ECLI:NL:GHARL:2022:9955

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
200.310.675
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en transitievergoeding in arbeidsrechtelijke geschil tussen werkgever en werknemer

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschap Samson Urban Elements B.V. en haar werknemer, [verweerder], over de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet. De werknemer was sinds 2019 in dienst en had verschillende functies bekleed, laatstelijk als [functie2]. Het ontslag werd gegeven op 28 september 2021, na een reeks incidenten die de werkgever als dringende redenen aanmerkte. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet rechtsgeldig was en kende de werknemer een transitievergoeding en een billijke vergoeding toe. In hoger beroep bevestigde het hof dat er geen dringende reden voor ontslag was, maar matigde de billijke vergoeding tot € 15.000 en bevestigde de transitievergoeding van € 3.305,67. Het hof oordeelde dat de werknemer recht had op de vergoedingen, omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was gegeven. De werkgever had onvoldoende bewijs geleverd voor de dringende redenen die zij aanvoerde. Het hof oordeelde ook dat de werknemer geen ernstig verwijtbaar handelen had gepleegd, waardoor hij recht had op de transitievergoeding. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.310.675
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen 9538583 HA VERZ 21-62)
beschikking van 21 november 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Samson Urban Elements B.V.,
gevestigd te Zutphen,
verzoekster in (het principaal) hoger beroep,
verweerster in (het incidenteel) hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster, verzoekster in het tegenverzoek,
hierna: Samson,
advocaat: mr. C. Schimmel-Blom,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats1] ,
verweerder in (het principaal) hoger beroep,
verzoeker in (het incidenteel) hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker, verweerder in het tegenverzoek.
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. F. Wubbena.

1.1. De procedure bij de kantonrechter

Het verloop van de procedure bij de kantonrechter blijkt uit de beschikking van 17 februari 2022 van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, hierna aangeduid als de bestreden beschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het beroepschrift met producties 32 tot en met 35, binnengekomen bij de griffie van het hof op 16 mei 2022;
-het verweerschrift in hoger beroep tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken in hoger beroep met producties 1 en 2, binnengekomen bij de griffie van het hof op 12 juli 2022;
-het verweerschrift tevens houdende zelfstandige tegenverzoeken met producties 36 tot en met 41;
-de mondelinge behandeling op 5 oktober 2022 waarvan aantekeningen zijn gemaakt die aan partijen zijn toegezonden in de vorm van een proces-verbaal. De advocaten hebben de standpunten van partijen nader toegelicht en de advocaat van Samson heeft spreekaantekeningen overgelegd.
2.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof beschikking bepaald.
2.3.
In het door Samson ingestelde hoger beroep verzoekt zij de bestreden beschikking te vernietigen en heel kort samengevat:
de toegewezen verzoeken van [verweerder] (toekenning billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding en beslissing over de proceskosten) alsnog af te wijzen en de afgewezen verzoeken van Samson (boete wegens schending concurrentiebeding) alsnog toe te wijzen:
te bepalen dat wat Samson op grond van de bestreden beschikking heeft betaald, onverschuldigd is geschied, met veroordeling van [verweerder] tot terugbetaling daarvan met rente;
[verweerder] te veroordelen tot:
- afgifte van specifiek omschreven bedrijfseigendommen van Samson met een verklaring van [verweerder] over de volledigheid van de ingeleverde spullen op verbeurte van een dwangsom;
- betaling van een boete van € 2.500 wegens schending van het in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsbeding met rente;
- betaling van de werkelijke proceskosten van beide instanties ten bedrage van € 15.000, dan wel tot betaling van deze kosten volgens de daarvoor bestaande staffels.
Samson heeft dertien bezwaren aangevoerd, door haar aangeduid als grieven. Het hof zal deze terminologie hierna volgen.
2.4.
[verweerder] voert verweer en verzoekt de verzoeken van Samson af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen wat betreft de toegewezen verzoeken van [verweerder] en de afgewezen verzoeken van Samson en daarnaast de bestreden beschikking te vernietigen ter zake van de door de kantonrechter vastgestelde hoogte van de billijke vergoeding en de afwijzing van de vordering tot buitenwerkingstelling van het concurrentie- en relatiebeding en in plaats daarvan:
a. Samson te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 50.000 bruto met rente;
alsmede te bepalen:
primairdat Samson geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding omdat Samson ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en
subsidiairhet concurrentie- en relatiebeding te vernietigen, dan wel
meer subsidiairhet concurrentie- en relatiebeding te matigen dan wel te verkorten;
Samson te veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, inclusief de nakosten, te vermeerderen met rente.
2.5.
Samson voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van [verweerder] en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing daarvan met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten inclusief de nakosten.

3.Samenvatting van het geschil en de beslissingen

3.1.
In deze zaak gaat het in de kern om de vraag of Samson de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op 28 september 2021 wegens (een) terechte en juist medegedeelde dringende reden(en) heeft opgezegd. Voorts houdt partijen verdeeld of en zo ja op welke vergoedingen [verweerder] recht heeft indien deze vraag ontkennend beantwoord moet worden, of sprake is van overtreding van het geheimhoudingsbeding, wat de status is van het concurrentie- en relatiebeding, of [verweerder] nog meer spullen moet teruggeven aan Samson en wie de kosten van de procedures bij de kantonrechter en het hof moet betalen.
beslissing van de kantonrechter
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het gegeven ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is en heeft – voor zover nog van belang in hoger beroep – [verweerder] een transitievergoeding van € 3.305,67 bruto, een billijke vergoeding van € 20.000 bruto, en een vergoeding voor onregelmatige opzegging van € 5.727,65 bruto met 15% wettelijke verhoging toegekend, alle bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. De kantonrechter heeft partijen over en weer veroordeeld in de proceskosten.
beslissing van het hof
3.3.
Het hof is net als de kantonrechter van oordeel dat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag. Het hof is daarnaast van oordeel dat [verweerder] recht heeft op de aan hem toegekende transitievergoeding, een billijke vergoeding van € 15.000 bruto, de aan hem toegekende vergoeding voor onregelmatige opzegging, maar niet op de wettelijke verhoging over dit laatste bedrag. Van het verbeuren van een boete wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding is geen sprake, [verweerder] behoeft niet nog meer spullen terug te geven aan Samson en bij de verzoeken ten aanzien van het concurrentie- en relatiebeding heeft [verweerder] geen belang. Het hof zal de kosten van de procedure bij de kantonrechter vaststellen op €1114 in plaats van op nihil en zal partijen veroordelen tot betaling van de proceskosten in het door henzelf ingestelde hoger beroep.
3.4.
Hieronder legt het hof uit hoe het tot dit oordeel is gekomen.

4.De motivering van de beslissing van het hof

achtergrond van het geschil
4.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten die grotendeels zijn ontleend aan de bestreden beschikking (2.1. tot en met 2.10).
4.2.
Samson betreft een familiebedrijf dat bestaat sinds 1912. Zij wordt geleid door de heer [naam1] en mevrouw [naam2] , broer en zus. Samson exploiteert een onderneming op het gebied van stadsbeeldverfraaiing. Zij vertegenwoordigt toonaangevende internationale merken en brengt door haar zelf regionaal geproduceerde producten op de markt op het gebied van de inrichting van (semi)openbare ruimte, waaronder ook producten voor boomplant en boombescherming en turn-key kiosken.
4.3.
[verweerder] , geboren [in] 1975 (thans 47 jaar), is [in] 2019 in dienst van Samson getreden in de functie van [functie1] . Laatstelijk had hij de functie van [functie2] . Het salaris bedroeg laatstelijk bij een dienstverband van 40 uur per week € 4.821,25 bruto per maand exclusief vakantiegeld. Op de arbeidsovereenkomst was door incorporatie de CAO Technische Groothandel van toepassing. De opzegtermijn bedroeg een maand. In de arbeidsovereenkomst waren een concurrentie- en een relatiebeding opgenomen.
4.4.
In de arbeidsovereenkomst is onder meer bepaald:
“Artikel 9 Geheimhouding
De werknemer zal tegenover derden, daaronder begrepen personeel van Samson Urban Elements B.V., tijdens en na de dienstbetrekking bijzonderheden of informatie betreffende Samson Urban Elements B.V. en aan haar geliëerde ondernemingen geheimhouden, tenzij de directie anders instrueert of goedkeurt. Hieronder wordt tevens verstaan het kopiëren of ter inzage geven aan derden van klanten- en/of leveranciersgegevens, het kwaliteits- en procedurehandboek e.d.
(..)
Artikel 11 Boete
De werknemer is van rechtswege in gebreke door enkele overtreding of niet nakoming van het bepaalde in artikel 8 en 9 en de werknemer zal aan de betreffende hiervoor onder artikel 10 vermelde vennootschap een dadelijk opvorderbaar bedrag van € 2.500,--per overtreding verbeuren, benevens een bedrag van € 50,-- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt. De genoemde bedragen is de vergoeding van de alsdan door de betreffende vennootschap geleden en te lijden schade, welke schade door de werknemer wordt erkend, onverminderd het recht van de betreffende vennootschap van de werknemer volledige schadevergoeding te vorderen indien deze meer mocht belopen.”
4.5.
In een WhatsApp bericht van 20 juli 2021 heeft [verweerder] aan mevrouw [naam3] van het dameswielerteam NXTG (hierna: mevrouw [naam3] ) het volgende meegedeeld:
“Hey [naam3] ,
Zoals eerder besproken heb ik vorige week gesproken met [naam4] van Metaaltechniek Brummen over een eventuele sponsoring van NXTG Racing voor de komende drie jaren. Helaas kan ik je niets beloven of dit daadwerkelijk ook zal gebeuren. Dit heeft alles te maken met een eventuele overname van Samson Urban Elements B.V. Ik hou je op de hoogte.”
4.6.
[verweerder] heeft als ‘commercieel directeur’ van Samson op 21 juli 2021 een e-mail aan mevrouw [naam3] gestuurd met als inhoud: “Zoals beloofd de intentieverklaring.” De bij de e-mail gevoegde brief bevat de volgende tekst:

Geachte mevrouw [naam3] ,
Wij als Samson Urban Elements BV en Metaaltechniek Brummen hebben u eerder aangegeven de intentie te hebben om uw prachtige project NXTG Racing te willen sponsoren voor een bedrag van €100.000,00 per jaar met een duur van drie jaren en een eventuele verlenging van nog eens twee jaren. Omdat wij druk bezig zijn met een fusie van beide bedrijven en nog geen naam kunnen vrijgeven van onze nieuwe organisatie, kunnen wij op dit moment enkel een intentieverklaring voor het sponsoren van uw wielerploeg afgeven via deze wijze. Pas als ons bedrijf daadwerkelijk bestaat en de fusie tussen de twee bedrijven rond is, kunnen wij op naam en met de bijbehorende KVK en BTW gegevens een sponsorcontract ondertekenen. (…)
Wij – de heer [naam4] en ikzelf – vinden uw wijze van hoe uw wielerploeg beleid aansluiten op het waarde goed van ons toekomstige bedrijf. Om die reden vinden wij beide dat een sponsoring op zijn plaats is.
Graag spreek ik met u in een persoonlijk gesprek de verdere voorwaarde door op het moment dat wij ons nieuwe bedrijf hebben gestart. In alle waarschijnlijkheid zal dit de eerste week van september van dit jaar wezen.”
4.7.
Op 11 augustus 2021 heeft [verweerder] in privé tijd een ernstig fietsongeval gehad waarbij
zijn rechterarm op meerdere plaatsen is gebroken, zijn pols is ontwricht en hij interne
beschadigingen heeft opgelopen aan pezen en zenuwbanen. Hij werd dezelfde dag geopereerd en in zijn rechterarm zijn twee platen en tien schroeven aangebracht. De gecompliceerde breuk zorgde voor veel pijn en beperkingen. [verweerder] heeft zich per 11 augustus 2021 ziekgemeld.
4.8.
[verweerder] en zijn collega mevrouw [naam5] zijn rond de zomer van 2021 verliefd
op elkaar geworden. Op enig moment hebben zij besloten met elkaar een relatie aan te gaan en te gaan samenwonen. Op 22 augustus 2021 hebben zij gezamenlijk aan de heer en mevrouw [naam1 en 2] een e-mail gestuurd met onder meer als inhoud:
"
Vanwege het ziek zijn van [verweerder] willen wij jullie op deze wijze ervan op de hoogte stellen dat wij een liefdesrelatie hebben en samenwonen op [adres] te [woonplaats1] .
4.9.
In haar brief aan [verweerder] van 21 september 2021 heeft Samson [verweerder] op non-actief
gesteld waarbij zij — voor zover van belang — het volgende heeft meegedeeld:

Hierbij laten we jou weten, dat wij jou per direct op non-actief stellen en verzoeken jou niet langer contact te leggen en/of onderhouden met collega's, klanten en relaties anderszins.
Een veelvoud van verontrustende gebeurtenissen waarbij wij iedere keer met jou het gesprek zijn aangegaan en van jouw kant geen enkel inzicht valt te bespeuren hoe wij jouw handelen ervaren - door ofwel een ontkenning of juist geen reactie te verstrekken - liggen hieraan ten grondslag.
Het gaat dan niet alleen om het aanvankelijk verzwijgen van jouw affectieve relatie met een ondergeschikte ( [naam5] ), maar ook de wijze waarop jij met deze relatie bent omgegaan. (…) Dit e-mailbericht is door jou en [naam5] gezamenlijk verstuurd, terwijl wij het op prijs hadden gesteld dat een dergelijk bericht telefonisch of persoonlijk in een gesprek aan ons zou zijn doorgegeven. (…)
Hierbij is ons ook duidelijk geworden, dat deze relatie een negatieve uitwerking heeft op de werkvloer. (…)
Verder zijn wij gisteren bekend geworden met een door jou namens onze onderneming ondertekende intentieverklaring voor een 3-jarig sponsorcontract van maar liefst € 300.000,=. Wij waren totaal verbijsterd om hiervan kennis te nemen. Jij bent immers niet bevoegd om deze verklaring te tekenen. Bovendien wordt in deze verklaring onjuiste informatie verstrekt, te weten dat wij druk bezig zouden zijn met een fusie tussen onze onderneming en Metaaltechniek Brummen hetgeen pertinent onjuist is. (...) Ook weet jij dat onze onderneming financieel onder druk staat. Wij kunnen dan ook niet anders dan voor nu te moeten concluderen dat je hiermee onze onderneming schade poogt toe te brengen.
Bovendien zijn wij erachter gekomen dat je - geheel buiten ons medeweten - financiële gegevens van onze onderneming hebt gedeeld met Metaaltechniek Brummen, een mogelijke koper van onze onderneming. Dit voorafgaand aan het moment dat het gesprek met deze potentiële koper nog moest plaatsvinden. (…) Hiermee heb je jouw geheimhoudingsbeding overtreden, en dit betekent dat je aan ons een boete verschuldigd bent.
Wij betwijfelen nu ook of jouw terugkoppeling van het bezoek van jou en [naam5] aan onze leverancier MeijerGuss correct is geweest, waarbij je bij ons de indruk hebt gewekt dat deze leverancier al het contact via jou wenst te laten verlopen. Wij zijn bij deze leverancier op bezoek geweest en deze gaf aan het juist enorm op prijs te stellen om met ons als eigenaren/aandeelhouders aan de tafel te zitten. Wij willen onze leverancier echter niet met dit soort zaken lastig vallen, maar vinden het wel zo fair richting jou om onze bevindingen in dit verband met jou te delen.
Je zult begrijpen dat wij ons enorme zorgen maken of er niet nog meer zaken buiten ons medeweten door jou zijn geïnitieerd en die schadelijk (zouden kunnen) zijn voor onze onderneming. Wij houden jou dan ook persoonlijk aansprakelijk voor de geleden en nog te lijden schade die onze onderneming lijdt door jouw toedoen.
Bij dit alles speelt ook het gegeven dat als wij jou ergens op aanspreken, je gelijk een verwijzing maakt naar jouw advocaat of hem in de cc van een e-mailbericht zet. (...)
Gelet op dit alles hebben wij ons genoodzaakt gezien om deze brief aan jou te versturen nu ieder overleg dat wij proberen met jou aan te gaan eindigt in een discussie, waarbij wij geen duidelijk antwoord van jou krijgen wat jou ertoe heeft bewogen om dit soort handelingen te verrichten, Wij bieden jou de gelegenheid om dit alsnog te doen, en vernemen dit graag uiterlijk vrijdag 24 september a.s. van jou. Mocht je dit liever in een gesprek doen, dan is dat ook prima en vernemen wij dit graag op voorhand van jou en kunnen we een afspraak op kantoor (zonder advocaten) inplannen. Na jouw reactie zullen wij ons beraden over deze situatie, waarbij wij een mogelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet uitsluiten."
4.10.
In zijn brief van 23 september 2021 heeft mr. Wubbena namens [verweerder] geprotesteerd
tegen de op non-actiefstelling, een aantal verweten gedragingen bestreden en aangegeven dat
indien Samson de arbeidsovereenkomst wenst te beëindigen het op haar weg ligt om een
concreet voorstel te doen.
4.11. 1
n de brief van 28 september 2021 heeft Samson [verweerder] op staande voet ontslagen. De
brief bevat de volgende tekst:

De brief van jouw advocaat van 23 september jl. hebben wij in goede orde ontvangen.
Na ontvangst van deze brief, op vrijdag 24 september jl., zijn wij naast de door ons reeds in onze brief van 21 september jl. opgesomde incidenten rondom jouw persoon op een nieuw incident gestuit. Wij hebben dit uitgezocht en ons is gebleken dat je in juli 2021 de opdracht hebt gegeven om een aantal offertes af te leggen, terwijl deze offertes niet afgelegd hadden behoren te worden. Dit is voor ons het zoveelste incident, dat blijk geeft van het feit dat je doelbewust beoogt schade toe te brengen aan het bedrijfsdebiet van onze onderneming dan wel op grond waarvan ten aanzien van jouw persoon sprake is van ernstig verwijtbaar handelen.
Wat betreft de brief van jouw advocaat heeft ons de teneur van deze brief verbijsterd. Deze brief is helaas kenmerkend voor de wijze waarop jij je tot nu toe hebt opgesteld. Jouw stellige ontkennende houding (verzwijgen affectieve relatie, en schending geheimhouding), de leugens (rondom de intentieverklaring), het ontwijken van enige toelichting (reden vermelding op handen zijnde fusie en betrokkenheid van Metaaltechniek Brummen B.V. in de intentieverklaring) en het telkens de schuld op een ander afschuiven (ter zake de verwijdering van een e-mailbericht uit jouw mailbox) maakt dat wij verwachten dat je ten aanzien van het nieuwe incident niet anders zult reageren.
Wij kunnen in dit verband niet uitsluiten dat jij ook jouw advocaat onjuist hebt voorgelicht. Op donderdag 21 september jl. zijn wij namelijk te weten gekomen, dat jij de intentieverklaring gericht aan Team NXTC Racing helemaal niet hebt ingetrokken. Terwijl je in ons telefoongesprek vorige week maandag nog bevestigde, dat je deze verklaring had ingetrokken en van de baan was. Deze bevestiging is ook door jouw advocaat in zijn brief overgenomen.
Op de inhoud van deze brief van jouw advocaat gaan wij verder niet in, omdat inmiddels bewijs in ons bezit is gekomen dat uitwijst dat de reactie in de brief van jouw advocaat onjuist is. Zo is onder meer gebleken, dat jij en mevrouw [naam5] al een affectieve relatie hadden voordat jij je hebt ziekgemeld en op de werkvloer hiervan hinder is ondervonden, heeft Team NXTG Racing laten weten niet bekend te zijn met een intrekking van de intentieverklaring, gelijk ook Metaaltechniek Brummen B.V. heeft laten weten niet bekend te zijn met het sponsorcontract en de intentieverklaring, hebben relaties (van afgelegde offertes) laten weten dat de projecten waarop deze offertes betrekking hadden nog liepen en derhalve niet afgelegd hadden mogen worden.
Al deze incidenten rondom jouw persoon afzonderlijk en ook gezamenlijk genomen vormen voor ons aanleiding om jou op staande voet te ontslaan. Wij zijn ook dusdanig aangeslagen door deze hele situatie, waarbij ook anderen door jouw toedoen (ongewild) betrokken zijn geraakt, dat wij ons genoodzaakt zien om bij de politie aangifte te doen van valsheid in geschrifte.
Wij wijzen jou erop dat dit ontslag op staande voet jou ook schadeplichtig maakt. Wij behouden ons het recht voor om eventuele schade door de omstandigheden die tot dit ontslag hebben geleid op jou te verhalen.
Wij verzoeken je om alle nog in jouw bezit zijnde bedrijfseigendommen uiterlijk op donderdag 30 september a.s. voor 12.00 uur op ons kantooradres in te leveren. Verder wijzen wij jou erop, dat eventuele postcontractuele verplichtingen uit jouw arbeidsovereenkomst onverminderd van kracht blijven.
Wij zullen zo spoedig mogelijk overgaan tot de financiële eindafrekening van jouw dienstverband. (…)”
4.12.
Het UWV heeft [verweerder] op 18 februari 2022 een ziektewetuitkering toegekend vanaf 29 september 2021.
4.13.
Op 4 mei 2022 heeft het UWV laten weten dat [verweerder] aan het UWV heeft doorgegeven dat hij verwacht dat hij vanaf 2 mei 2022 beter is.
4.14.
Op 1 mei 2022 is [verweerder] op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden van een andere werkgever tegen een loon gelijk aan of hoger dan het loon dat hij verdiende bij Samson.
toetsingskader ontslag op staande voet
4.15.
Een werkgever heeft de mogelijkheid de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen wegens een dringende reden. Die reden moet onverwijld aan een werknemer worden meegedeeld. De wet bepaalt dat als dringende reden wordt beschouwd zodanige omstandigheden die als gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevraagd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De wet geeft daar ook voorbeelden van. [1] Uit die opsomming blijkt dat het moet gaan om zeer ernstige omstandigheden die objectief bekeken maken dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevraagd kan worden om de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De bewijslast van de aanwezigheid van de dringende reden, de onverwijldheid van de opzegging en de gelijktijdige mededeling rust op degene die de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden heeft beëindigd. De in de wet neergelegde eis dat het ontslag onverwijld moet worden genomen en meegedeeld betekent dat de werkgever na het ontdekken van de dringende reden onverwijld handelt en zo spoedig mogelijk het ontslag geeft. De vraag naar de rechtsgeldigheid van het ontslag moet worden beoordeeld op basis van de daarvoor in de mededeling opgegeven dringende reden.
4.16.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad moeten bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende reden sprake is, de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking genomen worden. Daarbij behoren in de eerste plaats in de beschouwing te worden betrokken de aard en de ernst van hetgeen de werkgever als dringende reden aanmerkt, en verder onder meer de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zouden hebben.
4.17.
Samson heeft [verweerder] in de per post en per e-mail verzonden brief van 21 september 2021 op non-actief gesteld (zie 4.9. hiervoor). In de ontslagbrief van 28 september 2021 is te lezen dat ‘Al deze incidenten rondom jouw persoon afzonderlijk en ook gezamenlijk genomen’ voor Samson aanleiding zijn [verweerder] op staande voet te ontslaan (zie 4.11. hiervoor). Het hof zal de verschillende ‘incidenten’ hierna bespreken.
relatie met een ondergeschikte
4.18.
Samson heeft [verweerder] in de kern verweten dat hij niet goed heeft gecommuniceerd over zijn in de zomer van 2021 aangegane liefdesrelatie met een collega. Samson voert aan dat [verweerder] de heer en mevrouw [naam1 en 2] meteen na het opbloeien van de relatie daarover had moeten informeren en niet (pas) in een e-mail aan hen zoals hij nu heeft gedaan (zie 4.8. hiervoor). In dat verband is volgens Samson relevant dat het om een kleine organisatie gaat, dat hij met de collega een directe werkrelatie had, dat de collega een ondergeschikte was en dat collega’s last hebben gehad van de relatie. Ter onderbouwing van dat laatste verwijst Samson naar – na het ontslag opgestelde schriftelijke – verklaringen van twee collega’s. [verweerder] heeft er onder meer op gewezen dat Samson al langer op de hoogte was van de relatie, maar dat zelfs als wordt uitgegaan van de datum van de e-mail van [verweerder] , Samson 37 dagen heeft gewacht met de opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.19.
Hiervoor in 4.15. is erop gewezen dat de wet eist dat de werkgever na het ontdekken van de dringende reden meteen moet handelen. Vast staat dat Samson vanaf 22 augustus 2021 op de hoogte is van de liefdesrelatie tussen [verweerder] en collega [naam5] . Samson heeft erop gewezen dat [verweerder] wegens ziekte niet eerder dan op 9 september 2021 contact met Samson wilde hebben en dat het op die datum gevoerde telefoongesprek voor haar onbevredigend verliep. Niet is betwist dat Samson in de brief van 21 september 2021 voor het eerst terugkomt op deze kwestie met het op non-actief stellen van [verweerder] , waarna zij hem een week later op staande voet ontslaat. Dit is te laat. Aan de eis dat een ontslag onverwijld moet worden gegeven is niet voldaan. Het handelen van [verweerder] met betrekking tot de relatie was voor Samson kennelijk niet ernstig genoeg eerder actie te ondernemen en dan verloopt de mogelijkheid [verweerder] op die grond te ontslaan. De relatie levert geen dringende reden op voor het op 28 september 2021 gegeven ontslag op staande voet.
intentieverklaring voor een sponsorcontract
4.20.
Samson heeft voorts aan het ontslag ten grondslag gelegd dat [verweerder] onbevoegd en zonder overleg met haar bestuurders een intentieverklaring heeft afgegeven aan wielerteam NXTG Racing voor een 3-jarig sponsorcontract voor een bedrag van € 100.000 per jaar met de mogelijkheid van verlenging van twee jaar, terwijl Samson ten tijde van het afgeven van de verklaring financieel onder druk stond. Bovendien bevat de verklaring een onjuistheid over de status van de overnamebesprekingen met Metaaltechniek Brummen, is de verklaring zonder toestemming en medeweten maar ook namens dit bedrijf afgegeven en heeft [verweerder] verklaard dat hij de verklaring had ingetrokken, terwijl dat niet zo bleek te zijn, aldus Samson. [verweerder] heeft onder meer en met name betwist dat hij Samson met het afgeven van deze verklaring heeft willen benadelen of schade heeft toegebracht.
4.21.
Het hof is van oordeel dat [verweerder] met het afgeven van deze intentieverklaring niet correct heeft gehandeld door hierover voorafgaande aan het verstrekken ervan geen overleg te hebben met de heer en/of mevrouw [naam1 en 2] . Alleen al de hoogte van het bedrag noopte tot een dergelijke afstemming. Dat [verweerder] dit, zoals hij heeft verklaard, met de beste bedoelingen heeft gedaan, dat de bevoegdheden van [verweerder] niet duidelijk zijn omschreven en dat dit bedrag na de overname van Samson niet ten laste van haar zou komen, maken dit niet anders. Toch is het hof van oordeel dat het gedrag van [verweerder] geen dringende reden oplevert voor een ontslag op staande voet en kent in dat verband betekenis toe aan met name de inhoud van de verklaring, maar ook aan de verhouding tussen partijen. De intentieverklaring is zo geformuleerd en ingekleed dat onvoldoende is komen vast te staan in dit geding dat deze verplichtingen voor Samson of Metaaltechniek Brummen meebrengt. Samson heeft onvoldoende onderbouwd dat het wielerteam dat anders ziet. Ook als zou komen vast te staan dat [verweerder] willens en wetens een onjuistheid heeft opgenomen in de verklaring over de overname onderhandelingen tussen Samson en Metaaltechniek Brummen, is niet gebleken dat [verweerder] dit heeft gedaan om het bedrijf schade toe te brengen. Samson heeft onvoldoende weersproken dat het tot dan toe immers nog steeds de bedoeling van partijen was dat [verweerder] een belangrijke rol zou blijven spelen binnen Samson. Dat [verweerder] het bedrijf schade heeft willen toebrengen is daarom niet aannemelijk geworden.
financiële gegevens gedeeld
4.22.
Het derde verwijt dat Samson aan het ontslag aan staande voet ten grondslag heeft gelegd is dat zij heeft ontdekt dat [verweerder] voorafgaande aan een gesprek met Metaaltechniek Brummen over een mogelijke overname van Samson zonder overleg of toestemming financiële gegevens van de onderneming heeft gedeeld met Metaaltechniek Brummen. Hiermee heeft [verweerder] de met hem overeengekomen geheimhoudingsbeding geschonden, aldus Samson.
4.23.
Het hof is van oordeel dat uit bestudering van de door [verweerder] aan Metaaltechniek Brummen verstrekte gegevens blijkt dat geen sprake is van het delen van ‘financiële gegevens’ zoals Samson [verweerder] verwijt. [verweerder] heeft bij zijn e-mail van 19 januari 2021 een door hem opgesteld strategisch plan overgelegd, waarin weliswaar enkele cijfers zijn opgenomen, bijvoorbeeld in paragraaf 5.2, maar dat zijn slechts streefcijfers. Van het delen van financiële gegevens van de onderneming is daarom geen sprake. De verwijten die Samson [verweerder] in dit verband maakt leveren geen dringende reden op voor een ontslag op staande voet.
offertes
4.24.
Samson heeft [verweerder] in de ontslagbrief van 28 september 2021 ook verweten dat is gebleken dat [verweerder] in juli 2021 intern opdracht heeft gegeven een aantal offertes af te leggen, terwijl deze offertes niet afgelegd hadden behoren te worden. Samson verwijst naar verklaringen van twee medewerkers die dit bevestigen. In het beroepschrift legt Samson uit dat een offerte pas wordt afgelegd, nadat daarover is gebeld en benadrukt dat deze handelwijze al helemaal gevolgd had moeten worden omdat Samson financieel gezien in zwaar weer verkeerde. [verweerder] heeft erop gewezen dat geen sprake is van hoor- en wederhoor en dat hij op enig moment wel een lijstje heeft gekregen met offertes die ten onrechte zijn afgelegd, maar dat die lijst al oud was, zodat van een onverwijld ontslag geen sprake is geweest. Geheel subsidiair heeft hij in de procedure verklaard dat hij als [functie2] de beslissing kon en mocht nemen om enkele oude offertes af te leggen zonder te bellen, alleen al in verband met personeelstekort, dat over sommige offertes wel is gebeld, dat er twee systemen zijn en dat de afgeboekte offertes alsnog na gebeld kunnen worden.
4.25.
Nog afgezien van de vraag of aan de formele vereisten voor een ontslag op staande voet is voldaan, is het hof van oordeel dat zelfs als wordt uitgegaan van de juistheid van de door Samson gestelde gang van zaken dit verwijt geen dringende reden voor een onverwijld ontslag oplevert. Niet uitgesloten is dat de opdracht van [verweerder] offertes af te leggen zonder contact met degene aan wie de offerte is uitgebracht een onjuiste beslissing is, maar dit levert zonder bijkomende omstandigheden waarvan niet is gebleken geen grond op om de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen. De offerte-kwestie zou immers ten minste eerst onderwerp van een gesprek moeten zijn. De stelling van Samson dat [verweerder] dit heeft gedaan om het bedrijf schade toe te brengen is niet alleen niet onderbouwd, maar ook niet aannemelijk, zoals ook hiervoor is overwogen in rov. 4.21.
MeijerGuss en het gebrek aan vertrouwen
4.26.
Samson heeft tot slot nog aangevoerd dat zij in verband met alle hiervoor besproken ‘incidenten’ geen vertrouwen meer in [verweerder] heeft en dat zij hem wantrouwt. In dat verband wijst zij op het contact dat zij heeft gehad met leverancier MeijerGuss. Samson voert aan dat [verweerder] haar heeft verteld dat deze leverancier bij voorkeur contact onderhoudt met hem en niet met de heer en mevrouw [naam1 en 2] en dat bij navraag is gebleken dat deze leverancier juist prijs stelt op contact met de directie zelf. Niet alleen deze kwestie, maar ook het feit dat [verweerder] steeds verwees naar zijn advocaat en hem vanaf het eerste moment van kritiek in de e-mail correspondentie met Samson betrok, moeten volgens Samson worden meegewogen bij het gegeven ontslag op staande voet.
4.27.
Het hof is van oordeel dat de omstandigheid dat Samson geen vertrouwen meer had in [verweerder] en hem zelfs wantrouwde geen dringende reden oplevert voor een onverwijld ontslag. Dit heeft ook te gelden voor het in een vroeg stadium van het geschil inschakelen van een juridisch adviseur. Al het voorgaande laat onverlet dat Samson een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst had kunnen indienen, maar voor een andere weg heeft gekozen.
conclusie dringende reden ontslag op staande voet
4.28.
Hiervoor (in rov. 4.15) is aangegeven dat het bij de beoordeling of gedrag moet worden aangemerkt als dringende reden aankomt op een afweging van alle omstandigheden van het geval. Het hof is alles overziende van oordeel dat geen sprake is van een dringende reden die een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Het hof heeft hiervoor de door Samson in de brieven van 21 en 28 september 2021 gemaakte verwijten per verwijt beoordeeld. Het hof is tevens van oordeel dat alle incidenten in onderling verband en samenhang beschouwd niet leiden tot de slotsom dat sprake is van zodanig daden, eigenschappen of gedragingen van [verweerder] , die ten gevolge hebben dat van Samson redelijkerwijze niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. [verweerder] is bij Samson in dienst getreden met de bedoeling lang bij het bedrijf betrokken te blijven en daarbij een rol te spelen bij de (totstandkoming van de) opvolging van het familiebedrijf. Niet betwist is dat [verweerder] bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst als beoogd opvolger werd gezien. Gaandeweg bleken partijen afwijkende zienswijzen te hebben over de aanvliegroute daarnaartoe en over de koers van het bedrijf. [verweerder] heeft acties ondernomen die bij Samson het gevoel van wantrouwen hebben opgeroepen. Het uit elkaar groeien is nooit goed besproken. Samson heeft in plaats daarvan gekozen voor het uiterste middel van ontslag op staande voet met ingrijpende financiële en emotionele gevolgen voor [verweerder] . De conclusie is dat het op 28 september 2021 gegeven ontslag niet rechtsgeldig is gegeven. De grieven 1 tot en met 6, 7 deels en 9 zijn tevergeefs voorgesteld. Een grief met nummer 8 ontbreekt.
billijke vergoeding
4.29.
[verweerder] maakt aanspraak op een billijke vergoeding van € 50.000 bruto omdat Samson in strijd met de daarvoor geldende regels de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd. Uit de toelichting bij de wet [2] blijkt dat indien een werkgever een arbeidsovereenkomst in strijd met de regels onverwijld opzegt, dit de werkgever ernstig valt aan te rekenen en dat in die zin sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. De werknemer heeft in dat geval recht op een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft [verweerder] een billijke vergoeding van € 20.000 bruto toegekend. Samson voert aan dat deze vergoeding op nihil gesteld moet worden omdat [verweerder] de kantonrechter verkeerd heeft ingelicht door ten onrechte te vermelden dat hij geen aanspraak had op een Ziektewetuitkering terwijl inmiddels is gebleken dat hij daar wel recht op heeft.
4.30.
Bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding gaat het erom dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, enerzijds als compensatie voor de schade die de werknemer heeft geleden als gevolg van dat handelen of nalaten en anderzijds als middel om de werkgever te wijzen op de noodzaak haar gedrag aan te passen in eventuele volgende gevallen. De gevolgen voor de werknemer worden naar hun aard mede bepaald door de ‘waarde’ die de arbeidsovereenkomst voor de werknemer had. De (niet-limitatieve) gezichtspunten die in de beschikking van 30 juni 2017 [3] van de Hoge Raad zijn geformuleerd lenen zich ook voor toepassing in dit geval. De omvang van de toe te kennen billijke vergoeding laat zich naar zijn aard moeilijk motiveren, maar het hof kan een passend bedrag vaststellen op grond van de volgende in aanmerking te nemen omstandigheden.
Allereerst houdt het hof er rekening mee dat een redelijke verwachting meebrengt dat als gevolg van de uitlopende zienswijzen met betrekking tot de te varen koers van het bedrijf, de arbeidsovereenkomst ook zonder ontslag op staande voet, in 2022 zou zijn geëindigd. Het meest voor de hand ligt dat Samson de kantonrechter in december 2021 zou hebben verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden en dat omstreeks maart 2022 op dit verzoek zou zijn beslist met een ontbinding begin mei 2022. Het eerste gelet op het feit dat het opbouwen van een deugdelijk dossier nog wel enige tijd zou hebben gevergd en het laatste gelet op het feit dat [verweerder] tot die tijd arbeidsongeschikt was. Inmiddels is bekend dat [verweerder] recht heeft op een ziektewetuitkering voor de duur van die periode. De inkomensschade bedraagt daarmee ongeveer € 10.000 bruto, zo is verklaard ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof. Vanaf 1 mei 2022 is [verweerder] arbeidsgeschikt en ontvangt hij een loon dat in elk geval niet minder bedraagt dat het tussen partijen overeengekomen loon. [verweerder] is thans werkzaam op basis van een contract voor bepaalde tijd. De arbeidsmarkt is echter gunstig, zodat niet te verwachten is dat [verweerder] , mocht deze arbeidsovereenkomst niet worden voortgezet, lang werkloos zal zijn.
Het hof neemt bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding voorts in aanmerking dat [verweerder] door het ontslag op staande voet geruime tijd verstoken is gebleven van inkomsten met alle gevolgen van dien, dat Samson de zienswijze van [verweerder] op de hem gemaakte verwijten niet heeft gevraagd alvorens hem op non-actief te stellen, Samson hem tot de dag van de mondelinge behandeling in hoger beroep in onzekerheid heeft gelaten of zij aangifte tegen hem zou doen van valsheid in geschrift en dat het herstel van [verweerder] van het fietsongeval is vertraagd door de door Samson gekozen beëindiging van het dienstverband met spanningsklachten tot gevolg. De door Samson gekozen weg heeft [verweerder] gedwongen zich juridisch te laten bijstaan, wat ook de nodige kosten met zich heeft gebracht.
Het hof houdt weegt voorts mee dat [verweerder] een transitievergoeding en de ‘gefixeerde schadevergoeding’ toekomt (zie hierna) en dat [verweerder] ook een aanzienlijk aandeel heeft gehad in de ontstane problemen die uiteindelijk tot het ontslag hebben geleid omdat hij onvoldoende duidelijk heeft gecommuniceerd met de heer en mevrouw [naam1 en 2] over zijn aanpak. De door [verweerder] in het verzoekschrift en het verweerschrift in hoger beroep opgesomde genoemde omstandigheden die het hof hiervoor onbesproken heeft gelaten, heeft het hof niet meegewogen omdat niet of onvoldoende is komen vast te staan dat daarvan sprake is (bijvoorbeeld reputatieschade) en/of dat het een gevolg is van het ontslag op staande voet (carrièreperspectief). Dat [verweerder] bewust de kantonrechter onjuist heeft voorgelicht over zijn ziektewetuitkering is evenmin komen vast te staan. Dat de kantonrechter geen rekening heeft kunnen houden met de hoogte van de ziektewetuitkering lijkt een gevolg van een semantische discussie over het ‘afwijzen van een uitkering’ en het ‘aanhouden van een beslissing over de ziektewetuitkering’ en kan [verweerder] in dit verband niet worden aangerekend. In elk geval ziet het hof daarin geen aanleiding de billijke vergoeding op nihil te stellen dan wel te matigen, zoals Samson heeft verzocht. Alles in aanmerking genomen acht het hof een billijke vergoeding van € 15.000 bruto recht doen aan de omstandigheden van het geval. Grief 10 van Samson slaagt ten dele en het door [verweerder] opgeworpen bezwaar tegen de hoogte van de toegekende billijke vergoeding faalt.
transitievergoeding
4.31.
De kantonrechter heeft aan [verweerder] de transitievergoeding toegekend. Samson verweert zich tegen die toekenning met grief 11. Zij stelt dat de gedragingen van [verweerder] zoals hiervoor besproken ernstig verwijtbaar zijn in de zin van artikel 7:673 lid 7 sub c BW, zodat hij geen aanspraak heeft op een transitievergoeding.
4.32.
Bij de beoordeling van deze grief stelt het hof het volgende voorop. Op het in artikel 7:673 lid 1 BW neergelegde recht van de werknemer op een transitievergoeding in de daar omschreven gevallen waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, bestaan enkele uitzonderingen. Eén van deze uitzonderingen doet zich voor indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer (art. 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW). Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat deze uitzonderingsgrond een beperkte reikwijdte heeft en terughoudend moet worden toegepast. De werknemer kan zijn recht op een transitievergoeding alleen kwijtraken in uitzonderlijke gevallen, waarin evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werknemer niet slechts als verwijtbaar, maar als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. [4]
4.33.
Hiervoor zijn de ‘incidenten’ dan wel gedragingen van [verweerder] beoordeeld in het licht van de vraag of sprake is van een dringende reden. Of sprake is van ernstig verwijtbaar handelen is een andere vraag. Hiervoor heeft het hof overwogen dat [verweerder] niet altijd even correct heeft gehandeld. Ook heeft hij zelf toegegeven dat hij spijt heeft van het opstellen van de intentieverklaring. Dat [verweerder] bewust schade heeft willen toebrengen aan het bedrijfsdebiet van Samson blijkt nergens uit. De conclusie die het hof trekt is dat [verweerder] weliswaar op een aantal punten zeker anders had moeten handelen, maar dat het hof zijn handelwijze niet als ernstig verwijtbaar kwalificeert. [verweerder] heeft dus aanspraak op de transitievergoeding. De hoogte van de transitievergoeding is niet in geschil dus heeft [verweerder] aanspraak op een transitievergoeding van € 3.305,67 bruto. Het hof verwerpt hiermee de grieven 7 (voor het overige) en 11.
vergoeding onregelmatige opzegging
4.34.
De kantonrechter heeft aan [verweerder] een gefixeerde schadevergoeding toegekend van € 5.727,65 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging. Samson bestrijdt die beslissing in hoger beroep op geen andere grond dan dat er wel degelijk een dringende reden voor ontslag was. Met een verwijzing naar wat daarover hiervoor is overwogen oordeelt het hof dat die grond ondeugdelijk is.
4.35.
Samson heeft nog aangevoerd dat deze vergoeding geen loon is in de zin van artikel 7:625 BW en dus niet vermeerderd kan worden met de wettelijke verhoging. Dit deel van grief 12 slaagt. De vergoeding wegens onregelmatige opzegging (nog steeds wel gefixeerde schadevergoeding genoemd) is geen loon in de zin van artikel 7:625 BW en om die reden is daarover geen wettelijke verhoging verschuldigd. [verweerder] heeft ter onderbouwing van zijn standpunt ‘dat wel degelijk sprake is van ‘loon’ verwezen naar een uitspraak van het hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2021:2403). Het hof beantwoordt in die zaak de vraag of de gefixeerde schadevergoeding loon is in de zin van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting bevestigend (r.o. 5.8.) en overweegt tevens: ‘Er bestaat geen grond voor toewijzing van de ook over dit bedrag verzochte wettelijke verhoging aangezien het hier geen niet (tijdig) voldoen van in geld vastgesteld loon in de zin van artikel 7:625 BW betreft’. Het hof ziet niet in dat deze uitspraak het standpunt van [verweerder] onderschrijft en noopt het hof los daarvan niet tot een ander oordeel. De wettelijke verhoging over de toegewezen gefixeerde schadevergoeding zal dan ook alsnog worden afgewezen.
bedrijfseigendommen
4.36.
Met grief 13 komt Samson op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het verzoek tot inlevering van de bedrijfseigendommen met betrekking tot de documenten, bestanden en digitale gegevensdragers moet worden afgewezen omdat dit niet voldoende specifiek was omschreven. Na de beschikking van de kantonrechter heeft Samson dit verzoek geconcretiseerd in de e-mail van 1 maart 2022 van haar advocaat aan de advocaat van [verweerder] waarin onder meer staat:

Voor zover uw cliënt niet mocht begrijpen om welke bedrijfsgegevens gaat (..) licht zij dit als volgt toe: het gaat om alle uitgeprinte documentatie en op een computer en/of andere gegevensdrager opgeslagen bestanden waarin de naam van mijn cliënte voorkomt (e-mailverkeer met de directie, werknemers, relaties en/of opdrachtgevers) toeziend op financiële, strategische, sales, marketing en administratieve gegevens van mijn cliënte.’
[verweerder] heeft herhaald dat en waarom de kantonrechter dit verzoek terecht heeft afgewezen en hij heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard geen bedrijfseigendommen van Samson meer in zijn bezit te hebben.
4.37.
Het hof is van oordeel dat het verzoek met de in de e-mail opgenomen opsomming weliswaar iets concreter is, maar niet concreet genoeg om het verzoek toe te wijzen. Het blijft gissen op welke zaken Samson doelt. Grief 13 slaagt niet.
concurrentie- en relatiebeding
4.38.
[verweerder] heeft verzocht te bepalen dat Samson geen rechten kan ontlenen aan het tussen Samson en [verweerder] overeengekomen concurrentie- en relatiebeding nu Samson ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, dan wel het geding te vernietigen dan wel te matigen of in duur te verkorten. Samson heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van [verweerder] in deze verzoeken.
4.39.
In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst zijn voor de duur van één jaar na afloop van het dienstverband een concurrentiebeding (lid 1) en een relatiebeding (lid 2) opgenomen. Deze bedingen zijn op 28 september 2022 geëxpireerd. [verweerder] heeft aangevoerd dat hij toch een belang heeft bij zijn verzoek omdat Samson geen enkel middel schuwt om hem het leven zuur te maken. Het hof is van oordeel dat het verzoek van [verweerder] niet toewijsbaar is bij gebrek aan belang. Het hof kent daarbij betekenis toe aan het feit dat partijen tot op heden over heel veel onderwerpen een discussie hebben gevoerd, maar dat een overtreding van bedoelde bedingen nimmer onderwerp van debat is geweest. Dat [verweerder] wel een belang heeft is hiermee onvoldoende onderbouwd. De door [verweerder] opgeworpen grief wordt verworpen.
schending geheimhoudingsbeding
4.40.
Samson heeft ook nog aangevoerd dat [verweerder] het geheimhoudingsbeding heeft geschonden door het zonder overleg met Samson verstrekken van het strategisch plan aan Metaaltechniek Brummen en daarom een boete heeft verbeurd. Het hof volgt Samson wat betreft de overtreding van het beding, maar niet wat betreft het verbeuren van een boete. Strikt genomen heeft [verweerder] het geheimhoudingsbeding immers overtreden door het strategisch plan aan Metaaltechniek Brummen toe te sturen. Hiervoor is overwogen in welke context dit moet worden gezien en dat niet is gebleken [verweerder] kwade bedoelingen had. Evenmin is aannemelijk geworden dat dit Samson enig nadeel heeft toegebracht. Dit en alle omstandigheden van het geval samengenomen maken dat het hof de boete matigt tot nihil. Dit deel van grief 2 passeert het hof.
strijd met de waarheid verklaren
4.41.
Samson heeft tot slot nog aangevoerd dat [verweerder] onwaarheden heeft verkondigd en daarmee in strijd heeft gehandeld met artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en verzoekt het hof daar specifiek benoemde consequenties aan te verbinden. Het hof wijst dit verzoek af. Afgezien van het feit dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] op dit punt in strijd met de wet heeft gehandeld, levert dit in de gegeven omstandigheden geen grond op voor het buiten beschouwing laten van stellingen van [verweerder] en/of de veroordeling van [verweerder] de werkelijke proceskosten van Samson te voldoen. Van misbruik van procesrecht is niet gebleken. Het hof verwerpt hiermee grief 15.
proceskosten
in het tegenverzoek van Samson bij de kantonrechter
4.42.
Het hof is van oordeel dat Samson zich terecht heeft beklaagd over de beslissing van de kantonrechter de door Samson in het tegenverzoek gemaakte kosten te bepalen op nihil, in verband met de nauwe samenhang met het overige deel van de procedure. Dat laatste is geen grond voor nihilstelling, maar is een grond die van belang is bij het bepalen van de hoogte van het toe te wijzen salaris. Het hof zal de beschikking op dat punt vernietigen en
[verweerder] alsnog veroordelen tot betaling van € 273 (de helft van het in het verzoek toegewezen bedrag) aan salaris. Op dit punt is grief 14 terecht opgeworpen. Voor zover Samson heeft betoogd dat zij ten onrechte is veroordeeld in de proceskosten dan volgt het hof haar niet. Dit met een verwijzing naar al het voorgaande.
in het door Samson ingestelde hoger beroep
4.43.
Samson zal in het door haar ingestelde hoger beroep als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [verweerder] zullen tot aan deze beschikking worden vastgesteld op € 343 voor griffierecht en op € 2.228 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep). [verweerder] heeft verzocht Samson te veroordelen in de nakosten en de proceskosten en nakosten te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze posten zullen worden toegewezen omdat ze niet zijn betwist.
in het door [verweerder] ingestelde hoger beroep
4.44.
[verweerder] is in de tegenverzoeken in hoger beroep grotendeels in het ongelijk gesteld en zal die kosten moeten dragen. Het hof stelt deze kosten vast op € 1.114 (de helft salaris kosten advocaat in het beroep van Samson). Het verzoek van Samson deze kosten te vermeerderen met de wettelijke rente zullen als onbetwist worden toegewezen.
slotsom
4.45.
De slotsom is dat, met uitzondering van een deel van grief 7, een deel van grief 10, grief 12 en grief 14 van Samson, de door Samson en [verweerder] ingestelde hoger beroepen falen. Het hof zal de beschikking van de kantonrechter bekrachtigen met uitzondering van de beslissing [verweerder] een billijke vergoeding van € 20.000 toe te kennen, de wettelijke verhoging van 15% over de vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te wijzen en de beslissing de kosten aan de zijde van Samson vast te stellen op nihil. Het hof zal in plaats daarvan de billijke vergoeding vaststellen op € 15.000, de wettelijke verhoging zoals hiervoor omschreven alsnog afwijzen en de kosten van Samson in de procedure bij de kantonrechter vaststellen op € 273.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen van 17 februari 2022, met uitzondering van de beslissing van de kantonrechter over 1) de aan [verweerder] toegekende billijke vergoeding (rov. 8.1), 2) de toewijzing van de wettelijke verhoging van 15% over de vergoeding wegens onregelmatige opzegging (rov. 8.3 deels) en 3) de kosten aan de zijde van Samson vast te stellen op nihil (rov. 8.9) en vernietigt de beschikking op deze punten en
opnieuw beschikkende:
5.1.
veroordeelt Samson tot betaling aan [verweerder] van een billijke vergoeding van € 15.000 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 februari 2022;
5.2.
veroordeelt [verweerder] een vierde deel van het door hem ontvangen netto equivalent van € 20.000 bruto aan Samson terug te betalen als onverschuldigd betaalde billijke vergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2022, binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking;
5.3.
veroordeelt [verweerder] tot terugbetaling aan Samson van het onverschuldigd betaald bedrag gelijk aan het door [verweerder] ontvangen netto equivalent van de wettelijke verhoging van 15% over het bedrag € 5.727,65 bruto te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 februari 2022, binnen 14 dagen na de datum van deze beschikking;
5.4.
veroordeelt [verweerder] in de proceskosten van de eerste aanleg in het tegenverzoek van Samson tot aan de bestreden beschikking aan de zijde van Samson vastgesteld op € 273 voor salaris gemachtigde overeenkomstig het liquidatietarief;
5.5.
veroordeelt Samson in de kosten van het door haar ingestelde hoger beroep, tot aan deze beschikking aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 343 voor griffierecht en op € 2.228 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te vermeerderen met een bedrag van € 163, voor de nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proceskosten en nakosten niet binnen 14 dagen na heden respectief na betekening worden betaald;
5.6.
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het door hem ingestelde hoger beroep in de tegenverzoeken, tot aan deze beschikking aan de zijde van Samson vastgesteld op € 1.114 voor salaris advocaat overeenkomstig het liqudatietarief, te vermeerderen met een bedrag van € 163, voor de nakosten, te vermeerderen met € 85 in geval van betekening alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proceskosten en de nakosten niet binnen 14 dagen na heden respectief na betekening worden betaald;
5.7.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af wat meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P.C.J. van Bavel, M.F.J.N. van Osch en I.A. Katz-Soeterboek en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 november 2022.

Voetnoten

1.Artikel 7:679 Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Kamerstukken II 2013/14, 33818, 4. P. 61.
3.HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle) rov 3.44 en 3.45.
4.HR 8 februari 2018, ECLI:NL:HR:2019:203.