In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 mei 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, die als dirigent van zangkoren en organisator van Grootkoorprojecten optreedt. Het geschil betreft de vraag of de omzetbelasting over de vergoeding van € 60 per deelnemer aan een Grootkoorproject belast is tegen het verlaagde tarief van 9% of het reguliere tarief van 21%. Belanghebbende stelt dat zijn activiteiten als uitvoerend kunstenaar moeten worden aangemerkt, terwijl de Inspecteur van mening is dat de activiteiten van belanghebbende als een totaalpakket van organisatie en uitvoering moeten worden gezien, waarvoor het reguliere tarief geldt.
Het Hof oordeelt dat de activiteiten van belanghebbende inderdaad als één ondeelbare economische prestatie moeten worden beschouwd. De organisatie van de Grootkoorprojecten en de dirigeeractiviteiten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen samen de dienst die aan de deelnemers wordt aangeboden. Het Hof verwijst naar relevante jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin is vastgesteld dat de aard van de dienstverlening bepalend is voor het toepasselijke btw-tarief. Het Hof concludeert dat de prestaties van belanghebbende niet enkel als dirigeerwerkzaamheden kunnen worden gekwalificeerd, maar dat de organisatie van de projecten een essentieel onderdeel van de dienst uitmaakt.
Daarom wordt het beroep van belanghebbende op het verlaagde tarief afgewezen en wordt het reguliere tarief van 21% van toepassing verklaard. Het Hof wijst het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.