Uitspraak
1.1. Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.De verdere beoordeling
[verzoekster] heeft kort gezegd herhaald wat zij tijdens de mondelinge behandeling aan het hof heeft verklaard. Er moest die avond, op 27 januari 2021, een gedetineerde worden verplaatst naar een andere cel. Dat was een rapportcel waar geen tv stond en waar niet kon worden gebeld. In die cel vond een collega van [verzoekster] , [naam3] de telefoonkaart van [naam1] . [naam3] gaf de telefoonkaart aan [naam4] en die gaf het aan [verzoekster] , die het dichtst bij de cel van [naam1] en [naam2] stond. Zij gaf de telefoonkaart vervolgens door het luikje van de cel aan [naam1] .
heeft verklaard dat hij, omdat hij was betrapt op het bezit van een telefoon, 14 dagen in de isoleercel had gezeten. Omdat zijn celgenoot, [naam2] , in quarantaine zat vanwege Covid, kon [naam1] na afloop van die periode niet meteen terugkeren naar zijn eigen cel. Hij werd een paar dagen in een andere cel gezet. In die cel heeft hij met zijn telefoonkaart gebeld. Hij heeft zijn telefoonkaart in die cel achtergelaten. Hij heeft, toen hij weer terug was gekeerd naar zijn eigen cel, gemerkt dat hij zijn telefoonkaart niet had en heeft daar een bewaker op aangesproken zonder resultaat. Uiteindelijk kreeg hij de telefoonkaart terug van [verzoekster] . Bij de spitactie op 4 februari 2021 zijn in de cel van [naam1] en [naam2] geen telefoons gevonden. Er waren twee telefoons maar die hadden [naam1] en [naam2] goed verstopt. Meer telefoons waren er niet. [naam1] benadrukt dat hij geen telefoon heeft gekregen van [verzoekster] .
[naam2] heeft verklaard dat [naam1] na de periode van 14 dagen in de isoleercel nog naar een andere cel werd gebracht omdat [naam2] in quarantaine zat. [verzoekster] kwam toen de telefoonkaart van [naam1] in de cel van [naam1] en [naam2] ophalen. Die telefoonkaart zat, net als de kaart van [naam2] , in het apparaat in de cel. De telefoonkaart van [naam1] had daar volgens [naam2] al die tijd in gezeten. In de isoleercel heb je namelijk niets aan zo’n kaart. [naam2] heeft desgevraagd verklaard dat [verzoekster] volgens hem daarna niet nog een keer terug is geweest om de telefoonkaart terug te brengen. [naam2] heeft verklaard dat hij denkt dat [naam1] bij terugkeer naar zijn cel de telefoonkaart bij zich had. [naam2] kan zich niet herinneren dat [verzoekster] nog een keer is langs geweest om iets door het luikje aan hem of [naam1] te geven, in ieder geval geen telefoon. [naam2] heeft verklaard dat hij en [naam1] allebei een telefoon hadden, meer telefoons hadden zij niet.
De verklaring van [naam2] dat [verzoekster] daarna niet meer is langs geweest om door het luikje iets af te geven, is, zoals het hof op grond van de beelden kan vaststellen, aantoonbaar onjuist en doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [naam2] op dit punt. Overeind blijft echter staan dat [naam1] volgens [naam2] met zijn telefoonkaart weer terugkeerde naar de cel. Dat verhoudt zich niet met de verklaringen van [verzoekster] en [naam1] dat [verzoekster] op 27 januari 2021 de telefoonkaart van [naam1] , en niet een mobiele telefoon, door het luikje van de cel aan [naam1] heeft overhandigd.
Uit de verklaringen van [naam1] en [naam2] is gebleken dat zij allebei meermalen in de isoleercel hebben gezeten vanwege het bezit van een telefoon. Er is, zo is het hof uit de verklaringen gebleken, kennelijk een continue omloop van telefoons op de afdeling. Tijdens de spitactie op 4 februari 2021 hebben [naam2] en [naam1] zoveel mogelijk voorwerpen verstopt of door de wc gespoeld. Zij hebben verklaard dat er geen telefoons zijn gevonden. Tegen deze achtergrond is het wat het hof betreft onduidelijk gebleven hoeveel telefoons er op de cel waren voor en na de avond van 27 januari 2021. De verklaringen van [naam2] en [naam1] , bezien in samenhang met de beelden, dwingen in ieder geval niet tot de conclusie dat zij steeds maximaal twee telefoons op de cel hadden.
[naam1] en [naam2] hebben aan het slot van hun verklaring wel eensluidend verklaard dat [verzoekster] geen mobiele telefoon heeft overhandigd maar vanwege de hiervoor genoemde tegenstrijdigheden hebben de verklaringen zodanig aan geloofwaardigheid verloren, dat het hof hieraan geen betekenis toekent.
3.De beslissing
€ 2.785,- aan salaris van de advocaat van PI Nieuwegein (2,5 punten x tarief II);