Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de memorie van grieven en
- de memorie van antwoord.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, vertegenwoordigd door mr. F.J.M. Kobossen, had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn vordering tot schadevergoeding door de rechtbank Midden-Nederland. De vordering was gebaseerd op een beroepsfout van zijn advocaat, [geïntimeerde], die had nagelaten een memorie van grieven in te dienen in een eerdere procedure tegen [naam1] Timmerwerken. Hierdoor was het hoger beroep van de appellant gestrand.
De appellant vorderde een schadevergoeding van € 36.003,42, maar de rechtbank had deze vordering afgewezen. Het hof oordeelde dat de appellant onvoldoende had onderbouwd dat hij schade had geleden door de beroepsfout van zijn advocaat. Het hof bevestigde dat de beroepsfout van de advocaat vaststond, maar dat de appellant niet had aangetoond dat het hoger beroep in de onderliggende procedure een reële kans van slagen had gehad.
Het hof concludeerde dat de appellant niet voldoende bewijs had geleverd om zijn stellingen te onderbouwen. De rechtbank Midden-Nederland had eerder al geoordeeld dat de appellant niet had aangetoond dat hij de gemaakte afspraken met [naam1] kon bewijzen, en dat hij niet had aangetoond dat hij [naam1] een redelijke termijn had geboden om eventuele gebreken te herstellen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de appellant tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.