In deze ontnemingszaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 februari 2023 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van € 321.209,-. De zaak betreft een rechtspersoon, Verdacht B.V., die is veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder valsheid in geschrift en overtredingen van de Ontgrondingenwet. De rechtbank Overijssel had eerder op 21 februari 2022 een vonnis gewezen, waartegen hoger beroep is ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft genoten door schelpen te winnen zonder vergunning in de periode van 2011 tot en met 2013, en door valsheid in geschrift in de periode van 2014. De advocaat-generaal heeft een vordering ingediend tot schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel en oplegging van een betalingsverplichting aan de Staat. De verdediging heeft betoogd dat er geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel en dat de berekeningen van het openbaar ministerie onjuist zijn. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gedeeltelijk toegewezen, maar heeft de betalingsverplichting verlaagd tot € 290.000,- vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bevestigd en geoordeeld dat de ontnemingsvordering kan worden ingediend, ondanks de mogelijkheid van een privaatrechtelijke vordering door Rijkswaterstaat. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt.