ECLI:NL:HR:2009:BH4720
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Herroeping van een beschikking wegens bedrog in een civiele procedure met betrekking tot strafrechtelijke persoonsgegevens
In deze zaak hebben verzoekers tot cassatie, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verzoek ingediend bij de rechtbank Amsterdam om hun gegevens uit het incidentenregister van ING Bank N.V. te verwijderen. Dit verzoek werd toegewezen door de rechtbank op 10 januari 2005, maar ING ging in hoger beroep. Het gerechtshof te Amsterdam bekrachtigde de beschikking van de rechtbank op 12 januari 2006. ING verzocht vervolgens om herroeping van deze beschikking op basis van bedrog, wat leidde tot een heropening van de zaak. Het hof oordeelde op 21 december 2006 dat er gegronde redenen waren voor herroeping, en op 29 november 2007 werd de eerdere beschikking vernietigd en het verzoek van de verzoekers afgewezen. Verzoekers gingen in cassatie tegen deze beslissing van het hof.
De Hoge Raad heeft op 29 mei 2009 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak. De kern van de zaak draaide om de vraag of de opname van strafrechtelijke persoonsgegevens in het incidentenregister van ING rechtmatig was. De Hoge Raad oordeelde dat de feiten en omstandigheden die aan de opname ten grondslag lagen, een zwaardere verdenking opleverden dan een redelijk vermoeden van schuld aan valsheid in geschrift en oplichting. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van de verzoekers en oordeelde dat de eerdere beslissingen van het hof niet in strijd waren met de wet. Tevens werd ING in de kosten van het geding veroordeeld.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de verwerking van strafrechtelijke persoonsgegevens in registers en de vereisten die daaraan gesteld worden, met name in het kader van de Wet bescherming persoonsgegevens. De Hoge Raad benadrukte dat voor de opname van dergelijke gegevens geen veroordeling door de strafrechter vereist is, maar dat de gegevens wel voldoende concreet moeten zijn en een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld moeten opleveren.