In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. Belanghebbende was aansprakelijk gesteld door de Ontvanger van de Belastingdienst voor de betaling van een naheffingsaanslag omzetbelasting over de jaren 2013 tot en met 2016, alsook voor een verzuimboete, belastingrente en vervolgingskosten. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar had de verzuimboete verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. Belanghebbende stelde dat de aansprakelijkstelling onterecht was, omdat de aangiften door zijn adviseur waren gedaan en hij geen aanleiding had om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Het Hof oordeelde dat de Ontvanger terecht had gesteld dat belanghebbende hoofdelijk aansprakelijk was, omdat hij als vennoot van de vof verantwoordelijk was voor de belastingverplichtingen. Het Hof bevestigde dat de Ontvanger de aansprakelijkstelling op juiste gronden had gedaan en dat er geen reden was om aan te nemen dat de Ontvanger niet aan zijn verplichtingen had voldaan. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard.