ECLI:NL:GHARL:2022:7633

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
200.307.690
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in het licht van dringende redenen en onverwijldheidseisen

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van [de werknemer] door zijn werkgever, De Jong Infrabeheer, Onderhoud & Services BV (DJZ). Het ontslag vond plaats op 12 november 2020, naar aanleiding van beschuldigingen van diefstal van een gasfles en alcoholmisbruik. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat DJZ in haar bewijsvoering was geslaagd, maar het hof heeft behoefte aan aanvullende informatie van een deskundige om de kwaliteit van het bewijs, met name een video-opname, te beoordelen. De werknemer heeft in hoger beroep verzocht om vernietiging van de eerdere uitspraak en om vergoedingen wegens onregelmatige opzegging. Het hof heeft vastgesteld dat de werkgever de stelplicht en bewijslast heeft voor de dringende reden en de onverwijldheid van het ontslag. Het hof concludeert dat de alcoholkwestie en het meenemen van de gasfles niet voldoende zijn om het ontslag op staande voet te rechtvaardigen. De beslissing van het hof is om een deskundige te benoemen om de kwaliteit van het bewijs te onderzoeken, voordat een definitieve uitspraak kan worden gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.307.690
(zaaknummer rechtbank Gelderland, locatie Arnhem 9013857 \ HA VERZ 21-15)
beschikking van 5 september 2022
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats1] ,
verzoeker in (het principaal) hoger beroep,
verweerder in (het voorwaardelijk incidenteel) hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoeker,
hierna: [de werknemer] ,
advocaat: mr. M.K. Struwe,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Jong [naam1] Infrabeheer, Onderhoud & Services BV
gevestigd te Beesd,
verweerster in (het principaal) hoger beroep,
verzoekster in (het voorwaardelijk incidenteel) hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: DJZ
advocaat: mr. H.G. Bouwman.

1.1. De procedure bij de kantonrechter

Het verloop van de procedure bij de kantonrechter blijkt uit de tussenbeschikking van 5 juli 2021 en de eindbeschikking van 30 november 2021 van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, hierna aangeduid met de tussenbeschikking en de eindbeschikking.

2.De procedure in hoger beroep

2.1.
[de werknemer] heeft de procedure bij het hof aanhangig gemaakt met een beroepschrift met één productie, ontvangen op 28 februari 2022. Daarna heeft DJZ een verweerschrift tevens voorwaardelijk incidenteel appel ingediend, ontvangen op 17 mei 2022. [de werknemer] heeft daarop een verweerschrift incidenteel appel ingediend en bij de brief van 23 mei 2022 het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter in het geding gebracht. DJZ heeft bij de brief van 17 mei 2022 de producties 6 tot en met 8 en op 31 mei 2022 nog productie 13 (een foto) overgelegd. Op 1 juni 2022 is een mondelinge behandeling gehouden, waarbij beide partijen spreekaantekeningen hebben overhandigd. De griffier heeft aantekening gehouden van wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht en die zijn in de vorm van een proces-verbaal aan partijen toegezonden. Het hof heeft, naar aanleiding van de tijdens de mondelinge behandeling geuite technische uiteenzetting over beeldkwaliteit van foto’s en video’s van de kant van [de werknemer] , DJZ de mogelijkheid geboden op die technische uiteenzetting schriftelijk te reageren. DJZ heeft van die mogelijkheid gebruikt gemaakt en op 18 juli 2022 een akte genomen. Vervolgens heeft het hof uitspraak bepaald.
2.2.
In het door [de werknemer] ingestelde hoger beroep (principaal hoger beroep) verzoekt hij de eindbeschikking te vernietigen en heel kort samengevat:
a. De bestreden beslissing te vernietigen voor zover is beslist dat [de werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering en dat het ontslag op staande voet op goede gronden is gegeven.
b. DJZ te veroordelen aan [de werknemer] te betalen:
- een vergoeding wegens een onregelmatige opzegging van € 8.302,72 bruto:
- een transitievergoeding van € 6.714,96 bruto;
- een billijke vergoeding van € 56.970,75 bruto.
c. DJZ te veroordelen aan [de werknemer] een bruto-netto specificatie te verstrekken van de hiervoor in b. opgenomen bedragen.
d. DJZ te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank en het hof.
2.3.
DJZ heeft verweer gevoerd en verzocht tot verwerping van het beroep en heeft zelf ook beroep ingesteld (voorwaardelijk incidenteel hoger beroep), namelijk indien en voor zover het hof de uitspraak van de rechtbank wijzigt naar aanleiding van de door [de werknemer] opgeworpen bezwaren tegen de uitspraak, een en ander met veroordeling van [de werknemer] in de kosten van deze procedure.

3.Kern van het geschil en beslissingen

3.1.
In deze zaak gaat het in de kern om de vraag of sprake is van een correct en terecht aangevoerde dringende reden die DJZ de bevoegdheid gaf de arbeidsovereenkomst met [de werknemer] op 12 november 2020 met onmiddellijke ingang op te zeggen. In het geval dat wordt geoordeeld dat geen sprake is van een dringende reden ligt ter beoordeling voor de vraag of DJZ gehouden is de diverse door [de werknemer] verzochte vergoedingen te betalen.
Beslissing van de kantonrechter
3.2.
De kantonrechter heeft in de tussenbeschikking geoordeeld dat twee van de drie aangevoerde redenen voor het gegeven ontslag op staande voet [1] geen dringende reden opleveren en heeft DJZ in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van de derde aan het ontslag ten grondslag gelegde reden, namelijk dat [de werknemer] zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal (verduistering) door een gas- dan wel persluchtfles van DJZ weg te nemen. In de eindbeschikking heeft de kantonrechter geoordeeld dat DJZ in het haar opgedragen bewijs is geslaagd en dat het ontslag op staande voet op juiste gronden is gegeven. De verzoeken van [de werknemer] zijn alle afgewezen en hij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
Beslissing van het hof
3.3.
Het hof kan nog niet tot een eindoordeel komen en heeft behoefte aan informatie van een deskundige. Hieronder legt het hof uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen, na een weergave van de achtergrond van het geschil en de beoordeling van het beroep van DJZ op de zogenaamde twee-conclusieregel en de vraag of voldaan is aan de onverwijldheidseis.

4.De motivering van de beslissing van het hof

achtergrond van het geschil
Het hof gaat uit van de volgende feiten die grotendeels zijn ontleend aan de bestreden beschikking (2.1. tot en met 2.15.).
4.1.
DJZ exploiteert een bedrijf dat zich bezig houdt met landschapsverzorging, natte waterbouw, infrabeheer, onderhoud en services.
4.2.
[de werknemer] , geboren op 6 april 1974, is op 11 maart 2017 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij DJZ in de functie van chauffeur/medewerker onderhoud wegen. Het salaris van [de werknemer] bedroeg laatstelijk € 5.083,30 bruto per maand inclusief overuren, exclusief 8% vakantietoeslag.
4.3.
Op 12 april 2019 heeft een bedrijfsongeval bij DJZ plaatsgevonden, waarbij de heftruck die door [de werknemer] werd bestuurd is gekanteld, [de werknemer] van de bestuurdersstoel moest springen en de heftruck de linkervoet van [de werknemer] heeft afgesneden, als gevolg waarvan [de werknemer] de tenen van zijn linkervoet moet missen. De verzekeraar van DJZ heeft aansprakelijkheid erkend voor het voorval, maar de hoogte van de schadevergoeding die DJZ aan [de werknemer] moet betalen is nog niet definitief vastgesteld.
4.4.
In september 2019 is [de werknemer] bij DJZ gestart met re-integreren. [de werknemer] is reparatiewerkzaamheden gaan verrichten die hij zittend kan uitvoeren. Hij werkte een wisselend aantal uren per week.
4.5.
In de avond van 4 juni 2020 heeft de politie [de werknemer] als bestuurder van de door DJZ ter beschikking gestelde auto aangehouden, omdat hij te veel alcohol had gedronken. Het rijbewijs van [de werknemer] is toen ingenomen. De volgende werkdag heeft [de werknemer] zijn werkgever hiervan op de hoogte gesteld en de auto bij DJZ laten brengen. Na 29 dagen heeft [de werknemer] zijn rijbewijs weer teruggekregen, waarna DJZ de auto weer aan [de werknemer] ter beschikking heeft gesteld.
4.6.
Op 28 juni 2020 is [de werknemer] vanwege psychische problemen opgenomen in een GGZ-instelling. De opname heeft, met een onderbreking van vier dagen, in totaal vijf weken geduurd.
4.7.
Op of omstreeks 28 oktober 2020 is [de werknemer] door [naam1] , een medewerker van DJZ, gebeld met het verzoek om de gasfles waarmee hij naar zijn auto, die geparkeerd stond op het terrein van DJZ was gelopen, terug te komen brengen.
4.8.
Bij de stukken bevinden zich foto’s van de mobiele telefoon van [de werknemer] waarop een gesprek via WhatsApp op donderdag 29 en vrijdag 30 oktober 2020 tussen [naam1] en [de werknemer] is te zien en dat als volgt luidt:
DJZ 29 oktober 2020, 17:08 Heb jou al 3x gebeld. Zou maar eens snel terug bellen.
[de werknemer] , 20:24, Wat snel terug bellen wat denk je. Wordt gvd gebeld door jou jij komt zo terug en breng die gas fles die is van MIJ. Weet niet eens waar je het over heb. Krijg [naam2] aan de lijn. Ja jij liep gisteren met een gas fles. Ik gisteren niet eens gewerkt? Ik had van de week een duikersfles bij me daar heb die mij mee zien lopen ik had daar een rubberringetje voor nodig dat klopt ja. Maar die is niet van jou. Door zo iets ben ik gelijk in me kop weer van slag(…) thnx????
Die leg nog in mij auto. Maaar 1000% die is van mij.
[de werknemer] heeft [naam1] vervolgens om 20:25 uur twee foto’s gestuurd waarop twee flessen zijn te zien die in de achterbak van een auto liggen. Vervolgens is als volgt gecorrespondeerd:
[de werknemer] 30 oktober 2020, 09:45 Ik ga jou zo bellen ben nog niet in staat om te ben omdat ik calmering tabletten van gisteren avondt al op heb. Als ik rustig ben kom ik jullie kant wel op. Anders sta ik er morgen ochtend.
DJZ, 12:49 Vanmiddag hebben we begrafenis
[de werknemer] , 14:03 Dan morgen oke (…) ben nog veel te boos.
[de werknemer] , 14:10 En als ik morgen nog boos ben kom ik niet? Dat doe ik dan om mij zelf te beschermen. (…).
4.9.
Op maandag 2 november 2020 heeft [de werknemer] zich gemeld bij DJZ. [naam3] , de echtgenote van de eigenaar van DJZ, heeft [de werknemer] opnieuw gevraagd naar de gasfles. Nadat [de werknemer] zijn visie op het voorval had gegeven, is hij naar huis gestuurd.
4.10.
[de werknemer] heeft zich op 3 november 2020 volledig ziekgemeld.
4.11.
Bij brief van 12 november 2020 (tevens verstuurd per e-mail) heeft DJZ [de werknemer] het volgende bericht:
Ten eerste is enige tijd geleden (juni jl.) uw rijbewijs voor een periode ingenomen in verband met alcoholmisbruik. In ons bedrijfsreglement is opgenomen dat het nuttigen van alcoholische dranken verboden is. U heeft dit gedaan tijdens het besturen van het voertuig dat u door het bedrijf ter beschikking is gesteld. Daarom is het bedrijfsvoertuig voor een bepaalde periode ingenomen geweest.
Daarnaast hebben wij geconstateerd dat u op 26 oktober jl. een gasfles hebt meegenomen die eigendom is van het bedrijf. Op 2 november jl. hebben wij u hierop aangesproken, u kon hier geen geloofwaardige verklaring voor geven. Dit geldt ook voor het vervangen van de rubbers van een gasfles met rubbers die afkomstig zijn uit ons magazijn waarbij u, volgens eigen zeggen, weer andere exemplaren in het magazijn terug heeft gelegd. Dit is voor ons niet controleerbaar. Het privé gebruik van bedrijfseigendommen zonder toestemming is verboden.
Wij hebben de afgelopen dagen gebruikt om deze zaken zorgvuldig te onderzoeken, reden waarom u op 2 november jl. naar huis bent gestuurd. Na onderzoek en raadpleging van de beschikbare camerabeelden kunnen wij helaas niet anders concluderen dan dat u zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Dit, gevoegd bij het eerder geconstateerde alcoholmisbruik, levert een dringende reden op om uw arbeidsovereenkomst per direct te ontbinden, wat betekent dat u op staande voet wordt ontslagen.
U bent dus per heden 12 november 2020 niet meer bij ons in dienst. (…).
4.12.
Bij brief van 7 december 2020 aan DJZ heeft de advocaat [de werknemer] te kennen gegeven dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen. Zij heeft doorbetaling van het salaris verzocht en aangestuurd op re-integratie in het tweede spoor. Omdat een reactie uitbleef, heeft de advocaat van [de werknemer] DJZ op 15 december 2020 een herinnering gestuurd.
4.13.
De advocaat van DJZ heeft op 21 december 2020 gereageerd waarna partijen hebben getracht een vaststellingsovereenkomst te sluiten.
4.14.
Met ingang van 1 februari 2021 is [de werknemer] in dienst getreden bij Steel Productions B.V. in de functie van interne technische dienst/monteur voor 40 uur per week en voor de duur van één jaar. Dit contract is vervolgens met dezelfde periode verlengd. Zijn salaris bedraagt € 2.953,49 per vier weken, exclusief vakantietoeslag.
beroep op de twee-conclusieregel
4.15.
Voordat het hof inhoudelijk op de zaak ingaat, zal eerst worden beoordeeld of de ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep door [de werknemer] gegeven technische uiteenzetting over de kwaliteit van het als bewijs gebruikte filmpje en daarvan gemaakte foto’s in strijd is met de twee-conclusieregel. Deze regel houdt in dat in het eerste processtuk dat partijen in hoger beroep mogen nemen niet alleen alle grieven dienen te worden aangevoerd, maar dat daarin ook a) nieuwe feiten moeten worden gesteld, b) de (grondslag van de) eis moet worden veranderd, of c) nieuw verweer dient te worden gevoerd. De mogelijkheid tot wijzing of aanvulling van feitelijke of juridische stellingen is dus in beginsel beperkt. Het hof is van oordeel dat het bij de mondelinge behandeling gehouden – technische deel van het – betoog niet afstuit op de in beginsel strakke twee-conclusieregel. [de werknemer] heeft in het beroepschrift immers al de stelling ingenomen dat de camerabeelden onduidelijk zijn en wat ter gelegenheid van de mondelinge behandeling naar voren is gebracht moet als een precisering van dat standpunt worden gezien. Er is anders gezegd geen sprake van nieuwe feiten, een wijziging van grondslag en/of een nieuw verweer. Wat [de werknemer] op dit punt heeft gesteld en wat DJZ daartegen in de akte van 18 juli 2022 heeft aangevoerd zal daarom worden meegewogen bij de beoordeling.
de onverwijldheid en ontslag op staande voet
4.16.
Omdat [de werknemer] aanspraak maakt op diverse vergoedingen, staat – hoewel hij in het ontslag op staande voet berust – de rechtsgeldigheid van het gegeven ontslag ook in hoger beroep centraal. Voor de geldigheid van een ontslag op staande voet is vereist dat sprake is van een dringende reden die onverwijld aan de werknemer is meegedeeld. De stelplicht en de bewijslast van het bestaan van een dringende reden en de onverwijldheid liggen bij de werkgever.
4.17.
Uit de ontslagbrief van 12 november 2020 blijkt dat DJZ [de werknemer] op die dag op staande voet heeft ontslagen enerzijds omdat [de werknemer] in juni 2020 een door DJZ ter beschikking gestelde auto heeft bestuurd terwijl hij meer alcohol had gedronken dan de wet maximaal toelaat en anderzijds omdat hij eind oktober 2020 eigendommen van DJZ heeft meegenomen te weten een gasfles en twee rubberen ringetjes.
4.18.
In het verweerschrift in hoger beroep heeft DJZ aangevoerd dat [de werknemer] geen grief heeft aangevoerd tegen het oordeel van de kantonrechter dat DJZ bij het geven van het ontslag aan de onverwijldheidseis heeft voldaan. Omdat [de werknemer] op die stelling niet heeft gereageerd, is de onverwijldheid in hoger beroep niet meer in geschil en gaat het hof ervan uit dat aan dat vereiste is voldaan.
4.19.
Beoordeeld moet worden of de in de ontslagbrief opgenomen verweten gedragingen zijn komen vast te staan en zo ja of ze op zichzelf dan wel in samenhang beschouwd een dringende reden opleveren en een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
gasfles/persluchtfles
4.20.
De belangrijkste reden waarom DJZ [de werknemer] op staande voet heeft ontslagen is dat zij stelt dat [de werknemer] een gasfles van DJZ heeft meegenomen en zich daarmee heeft schuldig gemaakt aan diefstel/verduistering. Zoals hiervoor in 4.16 al is opgemerkt rust de stelplicht en bewijslast van het bestaan van een dringende reden bij de werkgever, DJZ in dit geval. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij een filmpje in het geding gebracht waarop te zien is dat [de werknemer] een op een gasfles/persluchtfles gelijkend voorwerp in zijn armen draagt terwijl hij buiten op het terrein grenzend aan het bedrijfsgebouw van DJZ naar zijn auto loopt. Eerder heeft DJZ de fles een gasfles genoemd en later een persluchtfles, nadat [de werknemer] had verklaard dat hij de bewuste dag een persluchtfles naar zijn auto had gebracht. Hierna zal het hof de fles aanduiden als persluchtfles.
4.21.
Voorts zijn foto’s beschikbaar, gemaakt tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter, van een persluchtfles zoals [de werknemer] die volgens DJZ van haar heeft meegenomen en van de persluchtfles die [de werknemer] naar zijn zeggen op het filmpje in zijn armen heeft. Daarnaast zijn foto’s overgelegd van een persluchtfles in de kofferbak van de auto van [de werknemer] , dan wel in de kofferbak van een auto die identiek is aan de aan [de werknemer] ter beschikking gestelde auto (een Volkswagen Up).
4.22.
[de werknemer] heeft erkend dat hij op het filmpje te zien is met een persluchtfles, maar betwist dat het om een persluchtfles van DJZ gaat en heeft ook verklaard waarom hij zijn eigen persluchtfles had meegenomen naar het bedrijf (zie hierna in 4.25). Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof is het filmpje opnieuw vertoond en door alle aanwezigen bekeken en heeft [de werknemer] betoogd dat bij de beoordeling van de vraag of hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal/verduistering aan het filmpje geen waarde kan worden toegekend of in elk geval niet van doorslaggevende betekenis kan zijn, omdat de kwaliteit van het filmpje te wensen overlaat en daardoor niet als bewijs van de dringende reden kan dienen. Hij heeft gewezen op de omstandigheid dat het niet gaat om originele camerabeelden, maar om een met een mobiele telefoon gemaakt filmpje van de camerabeelden van een (beveiligings)camera op het bedrijfsterrein van DJZ, dat vervolgens is bewerkt. [de werknemer] heeft benadrukt dat dit meebrengt dat sprake is van vervaging en – zo begrijpt het hof – beelden die op detailniveau wat betreft afmetingen en vorm, niet overeenkomen met de werkelijkheid. [de werknemer] heeft daarbij gewezen op het feit dat de door het filmen van een camerabeeld – en de daaropvolgende montage – ontstane onnauwkeurigheid goed te zien is als [de werknemer] tussen de donkere en lichte auto is doorgelopen. Niet het verwisselen van draagarm, maar de vervaging door bewerking van de beelden zorgt voor het verspringen van het uiterlijk van de fles, aldus [de werknemer] .
4.23.
DJZ heeft het verweer van [de werknemer] op het punt van de kwaliteit van het filmpje in de nadere akte gemotiveerd weersproken.
4.24.
Het hof kan alles overziende niet vaststellen wat op het voorhanden zijnde filmpje [2] , niet zijnde de originele camerabeelden, precies te zien is en of deze beelden de werkelijke situatie op detailniveau weergeven, terwijl het bij de beoordeling van het handelen van [de werknemer] juist aankomt op de details van de beelden.
Het hof zal daarom een deskundigenbericht gelasten en is voornemens de deskundige onder meer de volgende vragen voor te leggen.
  • Is het mogelijk vast te stellen of dit videobestand de werkelijke situatie op detailniveau weergeeft, gelet op het feit dat sprake is van een met een mobiele telefoon gemaakt filmpje van de camerabeelden van een (beveiligings)camera?
  • Is het mogelijk de lengte van de fles die de persoon op de video draagt vast te stellen en zo ja, wat is die lengte?
  • Is het mogelijk andere uiterlijke kenmerken van de fles vast te stellen en zo ja welke?
  • Is het mogelijk vast te stellen of de persoon op de video één van de twee flessen draagt, die zijn getoond en gefotografeerd tijdens het getuigenverhoor ten overstaan van de kantonrechter
  • Met welke mate van zekerheid kan voorgaande worden aangenomen?
  • Wat vindt u relevant om nog op te merken.
4.25.
Partijen worden in de gelegenheid gesteld om gelijktijdig in een akte zelf vragen te formuleren en om zich uit te laten over de door het hof voorgestelde vragen, over de personen, hoedanigheden en relevante kwaliteiten van de te benoemen deskundige, zijn bereikbaarheid (adressen, telefoonnummers en e-mailadressen), de marges waarbinnen diens loon mag of moet liggen (waaronder de maximale hoogte daarvan) en de verdere (algemene) voorwaarden waaronder de opdracht aan de deskundige zou moeten worden verstrekt.
4.26.
Het hof verzoekt partijen tijdig met elkaar in overleg te treden over in ieder geval de persoon van de te benoemen deskundige en zo mogelijk gezamenlijk een persoon voor te dragen. Indien partijen niet slagen in een gezamenlijke voordracht, verzoekt het hof partijen in hun tevoren over en weer aan elkaar toe te zenden akten in te gaan op de door de wederpartij voor te dragen personen en op eventuele bezwaren tegen benoeming van bepaalde personen, dan wel mee te delen dat partijen zich op dit punt refereren aan het oordeel van het hof.
samengestelde ontslaggrond
4.27.
Uit de brief van 12 november 2020 blijkt dat sprake is van een samengestelde ontslaggrond. Beantwoord moet worden of de andere handelingen die DJZ [de werknemer] in de ontslagbrief verwijt een ontslag op staande voet rechtvaardigen.
rubberen ringetjes
4.28.
[de werknemer] heeft erkend dat hij twee rubberen ringetjes heeft meegenomen uit het magazijn van DJZ. Bij de kantonrechter en ook ten overstaan van het hof heeft [de werknemer] uitgelegd dat hij een luchtbuks heeft, dat die werkt op perslucht, dat hij van een bekende ( [naam4] ) die duikt, twee persluchtflessen heeft gekregen die hij gebruikt voor het vullen van zijn luchtbuks, dat één van de flessen was leeggelopen omdat rubberen ringetjes moesten worden vervangen, dat hij die via internet had gekocht, maar niet bleken te passen. Hij heeft toen de persluchtfles mee naar het bedrijf genomen en in het magazijn rubberen ringetjes gevonden die wel pasten. Vervolgens heeft hij twee ringetjes meegenomen en de vier via internet gekochte ringetjes in het magazijn achtergelaten. Nadat hij de juiste ringetjes had gevonden heeft hij de persluchtfles met de juiste ringetjes in zijn auto gelegd. DJZ heeft deze door [de werknemer] beschreven gang van zaken betwist bij gebrek aan wetenschap en de mogelijkheid dit te controleren.
4.29.
Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat het meenemen van de ringetjes op zichzelf geen dringende reden oplevert voor een ontslag op staande voet. Niet is gesteld of gebleken dat binnen DJZ duidelijke regels gelden voor het gebruik of verbruik van materiaal van de werkgever dat geen of slechts een zeer geringe waarde vertegenwoordigt, zoals de ringetjes die een onbetwiste waarde vertegenwoordigen van € 0,01 cent per stuk. DJZ heeft verwezen naar een stuk met als titel Bedrijfsinformatie & Voorlichting. Afgezien van het feit dat in geschil is of [de werknemer] van de inhoud van dit reglement op de hoogte was of had moeten zijn, is hierin niets bepaald over het meenemen van materiaal van DJZ zonder of met slechts geringe waarde. En dus ook niet dat het meenemen van eigendommen van DJZ zonder of van zeer geringe waarde een ontslag op staande voet tot gevolg kan hebben. De in algemene bewoordingen vervatte regel dat het te allen tijde verboden is om tijdens werktijd strafbare feiten te plegen al dan niet met de werkgever als benadeelde, is in dat verband niet duidelijk genoeg en dus niet voldoende. Het is anders gezegd alles behalve correct dat [de werknemer] zonder overleg twee ringetjes meeneemt uit of omwisselt in het magazijn van DJZ, maar deze handeling rechtvaardigt geen ontslag op staande voet. Bij deze stand van zaken behoeven de andere stellingen van partijen, waaronder de toestemming van de chef werkplaats, geen bespreking.
alcoholmisbruik
4.30.
Vast staat dat [de werknemer] in de avond van 4 juni 2020 met te veel alcohol in zijn bloed de door DJZ aan hem ter beschikking gestelde auto heeft bestuurd, dat de politie hem heeft aangehouden en zijn rijbewijs heeft ingenomen. Evenmin is in geschil dat hij dit de volgende dag aan DJZ heeft laten weten, dat [de werknemer] spijt heeft betuigd en dat hij het rijbewijs 29 dagen later heeft teruggekregen, waarna DJZ opnieuw de auto aan hem ter beschikking heeft gesteld. [de werknemer] had de auto nodig voor woon-werkverkeer, omdat hij vanwege zijn letsel als gevolg van het bedrijfsongeval niet van het openbaar vervoer gebruik kon maken en zelf niet beschikte over een auto. Deze omstandigheden, de opmerking van DJZ dat [de werknemer] een nieuwe kans krijgt, de ernstige psychische problemen die zich kort daarna bij [de werknemer] openbaarden en het ontbreken van een schriftelijke waarschuwing, maken dat [de werknemer] ervan uit mocht gaan dat de alcoholkwestie was afgedaan. Dan past het niet deze kwestie maanden later mede ten grondslag te leggen aan het ontslag op staande voet.
4.31.
Uit voorgaande volgt dat het door DJZ aan [de werknemer] verweten alcoholmisbruik op zichzelf noch in samenhang met de kwestie van de rubberen ringetjes een dringende reden opleveren, zodat het op 12 november 2020 op die gronden gegeven ontslag niet rechtsgeldig is gegeven.
slotsom
4.32.
Voordat het hof een deskundige benoemt en DJZ gelast het voorschot te betalen, zullen partijen, zoals hiervoor bepaald in 4.24 tot en met 4.26, gelijktijdig een akte mogen nemen waarin zij mogen reageren op wat het hof van plan is. Dit tenzij partijen alsnog in onderling overleg tot een andere oplossing komen, waardoor het niet nodig is de procedure voort te zetten. In afwachting van de te nemen akten, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

Het hof, beschikkende in het principaal en het incidenteel hoger beroep:
5.1.
bepaalt dat partijen op 26 september 2022 gelijktijdig een akte mogen nemen waarin zij reageren op wat het hof van plan is, een en ander zoals is overwogen in 4.24 tot en met 4.26 hiervoor,
5.2.
houdt in afwachting van de te nemen akten iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.P.C.J. van Bavel, M.F.J.N. van Osch en H.M.J. van den Hurk en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 september 2022.

Voetnoten

1.Zie voor de drie redenen r.o. 4.20 ev.
2.Te weten het videobestand dat is overgelegd door DJZ als productie 6 bij de brief van 23 juni 2021.
3.Zie de foto’s gehecht aan het proces-verbaal van enquête aan de kant van gedaagde van 5 oktober 2021.