Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
22 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huwelijksvermogensrecht en de verplichting tot pensioenafstorting na scheiding. De eiser, wonende in Italië, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 oktober 2022 was gewezen. De zaak betrof de verplichting van de ex-echtgenoot om te zorgen voor de afstorting van de commerciële waarde van de pensioenaanspraak van de andere ex-echtgenoot, zoals vastgelegd in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. De Hoge Raad oordeelde dat de eiser niet had voldaan aan zijn verplichtingen, wat leidde tot een onrechtmatige daad jegens de andere ex-echtgenoot. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 2.135,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.