Uitspraak
Jansma,
Het Wetterskip,
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep van 29 januari 2021;
- de memorie van grieven van 4 mei 2021;
- de memorie van antwoord van 13 juli 2021;
- het arrest van 7 september 2021 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
- het verslag (proces-verbaal) van de mondelinge behandeling die op 3 juni 2022 is gehouden. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft het Wetterskip de risicoregeling uit de RAW (versies 2005 en 2010) in het geding gebracht.
2.De kern van de zaak
3.De feiten
“Er is inmiddels een lange termijn van gestanddoening geweest met een drietal verlengingen en als gevolg daarvan is er een compensatieregeling met u afgesproken voor de gestegen kosten. In ons schrijven WFN1417625 met als onderwerp “Derde verlenging gestanddoeningstermijn bestek WF.11-59 gemaal Vijfhuizen” is het volgende omschreven:
Ter compensatie van het mogelijk door u te lijden nadeel als gevolg van het uitstellen van het werk vindt overeenkomstig de van toepassing zijnde RAW 2010, zulks nadat er definitief is gegund, vanaf de datum van de aanbesteding compensatie plaats voor de eventueel gestegen prijzen en lonen.In het bestek WF.2011-59 gemaal Vijfhuizen is aangegeven dat het loonkosten bestanddee1, als bedoeld in artikel 01.04.01 lid 01 van de Standaard RAW 2005, 35% bedraagt en dat de brandstoffenbestanddelen. als bedoeld in artikel 01.04.01 lid l van de Standaard RAW 2010, bedraagt 2% voor de Brandstofgroep 01 Gasolie met hoog accijnstarief. Verrekening in wijziging in kosten bouwstoffen vindt plaats conform paragraaf 01.04 van de Standaard RAW 2010, rekening houdende met de hierna genoemde afwijking. In afwijking van het bepaalde in artikelen 01.04.05 lid 01 van de Standaard RAW 2010 komen alleen de volgende bouwstoffen voor verrekening in aanmerking:
4.Het oordeel van de rechtbank
5.Het oordeel van het hof
Ter compensatie van het mogelijk door u te lijden nadeel …. compensatie plaats voor de eventueel gestegen prijzen en lonen.
nietmeer van Jansma vernomen dienaangaande, zodat het Wetterskip ervan uitging dat zij hetgeen in uw e-mail van 17 oktober 2016 werd aangegeven als niet geschreven kon beschouwen.”
minderbedragvan € 13.836,17. De berekening sluit op een minderbedrag omdat de prijzen van de vier in het bestek genoemde bouwstoffen en van gasolie in die periode meer gedaald waren dan dat de lonen in die periode waren gestegen. Het hof oordeelt dat Jansma op een dergelijke neerwaartse prijsaanpassing niet bedacht had hoeven zijn. Zonder de compensatietoezegging had Jansma alleen de kosten van gasolie en bitumen moeten verrekenen vanaf de datum van de aanbesteding. De compensatietoezegging bracht daar ook de loonkosten bij (volgens de fictie in het bestek dat die 35% van de totale kosten bedroegen; volgens Jansma was dit in werkelijkheid veel hoger) maar er is geen reden om de daling van de (beton)staalprijzen en van betonmortel ook vanaf datum aanbesteding voor rekening van Jansma te brengen, omdat dit afbreuk doet aan het karakter van de compensatietoezegging zoals Jansma dat redelijkerwijs had mogen begrijpen. Met die prijsdaling zijn tot 13 september 2016 bedragen van respectievelijk € 14.375,00 (betonstaal) € 59.392,92 (staal) en € 2.294,03 (betonmortel) gemoeid, in totaal dus € 76.061,92. Als het Wetterskip een prijsdaling had willen bedingen, had zij dit expliciet aan Jansma en de overige inschrijvers moeten meedelen bij de verzoeken tot gestanddoening en moeten melden dat haar compensatieaanbod ook zou kunnen leiden tot gunning voor een in aanvang lager bedrag dan waarvoor was ingeschreven. Dit heeft het Wetterskip niet gedaan (waarbij de vraag rijst of dan nog één inschrijver zijn bieding gestand had willen doen).