ECLI:NL:GHARL:2022:7096

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
21/01458
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake naheffingsaanslag BPM en waardevermindering door schade

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die het beroep tegen een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) ongegrond verklaarde. De naheffingsaanslag van € 2.081 was opgelegd door de Inspecteur, die bij uitspraak op bezwaar het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaarde. Belanghebbende had eerder een bedrag van € 7.554 aan BPM voldaan voor een uit Duitsland afkomstige gebruikte personenauto van het merk Land Rover. De auto had een aantal beschadigingen en een schadeverleden, wat belanghebbende aanvoerde als argument voor vermindering van de naheffingsaanslag. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de auto meer dan normale gebruiksschade had, en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het Hof concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd met inachtneming van de handelsinkoopwaarde van de auto, en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 augustus 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer BK-ARN 21/01458
uitspraakdatum: 02 augustus 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[belanghebbende]te
[woonplaats1](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 3 augustus 2021, nummer 20/3221, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Centrale administratieve processen(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) voor een bedrag van € 2.081 opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Bij beschikking is € 1 belastingrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 juli 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. H. van Dam als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] . Namens de Inspecteur zijn verschenen [naam2] en [naam3] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft met het oog op de registratie in het kentekenregister van een uit Duitsland afkomstige gebruikte personenauto van het merk Land Rover (hierna: de auto) op aangifte van 8 oktober 2019 een bedrag aan BPM van € 7.554 voldaan.
2.2.
Van de auto staan de volgende gegevens vast (bedragen in €):
Datum eerste toelating
7 november 2016
Bruto BPM
26.892
Historische nieuwprijs
153.152
Handelsinkoopwaarde in onbeschadigde staat
54.884
2.3.
Bij de aangifte heeft belanghebbende een taxatierapport gevoegd van [naam4] , taxateur bij [naam5] B.V. (hierna: het taxatierapport). In het taxatierapport is een aantal foto’s van de auto opgenomen en staan onder meer de volgende gegevens:
Kilometerstand
30.363
Correctie schadecalculatie
€ 10.358 (100%)
Extra waardevermindering (ex-schade)
€ 1.500
Handelsinkoopwaarde na waardeverminderingen
€ 43.026
2.4.
De gecalculeerde schade van € 10.358 bestaat volgens het taxatierapport uit de volgende reparatiekosten voor schade aan de carrosserie, de wielen en banden en de rondom zicht camera’s:
Onderdelen
€ 1.065,04
Bijkomende kosten
€ 631,80
Arbeidsloon
€ 1.629,60
Spuitwerkzaamheden
€ 5.367,56
Milieutoeslag
€ 155,25
BTW
€ 1.858,34
Totaal
€ 10.707,59
Van het totaalbedrag van € 10.707,59 is tot slot nog € 350 afgetrokken op grond van een matrix van XRAY die beoogt tot uitdrukking te brengen dat ieder gebruikt voertuig een bepaalde mate van gebruiksschade heeft die inherent is aan leeftijd, gebruik en kilometers, en dat schadeherstel dit (deels) ongedaan maakt.
2.5.
De waardevermindering in verband met ex-schade van € 1.500 is volgens het taxatierapport gebaseerd op een tabel van “TMV – SECTIE MOTORVOERTUIGEN”.
2.6.
Op 14 oktober 2019 heeft Domeinen Roerende Zaken (hierna: DRZ) belanghebbende uitgenodigd de auto te tonen. Belanghebbende heeft de auto niet getoond.
2.7.
Vervolgens heeft DRZ op basis van de aangifte en het taxatierapport onderzoek gedaan naar de waarde van de auto. In het onderzoeksrapport concludeert DRZ dat geen meer dan normale gebruiksschade kan worden vastgesteld.
2.8.
De auto is te naam gesteld in het kentekenregister op 24 oktober 2019.
2.9.
Naar aanleiding van het onderzoek van DRZ heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag opgelegd.

3.Geschil

In geschil is of de Inspecteur bij het opleggen van de naheffingsaanslag terecht geen rekening heeft gehouden met de door belanghebbende in aanmerking genomen verminderingen in verband met bestaande schade en schadeverleden. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de naheffingsaanslag. De Inspecteur is de tegengestelde mening toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Voor gebruikte personenauto’s geldt volgens artikel 10, lid 1, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: de Wet BPM) dat het bij die personenauto behorende bedrag aan belasting, bedoeld in artikel 9, leden 1 tot en met 3, Wet BPM, wordt berekend met inachtneming van een vermindering. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de toepasselijkheid en de omvang van die vermindering rusten op de belastingplichtige. [1]
4.2.
Niet in geschil is dat de auto voorkomt op een in de handel algemeen toegepaste koerslijst voor de inkoop van gebruikte motorrijtuigen door wederverkopers in Nederland. Omdat belanghebbende niettemin een beroep heeft gedaan op de taxatiemethode, moet het Hof de vraag beantwoorden of de auto meer dan normale gebruiksschade heeft. Omdat de Inspecteur dit gemotiveerd heeft betwist, draagt belanghebbende de last aannemelijk te maken dat en voor welk bedrag sprake is van meer dan normale gebruiksschade. [2]
4.3.
Partijen gaan terecht ervan uit dat het feit dat belanghebbende de auto niet bij DRZ heeft getoond, niet van invloed is op de hiervoor gegeven oordelen over de verdeling en de zwaarte van de bewijslast. [3] Of belanghebbende tijdig is opgeroepen voor het tonen, wat hij betwist, is daarom niet van belang.
Waardevermindering in verband met bestaande schade
4.4.
De door belanghebbende gestelde bestaande schade bestaat enerzijds uit de vele inkepingen, krasjes en deukjes die zijn te vinden op de carrosserie en de wielen van de auto. Anderzijds bestaat deze schade uit het feit dat de voorcamera’s van de auto niet werken.
4.5.
Gelet op het taxatierapport en de bij het beroepschrift in eerste aanleg ingebrachte, uitvergrote foto’s van de auto, zoals door belanghebbende toegelicht ter zitting van het Hof, is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de carrosserie en de wielen van de auto zodanig zijn beschadigd dat sprake is van meer dan normale gebruiksschade. De foto’s laten weliswaar duidelijk een aantal beschadigingen op en in de auto zien, maar deze acht het Hof zowel op zichzelf als in onderlinge samenhang bezien passend bij een auto zoals die van belanghebbende, die ruim 30.000 kilometer heeft gereden en bijna drie jaar oud is.
4.6.
Aan het oordeel dat geen sprake is van meer dan normale gebruiksschade doet bovendien niet af dat de voorcamera’s van de auto het niet doen. Met hetgeen belanghebbende heeft ingebracht, is niet aangetoond wat de reden is van het feit dat de camera’s niet werken, zodat evenmin aannemelijk is dat sprake is van schade aan die camera’s van zodanige aard en omvang dat dit een drukkend effect op de handelsinkoopwaarde van de auto zou hebben. Daarbij weegt het Hof mee dat de gemachtigde van belanghebbende enerzijds in zijn hogerberoepschrift heeft gesteld dat zijn taxateur altijd de bedrading controleert, terwijl anderzijds ter zitting van het Hof door de gemachtigde is verklaard dat dit soms niet gebeurt, omdat men niet altijd erbij kan. Ter zitting is ten aanzien van de onderhavige auto in het midden gebleven of de bedrading van de camera is gecontroleerd.
Waardevermindering in verband met schadeverleden
4.7.
Naar het oordeel van het Hof kan het schadeverleden van een auto, afhankelijk van de omstandigheden een waardedrukkend effect hebben op de handelsinkoopwaarde van de auto. Bij de aard van de schade kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de oorzaak van de schade, de plaats waar de schade aan de auto zich bevindt en welke onderdelen beschadigd zijn geraakt. [4] De enkele constatering dat een auto een schadeverleden heeft is in ieder geval niet voldoende om een waardedrukkend effect op de handelsinkoopwaarde aan te nemen. [5]
4.8.
Belanghebbende heeft zijn standpunt dat sprake is van een schadeverleden in vorenbedoelde zin slechts onderbouwd met een verwijzing naar (i) de lakdikte van bepaalde onderdelen van de auto, waaruit zou volgen dat die onderdelen zijn overgespoten, alsmede (ii) het feit dat de twee camera’s van de auto niet functioneren. Het Hof overweegt dat die feiten evenwel nog niets zeggen over de oorzaak en omvang van in het verleden aan de auto toegebrachte schade. Omdat daarover ook overigens niets duidelijk is geworden, acht het Hof niet aannemelijk dat sprake is van een zodanig schadeverleden dat dit een waardedrukkend effect heeft op de handelsinkoopwaarde.
4.9.
Gelet op het voorgaande heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de auto meer dan normale gebruiksschade heeft. Dat betekent dat de naheffingsaanslag terecht met inachtneming van een handelsinkoopwaarde van € 54.884 is opgelegd.
4.10.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is daarom ook voor het overige ongegrond.
Slotsom
Het hoger beroep is ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.F.C. Spek, voorzitter, mr. V.F.R. Woeltjes en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van drs. M.T.M. Hennevelt als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 02 augustus 2022
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(R.F.C. Spek)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst.
Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 03 augustus 2022
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Zie HR 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640, r.o. 3.2.2.
2.Vgl. HR 20 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:640, r.o. 3.2.4.
3.Vgl. HR 21 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:318, r.o. 3.3.3.
4.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 17 mei 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:4046, r.o. 4.17.
5.Vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 14 december 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:11522, r.o. 4.8.