In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbenden tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die de uitspraken van de Inspecteur heeft vernietigd en de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) heeft verminderd. De zaak betreft de kwijtschelding van leningen die erflater, handelend onder de naam van zijn eenmanszaak, heeft ontvangen van zijn BV. De Inspecteur had de kwijtschelding aangemerkt als een verkapte uitdeling van winst, wat door belanghebbenden werd betwist. De rechtbank oordeelde dat de kwijtschelding in 2015 als een uitdeling van winst moest worden aangemerkt, maar dat slechts de helft aan erflater moest worden toegerekend. Het Hof bevestigt dat de kwijtschelding in 2015 het vermogen van de BV definitief heeft verlaten en dat de Inspecteur terecht de uitdeling van winst heeft vastgesteld. Het Hof oordeelt dat belanghebbenden niet hebben aangetoond dat er vanaf het begin geen terugbetalingsverplichting bestond en dat de schuld niet eerder dan in 2015 is kwijtgescholden. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd, en de aanslag wordt verminderd tot een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 7.974 negatief en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 404.635.