Uitspraak
[appellante],
1.[geïntimeerde1] ,
[geïntimeerde2],
[geïntimeerde3],
[geïntimeerden],
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.Waar gaat deze procedure over?
4.De beoordeling
4.10 Het voorgaande laat onverlet dat het hof er begrip voor heeft dat [appellante] heeft geprobeerd om de vereffening en verdeling van de nalatenschap van moeder door middel van een rechterlijke procedure te bevorderen, nu partijen daar in onderling overleg kennelijk niet uitkomen. Dat [geïntimeerden] noch bij de rechtbank noch in hoger beroep in de procedure zijn verschenen, brengt [appellante] echter blijkens het voorgaande in een lastig pakket. Het hof ziet ondanks de, ook volgens [appellante] zelf, nog niet voltooide vereffening slechts ruimte om tot een verdeling van de nalatenschap over te gaan, indien daarbij de positie van de schuldeisers van de nalatenschap voldoende wordt gewaarborgd. Dat is alleen het geval indien komt vast te staan dat er buiten de kring van de partijen in deze procedure geen (andere) schuldeisers van de nalatenschap zijn. Dat laatste is in dit geschil echter niet gebleken.
4.11 [appellante] ’ enkele stelling in dit kader dat er geen (andere) schuldeisers van de nalatenschap(pen) zijn, is niet voldoende feitelijk onderbouwd, bijvoorbeeld met verklaringen van de overige vereffenaars die dit bevestigen. Het feit dat de notaris [de erflater] heeft bericht over het negatieve saldo van de nalatenschap van moeder alsmede het feit dat [de erflater] de nalatenschap van moeder vervolgens beneficiair heeft aanvaard duidt al evenmin op de juistheid van de stelling dat er geen (andere) schuldeisers van die nalatenschap (kunnen) zijn. Dat er vanuit de andere nabestaanden voorstellen zijn gedaan tot afwikkeling van de nalatenschap van moeder is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Tot slot snijdt [appellante] ’ beroep op de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 6 september 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:4379, geen hout, nu die procedure, anders dan de onderhavige zaak, op tegenspraak werd gevoerd en de rechtbank op basis van de stellingen van partijen in die zaak zelf kon vaststellen dat er geen externe schuldeisers van de nalatenschap waren.