ECLI:NL:GHARL:2023:10547

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
200.320.411
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door brandstichting door dierenactivist

In deze zaak heeft [appellant], een dierenactivist, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, waarin hij aansprakelijk werd gesteld voor schade veroorzaakt door brandstichting op het terrein van Duck-To. De brand vond plaats in de nacht van 27 op 28 mei 2020, waarbij aanzienlijke schade aan opstallen, inventaris en voertuigen is ontstaan. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] onrechtmatig had gehandeld en hem veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 118.787,90, vermeerderd met wettelijke rente en kosten. In hoger beroep heeft [appellant] zijn bezwaren tegen de schadevergoeding en de afwijzing van zijn verzoek tot matiging van de schadevergoeding herhaald. Het hof heeft vastgesteld dat de bezwaren van [appellant] geen doel treffen, aangezien hij geen nieuwe argumenten heeft aangedragen en de rechtbank voldoende bewijs heeft geleverd voor de toegewezen schadeposten. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en veroordeelt [appellant] in de proceskosten van Duck-To. De beslissing van het hof is gebaseerd op de uitvoerige documentatie in het procesdossier, waaronder expertiserapporten en bewijsstukken die de schade onderbouwen. Het hof oordeelt dat de argumenten van [appellant] niet voldoende zijn om de beslissing van de rechtbank te herzien, en dat er geen aanleiding is voor matiging van de schadevergoeding, gezien de opzettelijke aard van de brandstichting.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.320.411
zaaknummer rechtbank 389108
arrest van 12 december 2023
in de zaak van
[appellant]
die woont in [woonplaats1] ,
die hoger beroep heeft ingesteld
en bij de rechtbank optrad als gedaagde,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. M.P. Harten
tegen
Duck-To-Holding B.V.en
Tomasssen Duck-To B.V.,
die zijn gevestigd in Ermelo,
en bij de rechtbank optraden als eiseressen,
hierna gezamenlijk: Duck-To en voor zich als Duck-To Holding en Tomassen,
advocaat: mr. G.S. Jongstra.

1.De procedure in hoger beroep

1.1.
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem van 27 juli 2022. [1] Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit het tussenarrest van 8 augustus 2023. Daarna heeft op 17 november 2023 de mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan een verslag (proces-verbaal) is gemaakt.
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof uitspraak (arrest) bepaald.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[appellant] is een dierenactivist. Hij heeft in de nacht van 27 op 28 mei 2020 brand gesticht op het bedrijfsterrein van Duck-To. [appellant] is door de strafrechter veroordeeld tot een vrijheidsstraf die hij inmiddels heeft uitgezeten. Door de brand is grote schade ontstaan aan de opstallen, inventaris en voertuigen die zich op het bedrijfsterrein bevonden. Een deel van die schade is door verzekeraars van Duck-To vergoed. Voor het onverzekerde deel van de schade heeft Duck-To [appellant] aansprakelijk gesteld.
2.2.
De rechtbank heeft voor recht verklaard dat [appellant] jegens Duck-To door de brandstichting onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor alle door Duck-To geleden schade. De rechtbank heeft enkele van de gevorderde schadeposten afgewezen maar het merendeel toegewezen. Het verzoek van [appellant] om de schadevergoeding te matigen is afgewezen. [appellant] is veroordeeld om aan Duck-To aan totale schadevergoeding te betalen van € 118.787,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook is hij veroordeeld om buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten aan Duck-To te betalen.

3.Het oordeel van het hof

De beslissing in het kort
3.1.
Het hof zal beslissen dat de bezwaren van [appellant] tegen het vonnis geen doel treffen. Dat betekent dat de door de rechtbank aan Duck-To toegewezen bedragen door [appellant] verschuldigd blijven. [appellant] zal daarom in de proceskosten van het hoger beroep worden veroordeeld. Deze beslissing wordt hierna uitgelegd.
De motivering van de beslissing
3.2.
De bezwaren (grieven) van [appellant] zien uitsluitend op de door de rechtbank toegewezen schadevergoeding en de door hem gevraagde matiging. Tegen de door de rechtbank vastgestelde feiten heeft [appellant] geen bezwaar gemaakt. [appellant] heeft op de mondelinge behandeling desgevraagd bevestigd dat zijn bezwaren niet zien op de beslissing dat hij aansprakelijk is voor de als gevolg van de brandstichting ontstane schade. Ook heeft hij gezegd dat hij in hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft. [appellant] verwijst naar dezelfde argumenten die hij in de procedure bij de rechtbank heeft aangevoerd. Daaruit volgt volgens hem dat Duck-To (deels) niet de eigenaar is van de beschadigde zaken. Ook is onvoldoende komen vast te staan dat door de brandstichting alle zaken waarvoor schadevergoeding wordt geclaimd daadwerkelijk schade hebben ondervonden. Het komt er dus op neer dat [appellant] het hof vraagt de beslissing van de rechtbank te heroverwegen.
3.3.
Het hof overweegt dat in het procesdossier zich uitvoerige documentatie bevindt, te weten meerdere expertiserapporten, inkoopfacturen van Duck-To, kentekenbewijzen, offertes, schadeopstellingen, foto’s en filmpjes van de brand(schade). De rechtbank heeft in het vonnis per schadepost verwezen naar de bewijsstukken waarop zij haar beslissing om schadevergoeding al dan niet toe te kennen baseert.
3.4.
De door de rechtbank toegewezen schadevergoeding waarover [appellant] klaagt ziet op de volgende posten:
 de schade aan twee opleggers,
 de wielontsmetting-installatie en de chassisopbouw van een andere oplegger,
 de opstal en inventaris,
 handlingskosten,
 kosten expertise,
 beveiligingskosten,
 buitengerechtelijke incassokosten.
3.5.
In de memorie van grieven wordt per post aangevoerd dat [appellant] het niet eens is met de beslissing van de rechtbank. In de memorie van antwoord wordt daarop gereageerd met een verwijzing naar de overwegingen in het vonnis en naar de vindplaatsen in het dossiers waaruit het ongelijk van [appellant] zou blijken. Op de mondelinge behandeling heeft [appellant] bij pleidooi volstaan met het opnieuw weergeven van de grieven en is hij niet
ingegaan op wat daarover bij memorie van antwoord is aangevoerd.
3.6.
Het hof verenigt zich met de motivering van de rechtbank die ziet op de toewijzing van de door [appellant] bestreden schadeposten. De overwegingen van de rechtbank onder 4.6. tot en met 4.26. en die onder 4.31. gelden als hier letterlijk herhaald en ingelast. Het hof ziet namelijk geen reden om over de beslissingen van de rechtbank over de schadevergoeding anders te denken. Specifiek overweegt het hof nog het volgende omdat in de memorie van grieven daarvan een punt lijkt te worden gemaakt. Door Duck-To is een akte van cessie van 17 maart 2021 overgelegd waarin haar dochtervennootschappen Tomassen Duck-To B.V. en Duck-To-Farm B.V. hun vorderingen op [appellant] overdragen aan Duck-To-Holding B.V. Voor zover [appellant] stelt dat de schade van Duck-To-Farm B.V. als gevolg van de brand in deze procedure niet kan worden gevorderd (omdat zij geen procespartij is) wordt dit argument weerlegd door de akte van cessie. Ook is door Duck-To bewezen dat de oplegger, gekentekend [kenteken1] , eigendom is van Tomassen nu dit volgt uit de bewijsstukken die de rechtbank in r.o. 4.7. heeft opgesomd. Datzelfde geldt voor de oplegger, gekentekend [kenteken2] , waarop de rechtbank in r.o. 4.9. ingaat. En voor de chassisopbouw blijkt de eigendom van Tomassen uit de stukken die de rechtbank in 4.15. noemt. Wat betreft het argument van [appellant] dat niet is aangetoond dat de holding of haar beide dochtervennootschappen rechthebbende is op de opstal en inventaris verwijst het hof net als de rechtbank (r.o. 4.17. en 4.18.) naar het groeidocument waarin de per post begrote bedragen zijn opgenomen en waar (mede) facturen en/of offertes aan ten grondslag liggen. Daaraan voegt het hof nog toe dat, gezien die bewijsstukken, [appellant] wel stelt dat de eigendom niet aan Duck-To toebehoort maar dat, in het licht van de uitvoerig onderbouwde en gedocumenteerde stellingen van Duck-To, deze niet inhoudelijke betwisting geen doel treft. Wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten overweegt het hof dat een “WIK-brief”/“Veertien-dagen-brief” niet noodzakelijk is nu [appellant] immers geen consument is.
3.7.
Over de matiging van de schadevergoeding wordt het volgende overwogen. Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft [appellant] nog aangevoerd, dat rekening moet worden gehouden met zijn zeer beperkte draagkracht (bijstandsuitkering) en dat hij sinds de brandstichting een veel hogere premie voor zijn autoverzekering moet betalen. Verder heeft hij gezegd dat bedrijven als Duck-To, die zich bezighouden met de slacht van dieren voor consumptie, ermee rekening moeten houden dat dierenactivisten brand stichten. Het hof is het eens met de beslissing van de rechtbank dat voor matiging geen plaats is en verenigt zich met de overwegingen (r.o. 4.28. tot en met 4.30.) uit het vonnis van de rechtbank die hier als letterlijk herhaald en ingelast moeten worden beschouwd. Overwogen wordt verder dat het hof niet onderschrijft dat brandstichting door dierenactivisten als een regulier bedrijfsrisico kan worden beschouwd. Dat [appellant] in financiële zin nadelige acties van de brandstichting ondervindt is een risico dat wèl voor zijn rekening komt nu er sprake is van opzettelijke brandstichting.
Conclusie
3.8.
Het vonnis van de rechtbank wordt bekrachtigd. Als in het ongelijk gestelde partij wordt [appellant] in de proceskosten van Duck-To veroordeeld.

4.De beslissing

Het hof:
4.1.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, van 27 juli 2022,
4.2.
veroordeelt [appellant] tot betaling van de volgende proceskosten van Duck-To:
€ 5.689,- aan griffierecht
€ 6.962,- aan salaris van de advocaat van Duck-To (2 procespunten x appeltarief V)
Dit arrest is gewezen door mrs. A.J.J. van Rijen, W.C. Haasnoot en A.G.J. van Wassenaer van Catwijck, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 december 2023.

Voetnoten

1.Rechtbank Gelderland 27 juli 2022, ECLI:NL:RBGEL:2022:3767