In de echtscheidingsprocedure hebben partijen op de zitting bij de rechtbank een afspraak gemaakt over de afstorting van de pensioenaanspraken van [appellante] . Die afspraak is vastgelegd in een beschikking van de rechtbank Utrecht van 18 juni 2008 en luidt (verkort weergegeven):
-de hoogte van de pensioenaanspraak leidt tot afstorting van een koopsom van € 186.375,-
- [geïntimeerde] verplicht zich ervoor te zorgen dat de BV dit bedrag afstort, onverwijld na de verkoop van de woning, waarvoor hij op dat moment een bod had ontvangen dat hij zou accepteren
- [geïntimeerde] zorgt ervoor dat de BV het bedrag stort bij een pensioenverzekeraar.
De rechtbank heeft conform deze afspraak beslist. [appellante] is van deze beschikking van de rechtbank in hoger beroep gegaan. In die procedure bij het gerechtshof Amsterdam hebben partijen ieder een eigen uitleg aan de afspraak gegeven. De woning was toen niet verkocht, omdat de koper voorbehouden had gemaakt. Het hof heeft de afspraken zo uitgelegd dat [appellante] niet akkoord is gegaan met een vast bedrag van € 186.375,-, maar met het bedrag dat nodig is voor de verzekering van de voor haar berekende pensioenaanspraken en dat de omvang daarvan tussen partijen vaststaat. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en ten aanzien van de pensioenaanspraak van [appellante] het volgende beslist:
“
bepaalt dat de man na verkoop en levering van de woning aan de [adres] te [plaats1] onverwijld moet zorgen voor afstorting bij een als solide bekend staande verzekeraar in Nederland te zijner keuze van het bedrag dat nodig is voor de verzekering van de volgende pensioenaanspraken van de vrouw:
-een voorwaardelijk ouderdomspensioen van € 10.164,- bruto per jaar met 3% jaarlijkse
stijging uit te keren vanaf 1 augustus 2010 zolang de man in leven is;
-een voorwaardelijk ouderdomspensioen van € 5.111, bruto per jaar met 3% jaarlijkse
stijging uit te keren vanaf 1 augustus 2010 tot uiterlijk 1 augustus 2015 zolang de man in
leven is;
-een bijzonder nabestaandenpensioen van € 14.229,- bruto per jaar met 3% jaarlijkse stijging uit te keren vanaf het overlijden van de man zolang de vrouw nog in leven is”