ECLI:NL:GHARL:2023:1217

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
10 februari 2023
Zaaknummer
200.310.946/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsfraude en registratie in het Extern Verwijzingsregister (EVR) na stormschade aan carport

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door [appellant] tegen Zevenwouden Verzekeringen U.A. [appellant] had zijn woning verzekerd bij Zevenwouden en diende een schadeclaim in na stormschade aan zijn carport. Zevenwouden betwistte de claim en beschuldigde [appellant] van verzekeringsfraude, omdat hij ten onrechte kosten voor een niet aanwezige dakgoot had geclaimd. Zevenwouden heeft de verzekering opgezegd en [appellant] geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister (EVR) voor vijf jaar. Het hof oordeelt dat [appellant] opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt om een uitkering te verkrijgen die hij zonder deze informatie niet zou hebben gekregen. Het hof bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter dat de registratie in het EVR gerechtvaardigd is en wijst de vorderingen van [appellant] af. Tevens wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.310.946/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 182881)
arrest in kort geding van 7 februari 2023
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
appellant,
bij de rechtbank: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. J.H. Fellinger, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
Zevenwouden Verzekeringen U.A.,
die is gevestigd in Leeuwarden,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Zevenwouden,
advocaat: mr. M.H. Pluymen, die kantoor houdt te Deventer.

1.De verdere procedure bij het hof

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 2 augustus 2022 hier over.
1.2
Ter uitvoering van dat tussenarrest heeft op 24 januari 2023 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Het verslag (‘proces-verbaal’) van de mondelinge behandeling bevindt zich bij de stukken.
1.3
Aan het slot van de mondelinge behandeling is een datum vastgesteld waarop arrest zal worden gewezen. Het hof doet vandaag uitspraak bij vervroeging.

2.Waar gaat het in deze zaak om?

2.1
[appellant] had zijn woning bij Zevenwouden verzekerd. Volgens Zevenwouden heeft hij gefraudeerd bij de indiening van een claim wegens stormschade. Zevenwouden heeft de verzekering opgezegd en heeft [appellant] vanwege die fraude geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister (EVR) voor de duur van vijf jaar. [appellant] is het daar niet mee eens en vordert onder meer dat Zevenwouden de opzegging van de verzekering en de EVR-registratie ongedaan maakt. Zevenwouden heeft een tegenvordering (‘vordering in reconventie’) ingesteld, die inhoudt dat [appellant] wordt veroordeeld om de kosten van het ingestelde fraudeonderzoek te vergoeden.
2.2
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en de vordering van Zevenwouden toegewezen. Het hof komt tot eenzelfde oordeel. Het hof zal deze beslissing hierna motiveren, door eerst de relevante feiten te vermelden en daarna in te gaan op de standpunten van partijen.
3. De relevante feiten
3.1
[appellant] is eigenaar van een boerderij aan de [adres] te [woonplaats1] (hierna: de woning). [appellant] heeft de woning via Assurantie Advieskantoor Brandsma B.V. per
1 juni 2019 verzekerd bij Zevenwouden. Zijn contactpersoon is [naam1] (hierna: [naam1] ).
3.2
In de van toepassing zijnde polisvoorwaarden AV Particulier ZW-ALG-02 is onder meer het volgende vermeld:

Introductie
1. Bij wie bent u verzekerd?
(…)
c. Hoe gaan wij om met fraude?
Met fraude bedoelen wij bedrog (oneerlijk zijn) met als doel uzelf of een ander voordeel te bezorgen. Maar fraude is ook wanneer u ons via iemand anders misleidt, of als u iemand anders de mogelijkheid geeft ons te misleiden met het doel een voordeel te behalen. De manier waarop u dit probeert is niet van belang.
Wanneer blijkt dat u of een medeverzekerde fraudeert, vergoeden wij geen enkele schade. Ook moeten de eventuele al uitgekeerde schade, gemaakte kosten en een schadevergoeding worden terugbetaald. Daarnaast doen wij altijd aangifte bij de politie en vermelden de fraude in de daarvoor bestemde registers. Andere verzekeraars mogen deze gegevens raadplegen via Stichting CIS. Tot slot worden uw verzekeringen bij ons beëindigd en kunt u geen nieuwe verzekeringen meer bij ons afsluiten. Dit geldt ook voor verzekeringen waarop geen fraude is gepleegd. Meer informatie hierover is te vinden op www.verzekeraars.nl.
(…)2. Wat zijn de regels voor het begin en het einde van de verzekering?
(…)
b. Wanneer mogen wij de verzekering beëindigen?
(…)- Als er sprake is van fraude, bedrog of oplichting.
(…)U ontvangt geen premie terug als er sprake is van fraude, bedrog, oplichting, opzet of misleiding.
(…)4. Wat is wel en niet verzekerd?
(…)b. Wat is nooit verzekerd?
(…)- Als bij schade blijkt dat bij het melden van de schade opzettelijk verkeerde informatie is verstrekt, of als blijkt dat belangrijke informatie is achtergehouden.
(…)6. Wat verwachten wij van u?
* Dat u zich aan de wet en de afgesproken regels houdt;
* Dat u ons juist informeert. Zowel bij het begin van de verzekering, bij schade en bij het aanpassen van de verzekering.(…)
3.3
In het weekend van 13/14 maart 2021 is bij een storm de carport van de woning beschadigd. Deze carport is gemaakt van een houten constructie en heeft een dakoppervlak van ongeveer 5 x 9 meter. De carport bevat geen dakgoot. Een deel van de polycarbonaten platen van het dak van de carport is door de storm losgerukt. De houten constructie en de zijwanden van de carport zijn niet beschadigd geraakt.
3.4
Op 18 maart 2021 heeft [appellant] via whatsapp foto's van de schade aan de carport aan [naam1] gezonden.
3.5
Nadat [naam1] bij [appellant] was langsgegaan, heeft een bevriende timmerman/ZZP'er van [appellant] ( [naam2] , hierna: [naam2] ) de schade aan de carport op 15 juli 2021 opgenomen. Via bouwbedrijf [naam5] heeft [naam2] op 24 september 2021 een op
15 juli 2021 gedateerde offerte uitgebracht aan [appellant] . In deze offerte is onder meer vermeld:

Hierbij ontvangt u de offerte t.b.v. de Stormschade dak te [woonplaats1] .De offerte is op basis van de door u aangeleverde stukken.
(…)Stormschade Dak
Stut- en sloopwerken € 649,30
Hout constructies € 2.090,96
Dakbedekkingen € 1.237,02
Dakgoten en hemelwaterafvoeren € 668,25
Carverzekering € 13,94
Totaal Stormschade dak € 4.659,47(…)
Totaal inclusief btw € 5.637,96
(…)De werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van regie á € 54,45,- per uur inclusief 21% BTW.
Verwacht aantal uren: 32
Bij deze offerte was een werkomschrijving gevoegd, met een specificatie van de kosten per onderdeel van de omschrijving.
3.6
Nadat [appellant] de offerte had bekeken, heeft hij hierover contact gehad met [naam2] . [naam2] heeft naar aanleiding hiervan op 28 september 2021 via e-mail het volgende aan [naam5] medegedeeld:

Het bedrag van het hout moet eruit. En de rest laten staan. +_ 1250 euro naar beneden.
3.7
[naam5] heeft vervolgens op 13 oktober 2021 een gewijzigde offerte aan [appellant] gezonden. In deze offerte is onder meer het volgende vermeld:

Hierbij ontvangt u de offerte t.b.v. de Stormschade dak te [woonplaats1] .De offerte is op basis van de door u aangeleverde stukken.
(…)
Stormschade Dak
Stut- en sloopwerken € 1.009,73
Hout constructies € 309,81
Dakbedekkingen € 1.529,82
Dakgoten en hemelwaterafvoeren € 767,25
Carverzekering € 10,85
Totaal Stormschade dak € 3.627,46
(…)
Totaal inclusief btw € 4.389,22(…)De werkzaamheden worden uitgevoerd op basis van regie á € 54,45,- per uur inclusief 21% BTW.
Verwacht aantal uren: 32
Ook bij deze offerte was een werkbeschrijving gevoegd. Hieruit volgt dat uitgegaan wordt van het slopen en afvoeren van 43 m2 dakbedekking, het leveren en aanbrengen van 84,5 m2 golfplaatbedekking, een post oppervlakte golfplaat dakbedekking van 75,735 m2, het leveren en aanbrengen van dakgoten (bakgoten) en hemelwaterafvoeren en het leveren van gootbeugels. In de werkomschrijving van de eerste offerte was ook het leveren van houten buitenwanden, bestaande uit een houten gevelconstructie, regelwerken en buitenwanden van zwarte Zweeds rabatplanken vermeld.
3.8
[appellant] heeft de offerte van 13 oktober 2021 vervolgens naar [naam1] gestuurd.
3.9
[naam1] heeft hierop bij e-mail van 14 oktober 2021 aan [appellant] medegedeeld:

1 mei j.l. heb ik foto's gemaakt van de carport en daarop is te zien dat de platen van het dak zijn gewaaid. Verder staat de constructie er nog. Ik heb toen aangegeven dat ik mijn best zal doen om schade te laten herstellen. Nu zie ik de offerte van dik 4000 euro en aantal uren 32. dat is bijna gehele werkweek. Volgende week al ik overleggen met mijn collega maar ik weet wel zeker dat er nu een expert moet komen gezien de hoogte van de offerte en die beoordeelt dan de exacte schade.’
3.1
[appellant] heeft hierop geantwoord dat het prima is dat er een schade-expert langs komt.
3.11
Op 16 oktober 2021 heeft [naam1] aan [appellant] laten weten dat er tot een schadebedrag van € 2.000,- geen schade-expert hoeft te komen en dat hij het schadeaangifteformulier zou invullen. Als schadedatum heeft [naam1] 7 februari 2021 ingevuld.
3.12
Op 3 november 2021 is er een schade-expert van Crawford & Company (de heer [naam3] ) bij [appellant] langs geweest. Later die dag heeft deze schade-expert [appellant] gebeld en hem medegedeeld dat diverse onderdelen van de offerte niet klopten. Zo gaf hij aan dat er geen dakgoot op de oude constructie te zien was, dat het aantal vierkante meters minder was dan in de offerte is vermeld en dat de totale schade € 500,- zou belopen. [appellant] heeft toen medegedeeld dat er wél een dakgoot op de oude constructie aanwezig was.
3.13
In de rapportage die Crawford & Company vervolgens op 16 november 2021 ten behoeve van Zevenwouden heeft opgesteld, is onder meer het volgende vermeld:

Bevindingen
Tijdens ons expertisebezoek en onderzoek hebben wij de volgende bijzonderheden geconstateerd:
(…)
- De schade aan de carport bestaat uit de kosten om circa 21 m2 polycarbonaat dakplaten te vervangen;
- In de offerte is het volgende opgenomen:
o Het slopen van de aanwezige dakbedekking;
o Het leveren en aanbrengen van 75 m2 golfplaatdakbedekking;
o Het leveren en aanbrengen van bakgoten.
- Verzekerde gaf aan de offerte niet te hebben gecontroleerd en gaf aan de offerte na ontvangst ongezien doorgestuurd te hebben en dat eventuele onjuistheden de schuld waren van de aannemer. Echter, wij hebben de aannemer gevraagd naar de wijze waarop de offerte tot stand is gekomen. De aannemer deelde ons mede dat hij de offerte op basis van door verzekerde aangeleverde stukken/informatie had berekend en dat de aannemer niet voor een opname op schadelocatie is geweest.(…)
- Mede omdat wij op locatie geen sporen van de aanwezigheid van een goot (verkleuringen, schroefgaten, restanten etc.) aantroffen, confronteerden wij verzekerde hiermee, verzekerde gaf aan deze items al te hebben opgeruimd;
- Tijdens ons deskonderzoek hebben wij Streetsmart/Cyclomedia geraadpleegd en kwamen wij tot de conclusie dat op9 maart 2021(na de opgegeven schadedatum) de carport nog intact was. Ook was op deze foto en eerdere foto's zichtbaar dat er nooit een goot aan deze carport bevestigd heeft gezeten (zie onderstaande schermafbeelding).(…)
Resumé
De ingediende schadeclaim/offerte voor de carport komt naar onze mening niet overeen met de ter plaatse geconstateerde schade aan de carport. Voorts worden zaken geclaimd die niet aanwezig waren. De schadeclaim is naar onze mening derhalve zeer bovenmatig en onjuist.
Na verzekerde met bovenstaande te hebben geconfronteerd volhardde hij in diens claim en verwees hij naar de aannemer.
Omvang van de schade
Een deel van de polycarbonaten dakplaten van de carport zijn los/kapot gerukt en dienen vervangen te worden. Het totaal te vervangen oppervlak betreft circa 21 m2.
Schaderaming
Op basis van onze bevindingen hebben wij verzekerde een voorstel gedaan vanEUR 500,00 inclusief btwvoor het herstellen van de beschadigd geraakte dakplaten. Verzekerde ging hier niet mee akkoord.(…)Zoals reeds met u besproken zal door u CED Forensic worden ingeschakeld voor het instellen van een nader onderzoek.’
3.14
Zevenwouden heeft vervolgens een toedrachtsonderzoek laten uitvoeren door de heer [naam4] van CED Forensic (hierna: CED). [naam4] heeft op 18 november 2021 een gesprek met [appellant] gehad. Op 13 december 2021 heeft CED een rapport uitgebracht. In het rapport is ook een door [appellant] voor akkoord ondertekend verslag van dat gesprek opgenomen, waarin onder meer is vermeld:
‘(…)
V: Wat raakte er beschadigd aan de carport?
A: Het dak was kapot en de dakgoot was eraf. Het was een simpele dakgoot en het hele geheel lag eraf. Ik durf hier echter niets meer over te zeggen want de expert deed daar nogal moeilijk over.
V: Er waren dus dakgoten en hemelwaterafvoeren aanwezig bij de bestaande constructie?
A: Ja, er liep een horizontale dakgoot langs de hele voorkant en met een pijpje omlaag naar de grond. Dit zweefde er net boven. De dakgoot was geplaatst omdat het water de carport in waaide.
V: Kunt u mij uitleggen waar de dakgoot zich bevond op onderstaande foto's?
(…)A. Van links naar rechts over gehele breedte. Ik had beter de dakgoot ook kunnen vastleggen want dit had me een hoop gezeik bespaard.
(…)
V: Het kan best zo zijn dat de verzekeraar akkoord gaat zonder een expert te sturen. Het lijkt er wel op dat u de heer [naam5] verkeerd geïnstrueerd heeft.
A. Dat is niet zo maar voor € 500 mocht een ander het gaan doen. Voor dat geld kan hij er geen dak op zetten.
(…)V: Begrijpt u wel dat het niet alleen de dakplaten zijn maar ook nog andere zaken?
A: De omschrijving qua aantal m2 klopt inderdaad niet maar zoals sloopwerkzaamheden daar kan ik niets over zeggen. Als hij zegt dat het dit kost dan geloof ik hem, ook al klinkt het best als veel geld.
V: Wat moet er dan gesloopt worden? De houten constructie daar is niets mis mee.
A: Dat moet u aan hem vragen.
(…)V: Maar er staat heel veel op de offerte wat niet van toepassing is. Als er wordt gekeken naar de beschadigde oppervlakte (21 m2) dan is dit € 500. Waarom ging u daarmee niet akkoord?
A: Hij is niet gekomen met een voorstel van € 500,-. Ik heb dus niet eens de kans gehad om daarop te reageren of te onderhandelen over het schadebedrag. Die expert zei dat hij mijn opgaaf van reden wat te makkelijk vond.
(…)Weet u zeker dat de dakgoot erop zat?
A: Ja
V: Hoe weet u dat zo zeker?
A: Omdat ik deze er zelf op heb gezet.
V: Wanneer is dit geweest?
A: In de winter van 2019. Zoals ik al zei waaide het regenwater er naar binnen.
(…)V: Het feit blijkt dat er een offerte is gekomen van bijna € 4500 voor alleen een paar dakplaten van polycarbonaat voor een beschadigd gedeelte van 21 m2. Ligt dit dan alleen bij de heer [naam5] volgens u?
A: Hij heeft fouten gemaakt en ik heb hem geen instructies gegeven over wat er moet gebeuren. Vraag het maar na bij hem.
V: Maar u vraagt toch aan hem om een offerte te maken en u bent toch de opdrachtgever die hem instructies geeft over wat er moet gebeuren?
A: Hij is hier zelf geweest om het op te nemen.
V: Ik vind het wat te gemakkelijk om de heer [naam5] dan maar de schuld te geven. Wilt u nog iets kwijt aan mij?A: Nee, belt u de heer [naam5] maar. Hij gaf zelf al toe dat hij 40 m2 had moeten invoeren in plaats van 75 m2. (…)
Onder het kopje ‘Informatie bouwbedrijf [naam5] ’ is in het rapport onder meer vermeld:

Op 25 november 2021 had ik telefonisch contact met de heer [naam5] . Ik informeerde naar de gang van zaken over het aanleveren van informatie en het calculeren van de offerte. Hieruit kwam de volgende informatie:
* De heer [naam5] zou een ZZP’er gestuurd hebben om informatie te achterhalen voor een calculatie. Hij zou zelf niet op locatie zijn geweest en [appellant] niet hierover hebben gesproken.
* Deze ZZP’er zou [naam2] zijn, een vriend van verzekerde [appellant] .
* Aan de hand van de informatie van [naam2] maakte hij de calculatie op.
* De wanden en dakgoot zijn opgenomen in de begroting omdat hiervoor maatvoering werd aangeleverd.
* Volgens hem zou de daadwerkelijke schade aan het dak € 1.000,- zijn maar maakte hij geen offerte voor alleen de verzekerde schade. Er werden ook dakgoten, houtconstructie en zijwanden meegenomen.
* Het aanzienlijke aantal dakplaten kon hij niet verklaren. Hiervoor moest hij de offerte en het WhatsAppbericht zien
* De heer [naam5] was, naar eigen zeggen, te goeder trouw en maakte een offerte aan de hand van de aangeleverde maten.’
[naam4] heeft [naam5] per e-mail een aantal aanvullende vragen gesteld, die [naam5] ook per e-mail heeft beantwoord.

Waarom wordt er ook 75 m2 berekend?
Ik heb naar mijn begroting gekeken, en ik zie dat ik de dakplaten dubbel heb berekend. Daarom de 84 m2 (afgerond naar boven). Waarom ik ook 75 m2 heb berekend weet ik niet. Dit is een fout, maar ik kan niet meer achterhalen hoe dit erin is gekomen. Ik heb deze begroting vlak voor de bouwvak gemaakt, ik had het toen hartstikke druk en heb meerdere begrotingen de deur uit gedaan dus wellicht heb ik dingen door elkaar gehaald.(…)
Onder het kopje ‘Resumé’ is in het rapport onder meer vermeld:

Gebleken is dat de calculatie in de offerte niet overeenkomt met de daadwerkelijke schade aan de carport. In de offerte zijn zaken opgenomen die niet beschadigd waren en nimmer aanwezig. Ondanks dit diende verzekerde toch de volledige offerte in zonder specifiek te benoemen dat er zaken gesplitst moeten worden daar niet alles in relatie staat tot de stormschade of zelfs helemaal niet beschadigd raakten.
De schadedatum was volgens verzekerde niet 7 februari maar 14 maart 2021.
Er raakte 21 m2 aan dakplaten beschadigd als gevolg van de stormschade. De expert nam alleen dit op in de schadevaststelling. De carport had een totale oppervlakte van ca. 42 m2. Er werd echter 84 m2 aan dakplaten in de offerte meegenomen. Volgens verzekerde was dit een typefout van [naam5] . Volgens [naam5] heeft hij het aantal dakplaten per abuis dubbel ingevoerd. De opgenomen 75 m2 kon hij niet verklaren.
Ook werden er dakgoten/afvoeren geclaimd die klaarblijkelijk, volgens een Cyclomedia-opname van vier dagen voor de schade, nimmer aanwezig was. Er werden ook geen schroefgaten/kleurverschillen ontdekt. Daarnaast is er ook ‘hout constructies’ geclaimd (á € 309,-), ‘stut- en sloopwerken’ (á € 1.009,-) en ‘dakplaten’ (á € 1.100,-) die niet in relatie bleken te staan met voornoemde schade. Eveneens is het niet uit te sluiten dat ‘zijwanden Zweeds rabat’ op de offerte anders zijn benoemd zodat het mogelijk onder het stormschade-evenement zou vallen.
Verzekerde ontkent bovenstaand onterecht geclaimd te hebben als hij met diverse tegenstrijdigheden wordt geconfronteerd en verklaart de offerte niet goed bekeken te hebben. Verzekerde werd echter door zijn tussenpersoon en door de expert gewezen op een te hoog offertebedrag.Het is echter niet uit te sluiten dat hij trachtte, al dan niet met een bewust oogmerk, zichzelf financieel te bevoordelen door ca. € 3.500,- meerschade te claimen.’
3.15
Zevenwouden heeft in een brief van 30 december 2021 aan [appellant] medegedeeld dat haar voorlopige conclusie is dat sprake is van fraude – te weten majoreren: meer schade claimen dan feitelijk aan schade is geleden – en dat zij om die reden de schadeclaim van [appellant] zal afwijzen, de polissen van [appellant] bij Zevenwouden zal opzeggen, aangifte zal doen bij de politie van fraude, de persoonsgegevens van [appellant] zal laten opnemen in het Extern Verwijzingsregister (EVR-register) voor de duur van 5 jaar en aanspraak maakt op vergoeding van onderzoekskosten. Na een briefwisseling met de advocaat van [appellant] heeft Zevenwouden in een brief van 17 februari 2021 aan [appellant] medegedeeld dat zij geen aanleiding ziet om terug te komen op haar voornemen, zoals beschreven in de brief van 30 december 2021.
3.16
Zevenwouden heeft de woonhuisverzekering van [appellant] per 3 maart 2022 opgezegd. Zijn andere verzekeringen bij Zevenwouden zijn opgezegd per 1 juni 2022. De persoonsgegevens van [appellant] zijn opgenomen in het EVR voor de duur van 5 jaren. Zevenwouden heeft geen strafrechtelijke aangifte tegen [appellant] gedaan. Zij heeft de kosten van Crawford (€ 1.181,56) en CED (€ 3.018,32) bij [appellant] in rekening gebracht.

4.4. De beoordeling van het geschil[appellant] heeft geen spoedeisend belang meer bij een van zijn vorderingen4.1 [appellant] heeft niet alleen gevorderd dat zijn registratie in het EVR ongedaan wordt gemaakt, maar ook dat het Zevenwouden wordt verboden om strafrechtelijke aangifte tegen hem te doen. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de advocaat van Zevenwouden verklaard dat Zevenwouden geen strafrechtelijke aangifte zal doen tegen [appellant] . Daarmee vervalt het (spoedeisend) belang van [appellant] bij deze vordering. Bij de andere door hen ingestelde (al dan niet reconventionele) vorderingen hebben partijen nog steeds een spoedeisend belang.

Het is voldoende aannemelijk dat [appellant] het opzet had Zevenwouden te misleiden4.2 Op grond van artikel 7:941 BW rust op de verzekeringnemer een mededelingsplicht in verband met het recht op uitkering nadat de verzekeringsovereenkomst is aangegaan en het verzekerde risico zich heeft verwezenlijkt. In artikel 7:941 lid 2 BW is de verplichting van de verzekeringnemer vastgelegd om de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verstrekken die voor de verzekeraar van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen. In artikel 7:941 lid 5 BW is bepaald dat de uitkeringsplicht van de verzekeraar vervalt indien de verzekeringnemer de mededelingsplicht van lid 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden. Van dat opzet is sprake indien de verzekeringnemer zijn mededelingsplicht heeft geschonden met de bedoeling de verzekeraar te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die hij zonder die schending niet zou hebben verstrekt. [1] 4.3 [appellant] heeft het opzet gehad om Zevenwouden te misleiden indien hij Zevenwouden onjuiste informatie heeft verstrekt met de bedoeling een uitkering van Zevenwouden te verkrijgen die hij niet zou hebben gekregen indien hij die informatie niet zou hebben verstrekt. Het gaat daarbij, anders dan [appellant] meent, om de bedoeling van [appellant] zelf, niet om de vraag of [appellant] die bedoeling, gelet op wat Zevenwouden op grond van eigen onderzoek wist, ook daadwerkelijk had kunnen realiseren. Dat het Zevenwouden op grond van eigen onderzoek (op enig moment) duidelijk werd dat [appellant] ten onrechte de kosten van de dakgoot claimde, staat dan ook niet in de weg aan de conclusie dat [appellant] het opzet had om Zevenwouden te misleiden. Daaraan staat, anders dan [appellant] meent, ook niet in de weg dat de uitkering bij [naam2] terecht zou komen. Daargelaten of Zevenwouden de uitkering wel of niet rechtstreeks aan [naam2] of [naam5] zou uitbetalen - volgens Zevenwouden zou aan [appellant] betaald zijn -, zou [appellant] ook als het bedrag aan [naam5] of [naam2] zou zijn uitgekeerd wel bevoordeeld zijn door de uitkering. HHij zou in dat geval immers niet hoeven te betalen voor het aanbrengen van een goot op zijn carport, terwijl hij indien hij de juiste informatie zou hebben verstrekt, de kosten van het aanbrengen van de goot zelf zou hebben moeten betalen, of - indien hij daartoe niet bereid was - een carport met een nieuw dak maar zonder dakgoot zou hebben gekregen.
4.4
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de carport bij de woning geen dakgoot had. Toch heeft [appellant] een schadeclaim bij Zevenwouden ingediend, die onder meer de kosten van herstel van de (dus niet aanwezige) dakgoot bevatte. In de door hem ingediende definitieve offerte van [naam5] waren deze kosten begrepen.
4.5
In een door [appellant] overgelegde schriftelijke verklaring van [naam2] heeft [naam2] geschreven dat bij het opnemen van de schade door [naam2] de dakgoot al ter sprake was gekomen, dat [appellant] vertelde dat er geen dakgoot aanwezig was, maar dat hij, [naam2] , aangaf dat ‘die er technisch wel aan hoorde’. Om die reden heeft hij de dakgoot wel in de eerste offerte opgenomen. Volgens [naam2] is die offerte op het punt van de zijwanden gewijzigd, maar heeft hij niet van [appellant] begrepen dat de dakgoot er niet op moest. Die is dan ook gehandhaafd in de definitieve offerte, aldus – nog steeds – [naam2] in zijn schriftelijke verklaring.
Uit deze verklaring volgt dat de kwestie van de dakgoot tussen [appellant] en [naam2] besproken is. Het is in dat licht bezien niet aannemelijk dat het [appellant] niet is opgevallen dat de kosten van de dakgoot toch in de eerste offerte verwerkt waren, ook omdat deze post afzonderlijk is vermeld in de offerte en het [appellant] wel is opgevallen dat de rabatdelen ten onrechte in die offerte waren meegenomen. Indien [appellant] , zoals hij stelt maar [naam2] niet bevestigt, in het gesprek met [naam2] naar aanleiding van de eerste offerte heeft aangegeven dat de dakgoot ten onrechte was meegenomen in de eerste offerte, is het niet aannemelijk dat het hem niet is opgevallen dat deze kosten nog steeds – als aparte post en zelfs voor een hoger bedrag dan in de eerste offerte – in de definitieve offerte waren meegenomen. In de offerte van [naam5] is bovendien vermeld: ‘
De offerte is op basis van door u aangeleverde stukken.
4.6
Toen [appellant] in het telefoongesprek met [naam3] expliciet werd bevraagd op de dakgoot, gaf hij aan dat er wel een dakgoot aanwezig was geweest. Het was [appellant] toen duidelijk dat de informatie die hij gaf niet juist was. In dat telefoongesprek loog hij dus over de aanwezigheid van de dakgoot. In het daaropvolgende gesprek met [naam4] ging [appellant] door met deze – zoals hij dat zelf omschrijft – ‘jokkerij’, door te vertellen dat hij zeker wist dat er een dakgoot aanwezig was, omdat hij de dakgoot zelf had aangebracht en door details te verzinnen over de exacte plaats en afmetingen van de dakgoot en over het tijdstip van het aanbrengen daarvan. De stelling van [appellant] dat hij heeft gelogen om [naam2] en [naam5] uit de wind te houden, acht het hof, gelet op de laatste passage uit het hiervoor in 3.14 geciteerde verslag, niet aannemelijk. Bovendien ontneemt dit niet het laakbare karakter aan de leugenachtige verklaringen. [appellant] heeft daarmee driemaal onjuiste informatie verstrekt aan (hulppersonen van) Zevenwouden over de dakgoot.
4.7
Gelet op wat hiervoor is overwogen vindt het hof het voorshands voldoende aannemelijk dat [appellant] ook bij het indienen van de offerte al opzettelijk onjuiste informatie aan Zevenwouden heeft verstrekt over de omvang van de schade. Dat hij in de gesprekken met [naam3] en [naam4] ook opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt is evident.
4.8
De offerte was bedoeld om de omvang van de schadeclaim van [appellant] te onderbouwen. Door een offerte in te dienen waarin opzettelijk ten onrechte ook kosten zijn opgenomen voor het aanbrengen van een dakgoot, en door deze kostenpost tegen beter weten in te handhaven toen daar kritische vragen bij werden gesteld, heeft [appellant] Zevenwouden geprobeerd te bewegen een uitkering te verstrekken die zij zonder deze informatie, dus op basis van een offerte zonder de kosten van het aanbrengen van een dakgoot, niet zou hebben verstrekt. Het hof vindt dan ook voorshands dat Zevenwouden zich terecht op artikel 7:941 lid 5 BW heeft beroepen en dat [appellant] Zevenwouden op het punt van het claimen van de kosten van de dakgoot heeft misleid [2] .
4.9
Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven of ook ten aanzien van andere onterecht, of ten minste discutabele, posten uit de offerte - bijvoorbeeld het aantal dakplaten en de sloopkosten - sprake is van misleiding.
Zevenwouden kan zich op artikel 1 onder c van haar polisvoorwaarden beroepen4.10 In artikel 1 onder c van de polisvoorwaarden is bepaald welke bevoegdheden Zevenwouden heeft wanneer de verzekeringnemer fraude pleegt. Van fraude is volgens deze bepaling sprake wanneer sprake is van bedrog door de verzekeringnemer met de bedoeling zichzelf of een ander voordeel te bezorgen. Deze definitie is in overeenstemming met het begrip ‘opzet de verzekeraar te misleiden’ van artikel 7:941 lid 5 BW. Die bepaling is overigens van dwingend recht (artikel 7:943 lid 1 BW), zodat deze overeenstemming ook voor de hand ligt. Gelet op wat hiervoor is overwogen over de toepasselijkheid van artikel 7:941 lid 5 BW op het handelen van [appellant] , heeft [appellant] ook fraude gepleegd in de zin van artikel 1 onder c van de polisvoorwaarden.
4.11
[appellant] heeft aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Zevenwouden zich op deze bepaling beroept, omdat de gevolgen van dit beroep draconisch zijn voor hem. Door dit beroep wordt het voor hem onmogelijk om nieuwe verzekeringen, financieringen of een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) te krijgen. Deze gevolgen staan niet in verhouding tot het hem verweten handelen. Volgens [appellant] heeft hij te goeder trouw gehandeld. Hij heeft nooit de wetenschap, laat staan de intentie gehad om Zevenwouden te misleiden.
4.12
Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [appellant] juist wel de bedoeling heeft gehad om Zevenwouden te misleiden. Voor zover het beroep van [appellant] op de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid erop is gebaseerd dat hij Zevenwouden niet heeft geprobeerd te misleiden, is het op een onjuiste grondslag gebaseerd.
4.13
[appellant] voert verder nog aan dat de beslissing van Zevenwouden om de haar in artikel 1 onder c van de polisvoorwaarden gegeven bevoegdheden uit te oefenen hem onevenredig hard treft. Hij is niet langer verzekerd. Dat kan ertoe leiden dat hij zou moeten uittreden uit de maatschap van veeartsen waar hij nu deel van uitmaakt. Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. Allereerst is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat het woonhuis van [appellant] - weliswaar tegen een aanzienlijk hogere premie - verzekerd is. Bovendien is hij voor beroepsaansprakelijkheid gedekt onder de polis van de maatschap. [appellant] heeft weliswaar gesteld dat deze maatschap wordt geherstructureerd en in dat verband zal worden ondergebracht in een besloten vennootschap, maar hij heeft slechts gesuggereerd, zonder dat te onderbouwen, dat hij in dat geval niet langer verzekerd zal zijn voor het risico van beroepsaansprakelijkheid. Hij heeft zijn stelling op dit punt niet aannemelijk gemaakt. Dat hem het leven en werken feitelijk onmogelijk wordt gemaakt, heeft [appellant] dan ook niet aannemelijk gemaakt. In dit verband gaat [appellant] ’s vergelijking met de situatie waarin men de toegang tot een bankrekening zelfs na het plegen van fraude niet mag worden ontzegd - omdat anders feitelijk geen deelname meer mogelijk is aan de samenleving - dan ook niet op. Dat [appellant] feitelijk niet meer zou kunnen deelnemen aan de samenleving is immers niet aan de orde, althans niet aannemelijk geworden; hij dient eenvoudigweg de (normaal gesproken verzekerde) risico’s in leven en werk nu als gevolg van zijn handelen (tijdelijk) zelf te dragen. Van een onjuiste belangenafweging door Zevenwouden is naar het voorlopig oordeel van het hof (ook) in zoverre geen sprake
geweest.
4.14
Afgezien van wat hiervoor is overwogen, lijkt [appellant] niet (voldoende) in te zien dat de door hem gesignaleerde nadelige gevolgen het gevolg zijn van de verzekeringsfraude. Vanwege het karakter van de verzekeringsovereenkomst heeft een verzekeraar er groot belang bij dat hij zijn verzekeringnemers kan vertrouwen. [appellant] heeft er nu juist duidelijk blijk van gegeven dat hij (in elk geval niet onder alle omstandigheden) een betrouwbare verzekeringnemer is. Dat Zevenwouden geen zaken meer met hem wil doen en andere verzekeraars ook huiverig zullen zijn om met hem in zee te gaan, heeft hij aan zichzelf te wijten [3] .
4.15
De vraag wat dat betekent voor de registratie in het EVR zal het hof hierna beantwoorden.
[appellant] is terecht geregistreerd in het EVR4.16 De gegevens van [appellant] zijn geregistreerd in het Incidentenregister van Zevenwouden en het daaraan gekoppelde EVR. [appellant] vordert de verwijdering van zijn gegevens uit het EVR, maar het hof gaat ervan uit dat de vordering, gelet op deze koppeling, ook ziet op het Incidentenregister.
4.17
Zevenwouden dient zich bij opname van de gegevens van [appellant] in het Incidentenregister en in het EVR te houden aan het Protocol Incidentenwaarschuwings-systeem Financiële Instellingen 2021 (PIFI), dat door de Autoriteit Persoonsgegevens is goedgekeurd. De opname betreft een verwerking van persoonsgegevens, zodat voldaan moet worden aan de eisen van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Dat betekent dat de verwerking gebaseerd moet zijn op één van de grondslagen van artikel 6 AVG. In de toelichting op het PIFI is aangegeven dat de verwerkingsgrond die van artikel 6 lid 1 onder f AVG is: ‘de verwerking is noodzakelijk voor de gerechtvaardigde belangen van de verwerkingsverantwoordelijke’. Indien deze grondslag zich voordoet, is dat op zich nog niet voldoende, maar moet worden getoetst aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De toelichting op het PIFI vermeldt daarover onder meer (p. 42):

Het beginsel van proportionaliteit noopt tot een zorgvuldige afweging tussen de diverse belangen. Het subsidiariteitsbeginsel betekent dat de Persoonsgegevens in redelijkheid niet op een andere, voor de bij de Verwerking van Persoonsgegevens Betrokkene minder inbreukmakende wijze kunnen worden verwerkt. Relevante belangen voor het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel in deze (kunnen) onder andere zijn: de instandhouding en werking van (de doelstellingen) van het Waarschuwingssysteem; de aard van het gewraakte gedrag in het licht van de doelstellingen van het Protocol (Arrest HR Santander [4] ); de (potentiële) impact van het gewraakte gedrag; en de persoon van de Betrokkene. Ook ten aanzien van de duur moet worden getoetst of het belang van opname prevaleert boven de mogelijke nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn Persoonsgegevens. De aard van de Incidenten rechtvaardigt in beginsel een opnameduur van 8 jaar in het EVR. Van deze termijn kan worden afgeweken in bijzondere omstandigheden, die door de Deelnemer worden beoordeeld.’
4.18
Het hof vindt het voorshands aannemelijk dat de opname van de gegevens van [appellant] (in het Incidentenregister en) het EVR voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Het doel van opname in het Incidentenregister en het EVR is het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële sector, waaronder het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van financiële producten en/of pogingen tot strafbare of laakbare gedragingen (vgl. art. 4.1.1 PIFI). [appellant] heeft niet gemotiveerd bestreden dat de registratie van personen die verzekeringsfraude hebben gepleegd bijdraagt aan dit doel. Dat [appellant] fraude heeft gepleegd, is voldoende aannemelijk, gelet op wat hiervoor is overwogen. De fraude bestaat bovendien niet uit een min of meer onbezonnen actie, waarop [appellant] uit zichzelf is teruggekomen, maar op een herhaald en tegen beter weten in verstrekken van onjuiste informatie. De feiten en omstandigheden waarin de fraude bestaat zouden op zichzelf een bewezenverklaring van poging tot oplichting (artikel 326 Sr) kunnen dragen. Het doel van opname van de gegevens kan ook niet met een minder vergaand middel worden bereikt. Gelet op de aard en de ernst van het handelen van [appellant] wegen de onmiskenbare nadelige gevolgen van de opname in het EVR, naar voorlopig oordeel van het hof, niet op tegen het belang dat gemoeid is met opname van de gegevens van [appellant] in het Incidentenregister. Het hof vindt het dan ook niet aannemelijk dat een bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de opname ongerechtvaardigd is.
4.19
Zoals volgt uit de aangehaalde toelichting op het PIFI is een registratie voor de duur van 8 jaar het uitgangspunt. Zevenwouden heeft [appellant] voor de duur van vijf jaren geregistreerd. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op een door haar gehanteerde matrix. In deze matrix wordt rekening gehouden met een aantal factoren (de omvang van de mogelijke schade, de aard van het gedrag van de betrokkene, verzwarende en verlichtende omstandigheden). Die omstandigheden tezamen bepalen de duur van de registratie.
4.2
De matrix is inderdaad niet opgenomen in het PIFI, maar dat betekent anders dan [appellant] meent niet dat Zevenwouden die niet zou mogen hanteren. Met het hanteren van de matrix geeft Zevenwouden invulling aan het door haar ook bij het bepalen van de duur van de registratie in acht te nemen beginsel van de proportionaliteit. [appellant] heeft ook niet gesteld dat de wijze waarop Zevenwouden dat met de matrix heeft gedaan onjuist of onredelijk is en ook niet dat daarmee geen recht wordt gedaan aan het beginsel van de proportionaliteit. Ook heeft hij niet onderbouwd dat Zevenwouden de eigen matrix onjuist heeft toegepast. Er is discussie mogelijk over het door Zevenwouden in aanmerking genomen bedrag van de mogelijke schade. Wanneer alleen rekening wordt gehouden met de dakgoten zou toepassing van de matrix resulteren in een registratie van drie jaren. Maar Zevenwouden heeft erop gewezen dat de offerte niet alleen op het punt van de dakgoten onjuist was, maar ook andere dubieuze posten bevatte (zoals het sloopwerk en de oppervlakte van de dakplaten). Gelet hierop is onvoldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden beslist dat bij toepassing van de matrix een registratie van drie jaren op zijn plaats is.
4.21
De conclusie is dat de vordering van [appellant] tot verwijdering van zijn gegevens uit het EVR, dan wel tot beperking van de duur van de registratie, in dit kort geding niet toewijsbaar is [5] .
De vordering van Zevenwouden tot betaling van de gemaakte onderzoekskosten is toewijsbaar4.22 De voorzieningenrechter heeft de (reconventionele) vordering van Zevenwouden tot vergoeding van de gemaakte onderzoekskosten toegewezen. [appellant] meent dat de vordering ten onrechte is toegewezen, kort gezegd, omdat geen sprake is van fraude. Hiervoor heeft het hof overwogen dat voldoende aannemelijk is dat daarvan wel sprake is. Het (enige) bezwaar van [appellant] tegen de toewijzing van deze vordering gaat dan ook niet op [6] .
Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigen en [appellant] veroordelen in de proceskosten4.23 De vorderingen van [appellant] zijn dus niet toewijsbaar. Er kan in deze procedure in kort geding van worden uitgegaan dat Zevenwouden de verzekeringsovereenkomst met [appellant] terecht heeft opgezegd (zie ook artikel 1 onder c van de algemene voorwaarden) en hem terecht heeft geregistreerd in (het Incidentenregister en) het EVR. Bij zijn vordering om Zevenwouden te verbieden aangifte tegen hem te doen, heeft [appellant] geen belang meer. De vordering van Zevenwouden is juist wel toewijsbaar. De bezwaren van [appellant] tegen het vonnis van de voorzieningenrechter falen daarom.
4.24
Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter daarom bekrachtigen. [appellant] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep bij het hof (salaris advocaat: 2 punten, tarief II).

5.5. De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter te Leeuwarden van 20 april 2022 (hersteld op 15 juni 2022) in het geschil tussen partijen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure bij het hof en stelt deze kosten vast op
€ 783,- wegens griffiegeld en op € 2.366,- voor salaris van de advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. H. de Hek, M. Aksu en M.M. Lorist en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2023 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:311.
2.De grieven 1 t/m 3 van [appellant] falen.
3.Grief 4 faalt.
4.HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720 (toevoeging hof aan het citaat).
5.Grief 5 faalt.
6.Grief 6 faalt.