis alsnog wordt voldaan. Wel zullen we de betalingen afboeken op de oudste facturen zodat we de kredietwaardigheid van Kroftman blijven behouden. Ook zullen we de teruggave van de NOW-regeling voor het personeel wat wordt ingeleend door Kroftman retourneren aan Kroftman zodat iedereen aan het werk kan blijven.”
3.10.
Per e-mail van 29 april 2020 is namens Kroftman Structures aan NettStaff medegedeeld dat zij niet akkoord gaat met haar voorstel van 23 april 2020. Per 1 mei 2020 heeft Kroftman Structures twee van de uitzendkrachten in vaste dienst genomen en de andere uitzendkrachten zijn door Limbeek ondergebracht bij een ander uitzendbureau, P-Services. Deze inleenkrachten bleven ingeleend door Kroftman Structures. P-Services heeft voor de drie uitzendkrachten 20% van de loonkosten in rekening gebracht bij Kroftman en 80% van de loonkosten vergoed gekregen op grond van de NOW.
3.11
NettStaff heeft van de overheid een bijdrage in de loonkosten ontvangen van
€ 32.676,00 aan NOW-subsidie voor het personeel in eigen dienst, oftewel 32% van haar totale loonsom. NettStaff heeft € 1.665.591,00 ontvangen op grond van de NOW-regeling.
De motivering van de beslissing
3.12.
De grieven van Kroftman Structures komen er samengevat op neer dat haar wel een beroep toekomt op artikel 6:258 BW. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft Kroftman Structures aangevoerd dat het beleid van de overheid en de daaruit voortvloeiende NOW-regeling erop waren gericht dat bedrijven hun personeel, ook uitzendkrachten, zoveel mogelijk in dienst hielden, dat werkloosheid als gevolg van de Corona-crisis zoveel mogelijk moest worden voorkomen en dat werkgevers die met omzetdaling te maken hadden een deel van hun loonkosten vergoed konden krijgen. Van uitzendbureaus en inleners werd verwacht dat zij in overleg traden en daarover afspraken maakten met de inleners. Kroftman Structures heeft overeenkomstig dit beleid gehandeld: zij heeft getracht in overleg te treden met NettStaff en zij heeft de vijf uitzendkrachten in dienst gehouden, hoewel zij daarvoor niet voldoende werkzaamheden had. NettStaff heeft nagelaten tijdig en adequaat te reageren op verzoeken daartoe van Kroftman Structures. NettStaff heeft – in haar email van 25 maart 2020 – in feite toegezegd het bedrag dat zij aan NOW-subsidie zou ontvangen, aan Kroftman Structures te betalen, echter met de voorwaarde dat Kroftman Structures 80% van de facturen moet blijven betalen. Wanneer NettStaff wel passende afspraken met Kroftman Structures had gemaakt en aan Kroftman Structures minder had gefactureerd voor de vijf uitzendkrachten die bij Kroftman Structures werkzaam waren, dan had NettStaff voor de daardoor ontstane omzetderving een NOW-subsidie kunnen krijgen terwijl Kroftman Structures, die geen formele werkgever is, die mogelijkheid nu eenmaal niet had en afhankelijk was van NettStaff. Nu door de overheid is vastgesteld dat Kroftman Structures op grond van de NOW-regeling recht had op vergoeding van 32% van haar loonsom is het redelijk dat de facturen van NettStaff, die zien op maart en april 2020, met dit percentage worden verminderd op grond van artikel 6:258 BW.
3.13.
Artikel 6:258 BW bepaalt dat de rechter op verlangen van een van partijen de gevolgen van een overeenkomst kan wijzigen of deze geheel of gedeeltelijk kan ontbinden op grond van onvoorziene omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Aan de wijziging of ontbinding kan terugwerkende kracht worden verleend. In het tweede lid is vermeld dat een wijziging of ontbinding niet wordt uitgesproken door de rechter als de omstandigheden krachtens de aard van de overeenkomst of de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening komen van degene die zich erop beroept.
3.14.
In de jurisprudentie is uitgemaakt dat een onvoorziene omstandigheid een omstandigheid is die op het moment van de totstandkoming van de overeenkomst nog in de toekomst is gelegen en die daarin niet is verdisconteerd. Of dat laatste het geval is moet door uitleg van de overeenkomst worden vastgesteld. De rechter moet terughoudendheid betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden. Voor huurovereenkomsten van bedrijfsruimten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat omzetverlies, als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie waardoor de huurder minder publiek kan ontvangen en dus minder omzet realiseert, behoudens concrete aanwijzingen voor het tegendeel, een onvoorziene omstandigheid is. Beoordeeld moet worden of sprake is een ernstige verstoring van de waardeverhouding tussen de overeengekomen prestaties van partijen waardoor deze op grond van de overeenkomst of naar verkeersopvattingen niet geheel voor rekening van de huurder kan komen. Als dat het geval is kan de rechter de gevolgen van de overeenkomst wijzigen. [2]
3.15.
Met Kroftman Structures is het hof van oordeel dat de overheidsmaatregelen die verband hielden met de Coronapandemie en waardoor vergaande beperkingen zijn opgelegd aan de bewegingsvrijheid van personen om de pandemie te bestrijden, ook op de bedrijfstak waarin Kroftman Structures actief is, een zodanige impact heeft gehad dat de bedrijfsvoering, bij gebrek aan vraag, voor een groot deel stil is komen te liggen. Uit de door Kroftman Structures overgelegde aanvraag ten behoeve van een NOW-subsidie, die is vergezeld van de op grond van de NOW voorgeschreven verklaring van de accountant, volgt dat haar onderneming over de periode maart – mei 2020 een netto-omzet heeft geboekt van
€ 1.271.340,00 wat neerkomt op 32% omzetverlies vergeleken met het referentiejaar 2019. Zoals hiervoor vermeld heeft zij daarom 32% van haar loonsom vergoed gekregen op grond van de NOW. Hierdoor is komen vast te staan dat Kroftman Structures daadwerkelijk een aanzienlijk omzetverlies heeft geleden. De impact van de Corona-pandemie en de door de overheid in verband daarmee getroffen maatregelen leveren naar het oordeel van het hof in dit geval dan ook een onvoorziene omstandigheid in de zin van artikel 6:258 BW op. Onbetwist is dat de Corona-pandemie niet in de overeenkomst tussen NettStaff en Kroftman Structures is verdisconteerd.
3.16.
Beoordeeld moet worden of deze onvoorziene omstandigheid zodanig is dat ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van NettStaff niet mag worden verwacht. Kroftman Structures heeft in de conclusie van antwoord en ter zitting bij de rechtbank en het hof uitgelegd dat de ingeleende werknemers als gevolg van de door de overheid opgelegde beperkingen een stuk minder omhanden hadden maar dat zij ervoor heeft gekozen om hen toch aan de slag te houden. Zij heeft op deze wijze gehandeld om werkgelegenheid te behouden maar ook om de continuïteit van haar onderneming te waarborgen. Dit is in lijn met de bedoeling van de NOW en de oproep van de Minister van Sozawe aan in- en uitleners. Kroftman Structures heeft nadat de impact van de pandemie duidelijk werd, direct het overleg gezocht. Zij was immers afhankelijk van NettStaff om subsidie op grond van de NOW voor de ingeleende werknemers te kunnen realiseren. NettStaff reageerde echter tijdig noch adequaat. Het hof overweegt dat op grond van de hiervoor vermelde jurisprudentie uitgangspunt is dat de rechter terughoudendheid past als het gaat om ingrijpen in de gevolgen van de overeenkomst als bedoeld in artikel 6:258 BW. Als partijen zelf afspraken maken, of daartoe aan elkaar redelijke voorstellen doen, over hoe om te gaan met een onvoorziene omstandigheid dan is rechterlijk ingrijpen niet nodig. Geoordeeld wordt dat NettStaff een redelijk voorstel heeft gedaan tot aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst. Dit wordt als volgt uitgelegd.
3.17.
Het hof overweegt dat NettStaff wèl tijdig en adequaat heeft gereageerd op het verzoek van Kroftman Structures. Op 23 april 2020, iets meer dan een maand na haar eerste verzoek om overleg, bericht NettStaff aan Kroftmann Structures immers te zullen voldoen aan haar wens de toe te kennen subsidie te verrekenen met de door Kroftman Structures aan haar verschuldigde vergoedingen voor de ingeleende arbeidskrachten, mits 80% van haar facturen om liquiditeitsredenen door Kroftman Structures intussen zou worden doorbetaald. Daarmee heeft NettStaff gehoor gegeven aan de wens van Kroftman Structures de NOW-subsidie aan haar ten goede te laten komen zodat werkgelegenheid van de 5 uitzendkrachten wordt behouden en de continuïteit van haar onderneming wordt gewaarborgd. Dit past binnen de door de overheid aanbevolen gedragslijn dat in- en uitleners hierover afspraken maken. Dat NettStaff de voorwaarde stelde van doorbetaling van 80% van de te factureren bedragen is niet onbegrijpelijk, gelet op de onzekerheid die de crisissituatie ook voor haar bedrijfsvoering betekende. Meer specifiek geldt dat NettStaff, zoals is verwoord in de e-mails van 25 maart en 23 april 2020, nog niet precies kon weten hoe de zeer recent afgekondigde NOW-regeling in de praktijk zou werken en tot welk bedrag deze zou uitkeren zodat, zeker gezien de prille fase waarin de Corona-crisis toen verkeerde, begrijpelijk is dat zij zekerheid wilde bedingen voor haar eigen liquiditeit. Het hof begrijpt uit haar stellingen dat Kroftman Structures liever enkele weken eerder een inhoudelijk nog verdergaand voorstel van NettStaff had willen ontvangen, vooral omdat zij over maart en april 2020 de NOW-subsidie heeft misgelopen. Dit verlies, als gevolg van dit tijdsverloop, is echter niet zwaarwegend genoeg voor toepassing van artikel 6:258 BW. Het hof overweegt in dit verband nog dat Kroftman Structures het voorstel van NettStaff direct heeft afgewezen en de overeenkomst met NettStaff heeft opgezegd terwijl niet kan worden uitgesloten dat dit voorstel ook aanleiding had kunnen zijn voor verder overleg tussen partijen, mogelijk leidende tot nadere aanpassingen van de samenwerkingsovereenkomst op grond van voortschrijdend inzicht over de uitvoering van de NOW.
De andere bezwaren van Kroftman Structures tegen het vonnis
3.18.
Kroftman Structures formuleert nog enkele andere bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank waarop het hof als volgt ingaat. Zij voert aan dat NettStaff in schuldeisersverzuim is geraakt zodat zij geen wettelijke (handels)rente is verschuldigd. In elk geval is deze rente slechts verschuldigd over het bedrag van € 29.548,35, te weten de factuurbedragen van voor het uitbreken van de pandemie. Het verzuim is erin gelegen dat NettStaff niet bereid was concrete afspraken over een vermindering van de facturen te maken. Het hof overweegt dat Kroftman Structures inmiddels heeft erkend dat de facturen die dateren van vóór Corona volledig behoren te worden betaald en dat zij dat niet tijdig heeft gedaan. Aldus is er wat deze facturen betreft in elk geval geen sprake van schuldeisersverzuim van NettStaff en dient Kroftman Structures over de facturen die zien op de periode van vóór Corona de wettelijke handelsrente te betalen, zoals door de rechtbank ook is beslist. Wat betreft de periode van na aanvang van de Corona-crisis geldt, nu het hof het verzoek om aanpassing van de overeenkomst heeft afgewezen en heeft geoordeeld dat NettStaff wel tijdig heeft gereageerd op haar verzoek tot aanpassing van de samenwerkingsovereenkomst, dat evenmin sprake is van schuldeisersverzuim van NettStaff. Kroftman Structures is heeft deze facturen niet tijdig betaald en is dus in verzuim is geraakt zodat hierover eveneens de wettelijke handelsrente is verschuldigd, zoals door de rechtbank is beslist.
3.19.
De rechtbank heeft aan buitengerechtelijke incassokosten € 7.612,20 toegewezen. Het betreft 15% van het destijds uitstaande totale factuurbedrag op grond van de NBBU Voorwaarden die op de overeenkomst tussen partijen van toepassing zijn verklaard. Kroftman Structures vernietigt in de memorie van grieven het incassokostenbeding van de NBBU voorwaarden omdat die niet aan haar niet ter hand zijn gesteld. NettStaff wijst er op dat in artikel 1.5. van de samenwerkingsovereenkomst is vermeld dat de algemene voorwaarden als bijlage zijn toegevoegd en dus zijn overhandigd. Dat argument is door Kroftman Structures niet weersproken zodat het hof ervan uit moet gaan dat de voorwaarden wel ter hand zijn gesteld. Geoordeeld wordt dat de vernietiging van het incassokostenbeding daarom geen doel treft. Kroftman Structures voert verder aan dat zij niet in verzuim is geraakt en dus deze kosten niet verschuldigd kan zijn. Dat verweer treft geen doel omdat zij wel degelijk in verzuim is geraakt door de facturen van NettStaff niet op tijd te betalen. Kroftman Structures voert ook nog aan dat er niet tot nauwelijks buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. Dit verweer gaat evenmin op. Er zijn namelijk twee sommatiebrieven verzonden; door het incassokantoor van NettStaff en kort daarna door haar advocaat op 10 juni 2020. Daaraan voorafgaand heeft NettStaff zelf ook aanmaningen en een ingebrekestelling verzonden. Overwogen wordt dat al deze werkzaamheden een vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden rechtvaardigen, zoals voorzien in de NBBU Voorwaarden en door de rechtbank dus terecht zijn toegewezen.
3.20.
Verder klaagt Kroftman Structures erover dat de rechtbank haar heeft veroordeeld in de kosten van het door NettStaff gelegde conservatoire beslag. Omdat Kroftman erkent dat zij gehouden was de facturen van voor Corona volledig te betalen is duidelijk dat toen er beslag werd gelegd er sprake was van een reële vordering. Daarom moet Kroftman Structures de beslagkosten wel betalen.
3.21.
Nu het vonnis wordt bekrachtigd zal Kroftman Structures worden veroordeeld in de proceskosten van NettStaff.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bevestigt het vonnis van de rechtbank Gelderland,
4.2.
veroordeelt Kroftman tot betaling van de volgende proceskosten van NettStaff
€ 2.106,00 aan griffierecht
€ 2.366,00 aan salaris van de advocaat van NettStaff (2 procespunten x
appeltarief II)
en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.J. van Rijen, S.C.P. Giesen en P.L.R. Wefers Bettink, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2019/20, 35 420, nr. 8.
2.HR 20 februari 1998: ECLI:NL:HR:1998:ZC2587 (Briljant Schreuders/ABP) en HR 24 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1974 (Heineken – huuraanpassing wegens Corona-pandemie)