In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 september 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van verschillende appartementen voor het kalenderjaar 2020, met als waardepeildatum 1 januari 2019. De heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort had de WOZ-waarden vastgesteld, maar belanghebbende was het niet eens met deze waarderingen en had hiertegen bezwaar aangetekend. De rechtbank had in een eerdere uitspraak enkele beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de WOZ-waarden verhoogd. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich beroept op het gelijkheidsbeginsel en een te lage waardering van de onroerende zaken. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat de vastgestelde waarden niet te laag zijn. Het Hof heeft ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat de onroerende zaken niet als identiek kunnen worden beschouwd. Daarnaast is de proceskostenvergoeding in bezwaar en beroep besproken, waarbij het Hof oordeelt dat de rechtbank een onjuiste vergoeding heeft toegekend. Uiteindelijk heeft het Hof de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.