ECLI:NL:GHARL:2022:5552

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
30 juni 2022
Zaaknummer
200.297.397
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopig deskundigenbericht in hoger beroep over waarde opstallen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juni 2022 een tussenbeschikking gewezen in het hoger beroep van een verzoeker, hierna [appellant], tegen de besloten vennootschap Landgoed Rhijnestein B.V., hierna het Landgoed. De procedure betreft een verzoek om een voorlopig deskundigenbericht over de waarde van opstallen, in het kader van een bodemprocedure die draait om de vernietiging van een bindend advies over de waarde van deze opstallen. De appellant is vertegenwoordigd door mr. L.E. de Geer, terwijl het Landgoed wordt bijgestaan door mr. P.C.W. Viëtor.

Het hof heeft in een eerdere tussenbeschikking op 30 november 2021 besloten om één deskundige te benoemen, maar na overleg met partijen is besloten om twee deskundigen aan te stellen. De deskundigen zijn prof. dr. P. van Gool, emeritus hoogleraar vastgoedeconomie aan de Universiteit van Amsterdam, en ing. C.J.M. Vernooij, een taxateur met kennis van de lokale vastgoedmarkt. Het hof heeft de deskundigen gevraagd om hun rapporten op te stellen met betrekking tot specifieke vragen over de waarde van het object per 3 maart 2020, en de wijze van taxatie.

De beslissing van het hof houdt ook in dat de kosten van de deskundigen worden vastgesteld op € 10.000,- voor prof. Van Gool en € 9.150,- voor ing. Vernooij, en dat de appellant verantwoordelijk is voor het betalen van deze voorschotten. Het hof heeft verder bepaald dat de deskundigen hun rapporten moeten indienen bij de griffie van het hof en dat partijen de gelegenheid krijgen om op het concept van het deskundigenbericht te reageren. Deze beschikking is openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.297.397
beschikking van 24 juni 2022
in de zaak van
[appellant],
die woont in [woonplaats1] ,
en optreedt als verzoeker,
hierna [appellant] te noemen,
vertegenwoordigd door mr. L.E. de Geer (voorheen: mr. T.S. van Zaal),
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Landgoed Rhijnestein B.V.,
die gevestigd is in Cothen,
en optreedt als verweerster,
hierna het Landgoed te noemen,
vertegenwoordigd door mr. P.C.W. Viëtor.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het hof heeft op 30 november 2021 een tussenbeschikking gewezen. [1] Vervolgens hebben [appellant] en het Landgoed beiden op 28 december 2021 een akte genomen.
1.2.
Bij brief van 4 februari 2022 is aan partijen bericht dat zij in verband met een rechterswissel kunnen vragen om een nieuwe mondelinge behandeling ten overstaan van de nieuwe combinatie. Partijen hebben daarvan geen gebruik gemaakt.
1.3.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de brief met bijlagen van prof. dr. P. van Gool FRICS (hierna: prof. Van Gool) van 2 maart 2022;
- de brief van mr. Van Zaal van 29 maart 2022;
- de brief van mr. Viëtor van 29 maart 2022;
- de brief met bijlage van ing. C.J.M. Vernooij REV RT (hierna: ing. Vernooij) van 18 mei 2022;
- het bericht van mr. Viëtor van 25 mei 2022.

2.Het oordeel van het hof

2.1.
In de tussenbeschikking heeft het hof overwogen dat het één deskundige zal benoemen. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van die deskundige en over de te hanteren peildatum ten aanzien van de aan de deskundige te stellen vragen 2 en 3. Partijen zijn het eens over de te hanteren peildatum, namelijk 3 maart 2020, de datum van het bindend advies van de drie deskundigen. Het hof zal daarom ook van die datum uitgaan. Over de persoon van de deskundige zijn partijen het niet eens geworden. [appellant] stelt voor om een hoogleraar aan te wijzen als deskundige, te weten professor A. Hordijk MRICS. Het Landgoed wenst mr. R. van Hoogmoed, taxatiedeskundige, te benoemen.
2.2.
Het hof komt in zoverre terug van de tussenbeschikking dat het twee deskundigen zal benoemen in plaats van één. Het hof heeft twee andere deskundigen benaderd dan de door [appellant] en het Landgoed voorgestelde deskundigen, nu partijen over en weer bezwaren hebben uitgesproken tegen de voorgestelde deskundigen. Voor de beantwoording van de vragen 1 en 4 zal het hof prof. Van Gool, emeritus hoogleraar vastgoedeconomie aan de Universiteit van Amsterdam, als deskundige benoemen. Het hof kiest voor de benoeming van een hoogleraar, nu het gelet op de aard van de vragen 1 en 4 meer voor de hand ligt dat een meer theoretisch gerichte deskundige een beschouwing geeft over de wijze van taxatie in deze zaak. Prof. Van Gool heeft verklaard dat hij geen officiële taxatie kan verrichten en kennis mist van de lokale vastgoedmarkt. Daarom zal het hof voor de beantwoording van de vragen 2 en 3 ing. Vernooij, een taxateur met kennis van de lokale vastgoedmarkt, als deskundige benoemen. Het hof volgt het Landgoed niet in haar betoog dat bij de benoeming van twee deskundigen in deze zaak een uitgebalanceerd evenwicht niet vanzelfsprekend zal zijn. Daarbij betrekt het hof dat het aan prof. Van Gool en ing. Vernooij verschillende vragen zal stellen die zij onafhankelijk van elkaar kunnen beantwoorden. Er is daarom geen oneven aantal aan deskundigen nodig, waarbij bij onenigheid het standpunt van de meerderheid kan worden gevolgd.
2.3.
Het Landgoed merkt op dat prof. Van Gool aan de griffier van het hof heeft bericht dat het hem is opgevallen dat er in deze zaak
“een nogal ‘bijzondere’ residuele benadering is toegepast”en dat prof. Van Gool via LinkedIn verbonden is met mr. De Geer. Het hof ziet hierin geen reden om af te zien van de benoeming van prof. Van Gool. Anders dan het Landgoed aanvoert, is niet gebleken dat prof. Van Gool niet onpartijdig zou zijn of niet onbevooroordeeld in de materie zou staan.
2.4.
Prof. Van Gool heeft zijn voorschot (na bezwaren van partijen over zijn in eerste instantie gevraagde hogere voorschot) begroot op € 10.000,-. Ing. Vernooij heeft zijn voorschot begroot op € 9.150,-. [appellant] en het Landgoed hebben wat betreft die (gewijzigde) voorschotten geen bezwaren kenbaar gemaakt. Het hof zal de voorschotten van prof. Van Gool en ing. Vernooij daarom vaststellen op respectievelijk € 10.000,- en € 9.150,- (beide inclusief btw). Conform de hoofdregel van artikel 195 Rv dient [appellant] als verzoekende partij de voorschotten van de deskundigen te dragen.
2.5.
Het hof ziet geen aanleiding om in deze verzoekschriftprocedure een proceskostenveroordeling uit te spreken.

3.De beslissing

Het hof:
beveelt een voorlopig deskundigenbericht met betrekking tot de volgende vragen:
1. Acht u de residuele opstalwaarde methode in dit geval geschikt bij het vaststellen van de opstalwaarde?
2. Hoeveel bedraagt de volle eigendomswaarde van het object per 3 maart 2020, welke – volgens de residuele opstalwaarde methode – de grondslag vormt voor het bepalen van de opstalwaarde?
3. Hoeveel bedraagt volgens u de grondwaarde van het object per 3 maart 2020, welke – volgens de residuele opstalwaarde methode – de grondslag vormt voor het bepalen van de opstalwaarde?
4. Bent u van mening dat de deskundigen de uitkomst van de verschillende methodes (voor zover deze methodes en de uitkomsten daarvan juist zijn) met elkaar hadden moeten verzoenen?
benoemt voor de beantwoording van de vragen 1 en 4 tot deskundige:
prof. dr. P. van Gool FRICS
Prins Hendriklaan 58
1075 BE Amsterdam
Tel.: [nummer1]
E-mail: gool.pvan@gmail.com
benoemt voor de beantwoording van de vragen 2 en 3 tot deskundige:
ing. C.J.M. Vernooij REV RT
Breeschoten Vernooij B.V.
Brink 2
3985 SB Werkhoven
Tel.: [nummer2]
E-mail: info@breeschotenenvernooij.nl
bepaalt dat het onderzoek door de deskundigen zal worden verricht onder leiding van het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. Th.C.M. Willemse, tot wie de deskundigen zich – door tussenkomst van de griffie – met vragen en opmerkingen kunnen wenden;
bepaalt het voorschot van de kosten van prof. Van Gool op € 10.000,- inclusief btw en het voorschot van de kosten van ing. Vernooij op € 9.150,- inclusief btw;
bepaalt dat [appellant] de voorschotten dient te betalen, conform de nota met betaalinstructies die [appellant] zal ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat de voorschotten (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moeten zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundigen niet met het onderzoek zullen aanvangen voordat de griffier heeft laten weten dat de voorschotten zijn betaald;
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek dienen te staken en contact dienen op te nemen met de griffier indien hen tijdens de uitvoering van het onderzoek blijkt dat de voorschotten niet toereikend zullen zijn;
bepaalt dat [appellant] aan de deskundigen het volledige procesdossier van deze verzoekschriftprocedure en verder alle stukken uit de bodemprocedure tussen partijen bij de rechtbank en dit hof, ter inzage zal geven en beveelt partijen om aan de deskundigen alle door deze gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen voor het begin van het onderzoek de Leidraad Deskundigen in Civiele Zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl en te verkrijgen bij de griffie) dienen te hebben gelezen en daarmee rekening dienen te houden bij het onderzoek en in hun rapportage;
bepaalt dat de deskundigen op de voet van het bepaalde in artikel 198 Rv bij het onderzoek partijen (via hun advocaten) in de gelegenheid zullen stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat zij daarvan in hun rapport melding dienen te maken waarbij van de inhoud van de gemaakte opmerkingen en gedane verzoeken moet blijken;
draagt aan de deskundigen op om met betrekking tot de hierboven genoemde vragen een schriftelijk rapport op te stellen;
wijst de deskundigen erop dat uit het rapport moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd;
bepaalt dat de deskundigen een concept-deskundigenbericht aan partijen zullen toesturen en partijen in de gelegenheid zullen stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zullen de deskundigen de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat de deskundigen het door hen uit te brengen rapport (ondertekend en met redenen omkleed) ter griffie van dit hof, voor de behandeling van deze zaak gevestigd te Arnhem, (postbus 9030, 6800 EM Arnhem) zullen indienen vóór
24 december 2022;
bepaalt dat de griffier een afschrift van dit arrest aan de deskundigen zal verzenden.
Deze beschikking is gegeven door S.C.P. Giesen, Th.C.M. Willemse en G.P. Oosterhoff en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2022.