In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin een naheffingsaanslag BPM (belasting van personenauto’s en motorrijwielen) was verminderd. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 2.413 ontvangen, die door de rechtbank was verlaagd tot € 1.859. De Inspecteur stelde hoger beroep in, evenals de belanghebbende, die vond dat de naheffingsaanslag verder verlaagd moest worden vanwege schade aan de auto en het schadeverleden. De zaak werd behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de zitting via beeldbellen plaatsvond op 15 september 2021.
De belanghebbende had op 14 juni 2018 aangifte gedaan voor een BMW 650i Xdrive High executive coupé, met een CO2-uitstoot van 263 g/km. De handelsinkoopwaarde van de auto was vastgesteld op € 12.250, maar de Inspecteur had een naheffingsaanslag opgelegd op basis van een hogere waarde. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag onterecht was en verlaagde deze. In hoger beroep was de vraag of de afschrijving moest worden berekend op basis van een referentievoertuig of de werkelijke schade aan de auto. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet kon volstaan met de afschrijving van het referentievoertuig en dat de schade aan de auto niet in aanmerking kon worden genomen, omdat deze hersteld was voor de registratie.
Het Hof verklaarde het hoger beroep van de Inspecteur gegrond en het hoger beroep van de belanghebbende ongegrond. De naheffingsaanslag werd verminderd tot € 2.263. De Inspecteur werd veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest het griffierecht vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 december 2021.