Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
de raad voor de kinderbescherming(de raad),
regio Noord-Nederland, locatie Groningen.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake het verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige dochter. De vader, die eerder strafrechtelijk veroordeeld was voor bedreiging en vernieling, heeft in het verleden een contact- en locatieverbod opgelegd gekregen. De moeder, die de zorg voor de minderjarige heeft, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vader en is in incidenteel hoger beroep gekomen. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de ouders en hun advocaten zijn verschenen, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.
De feiten van de zaak zijn complex. De ouders hebben een kind uit hun relatie, maar de vader heeft in het verleden ernstige problemen vertoond, waaronder een alcoholverslaving en een borderline persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het gezamenlijk gezag beëindigd en de vader verboden om contact op te nemen met de moeder. De vader heeft in hoger beroep zes grieven ingediend en verzocht om een omgangsregeling, maar de moeder heeft verzocht om de omgang te ontzeggen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat, hoewel de vader positieve ontwikkelingen in zijn leven heeft doorgemaakt, deze nog niet voldoende zijn om een omgangsregeling vast te stellen. De belangen van het kind prevaleren, en het hof oordeelt dat omgang met de vader op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek om omgang te ontzeggen. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.