ECLI:NL:GHARL:2022:4578

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
7 juni 2022
Zaaknummer
200.293.262
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over recht op meer-urenvergoeding in arbeidsovereenkomst met toepassing van CAO voor de Doe Het Zelfbranche

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vennootschap onder firma V.O.F. Woody Garden en haar vennoten tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De werknemer, Melda Serinel, heeft in eerste aanleg gevorderd om Woody Garden te veroordelen tot betaling van achterstallig loon, vakantietoeslag en wettelijke verhogingen, alsook om een deugdelijke bruto/netto specificatie te verstrekken. De kantonrechter heeft de vorderingen van de werknemer grotendeels toegewezen, wat heeft geleid tot het hoger beroep van Woody Garden. Het hof heeft in deze tussenuitspraak geoordeeld dat het vooralsnog vaststaat dat de werknemer recht heeft op de zogenoemde meer-uren, maar dat Woody Garden het recht heeft om tegenbewijs te leveren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de arbeidsovereenkomst en de toepasselijke CAO in overweging genomen, waarbij het belang van een deugdelijke urenregistratie door de werkgever is benadrukt. De werknemer heeft gesteld dat hij gemiddeld 95 uur per maand werkt en dat extra gewerkte uren in drukke periodes konden worden opgespaard voor rustigere periodes. Het hof heeft Woody Garden toegelaten tot het leveren van tegenbewijs en verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.293.262
(zaaknummer rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo: 8634654)
arrest van 7 juni 2022
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma V.O.F. Woody Garden,gevestigd te Almelo,alsmede haar vennoten:

2 [appellant2]
3 Melda Serinel- [appellant2],
beiden wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: Woody Garden,
advocaat: mr. H. Versluis,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats2] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. F. Werdmüller von Elgg.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 29 juni 2021 hier over.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- de van de kant van [geïntimeerde] bij brief van 14 september 2011 ingediende productie 7;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van het hof van 21 september 2021;
- de memorie van grieven, tevens akte houdende uitlating producties;
- de memorie van antwoord.
- daarna is het procesdossier gefourneerd en heeft het hof arrest bepaald.
1.3
Woody Garden heeft in de memorie van grieven geconcludeerd overeenkomstig de dagvaarding in hoger beroep, waarbij zakelijk samengevat is gevorderd vernietiging van het bestreden vonnis van 9 februari 2021, afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde] en de veroordeling van [geïntimeerde] om aan Woody Garden terug te betalen wat zij op grond van het bestreden vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, met diens veroordeling in de proceskosten in beide instanties. [geïntimeerde] heeft in de memorie van antwoord geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.4
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.2 van het bestreden vonnis van 9 februari 2021. Daarnaast gaat het hof uit van de navolgende feiten.
2.2
In de arbeidsovereenkomst is opgenomen:
Art. 9: "
Op deze arbeidsovereenkomst is de CAO voor de Doe Het Zelfbranche van toepassing. Werkgever en werknemer verklaren dat geen afspraken zijn gemaakt dan die welke in deze arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd. Wijziging of aanvulling van de gemaakte afspraken in deze overeenkomst zullen alleen schriftelijk in tweevoud geschieden"
2.3
In de cao Doe het zelf branche (1 mei 2017- 30 april 2020) is onder meer bepaald:
Art. 5.2.1:

Van overwerk is sprake indien de werknemer, na overleg tussen de werkgever en de werknemer,
opdracht heeft gekregen arbeid te verrichten:
• op meer dan 9 uur per dag, of
• op meer dan 40 uur per week, berekend over een periode van 4 aaneensluitende weken.
Een incidentele overschrijding van de dagelijkse ingeroosterde arbeidsduur van een
kwartier of minder wordt niet tot overwerk gerekend.”
Art. 5.2.2:

Overwerk zal zo min mogelijk worden opgedragen
Art. 5.2.3.:
"
Voor parttime werknemers gelden de overwerkgrenzen van de fulltime werknemers. De gewerkte
uren voor een parttime werknemer van zijn contracturen tot aan de overwerkgrenzen van de
fulltime werknemer gelden als meeruren. Deze meeruren worden beloond in tijd of in geld.”

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg gevorderd om Woody Garden bij uitvoerbaar bij vonnis te veroordelen tot:
i. voldoening van € 3.424,75 ten titel van achterstallig loon (332,5 meer-uren);
ii. voldoening van € 273,98 ten titel van 8% vakantietoeslag;
iii. voldoening van de wettelijke verhoging ad € 1.849,37 bruto ad 50% ex artikel 7:625 BW over de onder sub i en ii gevorderde bedragen;
iv. afgifte van een deugdelijke bruto/netto specificatie van de onder sub i t/m iii genoemde bedragen;
v. voldoening van de wettelijke rente over de onder sub i t/m iii gevorderde bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening:
vi. voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel uit artikel 2 van het Besluit BIK;
vii. betaling van de kosten van het geding, inclusief het salaris van de gemachtigde.
3.3
De kantonrechter heeft bij vonnis van 9 februari 2021:
5.1.
Woody Garden veroordeelt om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 3.698.73 ter zake van gewerkte maar niet uitbetaalde meer-uren;
5.2.
Woody Garden veroordeelt om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 739,75 ter zake de tot 20% gematigde wettelijke verhoging;
5.3.
Woody Garden veroordeelt om aan [geïntimeerde] te verstrekken een deugdelijke bruto/netto specificatie van de onder 5.1. en 5.2. vermelde bedragen:
5.4.
Woody Garden veroordeelt om aan [geïntimeerde] te voldoen de wettelijke rente over de onder 5.1. en 5.2. vermelde bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
5.5.
Woody Garden veroordeelt om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag van € 568,80 ter zake buitengerechtelijke incassokosten;
5.6.
Woody Garden veroordeelt in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 941,03, waaronder € 600.00 als salaris voor de gemachtigde;
5.7.
dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
5.8.
hetgeen meer of anders is gevorderd afgewezen.

4.De beoordeling in hoger beroep

4.1
[geïntimeerde] (geboren [in] 1969) is per 1 maart 2019 in dienst gekomen bij Woody Garden in de functie van Algemeen Medewerker met een salaris van € 10,30 bruto per uur exclusief emolumenten. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van 9 maanden, dat wil zeggen tot en met 29 november 2019. Artikel 4 van de arbeidsovereenkomst luidt: "
Werknemer werkt gemiddeld 95 uur per maand. Plusuren van drukke perioden worden verrekend met minuren van rustige perioden. Werknemer heeft slechts aanspraak op salaris, vakantietoeslag en vakantiedagen over de periode waarin hij voor werkgever werkzaam is geweest."
4.2
In de kern houdt partijen in dit hoger beroep verdeeld de vraag of aan [geïntimeerde] betaling toekomt van 332,5 meeruren.
4.3
Onbetwist is gesteld dat bij de indiensttreding van [geïntimeerde] door Woody Garden is aangegeven dat het voorjaar een drukke periode is op kantoor. Dit vanwege het feit dat veel offerteaanvragen van particulieren, die door [geïntimeerde] verwerkt dienden te worden, vooral gedaan werden in het voorjaar en de zomer. [appellant2] , hierna genoemd: " [appellant2] ", heeft namens Woody Garden tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg verklaard: "
Afspraak was circa 95 uren per maand. [geïntimeerde] mocht zelf bepalen wanneer hij kwam en ging. Er waren geen vaste tijden". Tussen partijen werd afgesproken dat indien in een drukke periode meer uren werden gewerkt dan de circa 95, deze extra gewerkte uren werden opgespaard voor de rustigere perioden om die dan te verrekenen (zie artikel 4 van de arbeidsovereenkomst). [appellant2] heeft tevens gesteld dat er geen afwijkende afspraak van hetgeen in de arbeidsovereenkomst staat tussen partijen gemaakt. Dat wordt bevestigd door artikel 9 van de arbeidsovereenkomst waardoor partijen verklaren dat geen andere afspraken zijn gemaakt dan die welke in de arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd en dat wijziging of aanvulling van de gemaakte afspraken alleen schriftelijk kan geschieden (conclusie van antwoord sub 4).
4.4
[appellant2] heeft tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg voorts onder meer verklaard: "
Er wordt gewerkt met urenbriefjes" En: "
Het klopt. De formulieren zijn urenoverzichten van Woody Garden.” En:
“ [geïntimeerde] gaf ze aan [appellant2] . Na controle gaf [appellant2] ze aan de boekhouder". Hiermee staat vooralsnog voldoende vast dat [geïntimeerde] wekelijks urenbriefjes invulde, welke afkomstig waren van Woody Garden - met uitzondering van de eerste 2 overzichten van week 11 en 12 2019 - dat [geïntimeerde] deze verstrekte aan [appellant2] en dat [appellant2] deze na controle doorgaf aan de boekhouder.
4.5
[geïntimeerde] heeft betwist de stelling/suggestie van Woody Garden dat hij de urenregistratie voor het gehele personeel deed en dat hij eenzijdig urenbriefjes aan de loonadministratie zou hebben toegevoegd. Dat op de salarisspecificaties van [geïntimeerde] geen overuren staan, betekent dan ook niet zonder meer dat er dus geen overuren van [geïntimeerde] zouden zijn doorgegeven aan de boekhouder en dat er dus geen sprake zou zijn van door [geïntimeerde] verricht meerwerk, zoals Woody Garden heeft aangevoerd. Dit vindt in zoverre bevestiging in de vaststelling hiervoor dat [geïntimeerde] in de eerste maanden na indiensttreding langere dagen zou werken en dat de extra gewerkte uren konden worden opgespaard. De enkele stelling dat overuren (het hof begrijpt: de hier aan de orde zijnde meeruren) normaliter worden verloond in de maand waarin de overuren zijn gemaakt, maakt dit vooralsnog niet anders.
4.6
In de toelichting op grief 2 heeft Woody Garden gesteld dat bedoeld artikel 4 van de arbeidsovereenkomst niet op (de functie van) [geïntimeerde] maar op buitendienstmedewerkers/monteurs van Woody Garden van toepassing is. Het zijn juist de monteurs die in het voorjaar en de zomer (normaliter drukke perioden) extra uren maken, wat niet het geval is voor administratief personeel van Woody Garden, aldus Woody Garden. Wat daarvan zij, aan de arbeidsovereenkomst - waarop [geïntimeerde] een stellig beroep heeft gedaan - komt als onderhandse akte dwingende bewijskracht toe, zodat het aan Woody Garden is om tegenbewijs tegen de inhoud van de akte te leveren.
Urenoverzichten
4.7
Woody Garden heeft geen grief gericht tegen rechtsoverweging 4.2: “
Nu een deugdelijke niet voor twijfel vatbare registratie van de gewerkte uren ontbreekt (…)”, zodat het hof van de juistheid daarvan zal uitgaan.
4.8
Bij gebreke van een deugdelijke urenregistratie aan de kant van werkgever kan door het hof op de urenregistratie van werknemer het (weerlegbare) vermoeden worden gebaseerd dat de door werknemer vermelde tijden zijn werktijden waren. Ook hiervan staat tegenbewijs open.
Bewijslevering
4.9
Het hof gaat er gelet op de tekst van de arbeidsovereenkomst, de door [geïntimeerde] beschreven gang van zaken omtrent zijn werkweek, alsmede aan de hand van de door [geïntimeerde] overgelegde urenoverzichten, vooralsnog vanuit dat [geïntimeerde] – op wie de bewijslast rust van zijn stellingen – (in de woorden van de kantonrechter) voldoende aannemelijk heeft gemaakt en (in de woorden van het hof) wordt vermoed te hebben bewezen dat hij de door hem gestelde meeruren heeft gewerkt en dat deze meeruren door zijn arbeidsongeschiktheid niet konden worden verrekend met min-uren in rustige periodes. Woody Garden zal alsnog worden toegelaten om tegenbewijs te leveren tegen dit feitelijk vermoeden, zoals zij heeft aangeboden.
4.1
Het hof merkt in dit verband nog op dat ook bij het leveren van (tegen)bewijs elke partij slechts één ronde van enquête respectievelijk contra-enquête krijgt, en niet sprake zal zijn van een extra ronde getuigen als het vermoeden door Woody Garden naar het oordeel van het hof zou zijn ontzenuwd, waardoor de bewijslast van [geïntimeerde] in volle omvang naar voren komt. Dit brengt met zich dat partijen al het aanwezige bewijs thans in het geding dienen te brengen.
4.11
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
laat Woody Garden toe tot het onder 4.9 (jo 4.6 en 4.8) vermelde tegenbewijs;
bepaalt dat, indien Woody Garden dat (tegen)bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. M.F.J.N. van Osch, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld en zo nodig om te onderzoeken in een aansluitend te bepalen comparitie van partijen of zij het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
verhinderdata enquête
bepaalt dat Woody Garden het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van
beidepartijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven op de
roldatum 28 juni 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat Woody Garden overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
indienen bescheiden voor enquête
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.F.J.N. van Osch, M.P.C.J. van Bavel en H.M.J. van den Hurk, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2022.