ECLI:NL:GHARL:2022:3267

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
200.294.462/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor het aanbrengen van een zonnescherm boven de loggia in een monumentaal pand

In deze zaak gaat het om een geschil tussen appartementseigenaren en de Vereniging van Eigenaars (VvE) over de toelaatbaarheid van een zonnescherm boven de loggia van een appartement in een monumentaal pand. De VvE heeft geen toestemming verleend voor het aanbrengen van het zonnescherm, omdat dit afbreuk zou doen aan het aanzicht van de monumentale voorgevel. De appartementseigenaren hebben in eerste aanleg de kantonrechter verzocht om vervangende toestemming te verlenen, maar de kantonrechter heeft dit verzoek afgewezen. De appartementseigenaren hebben vervolgens hoger beroep ingesteld.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en is tot de conclusie gekomen dat de VvE valide argumenten heeft voor het weigeren van toestemming. Het hof heeft overwogen dat de belangen van de VvE, die gericht zijn op het behoud van het monumentale karakter van het gebouw, zwaarder wegen dan de individuele wensen van de appartementseigenaren. De VvE heeft aangegeven dat het zonnescherm het aanzicht van de monumentale entreepartij zou aantasten, wat door het hof wordt onderschreven.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en de appartementseigenaren in de kosten van het hoger beroep veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van de belangenafweging tussen individuele appartementseigenaren en de VvE, vooral in het kader van monumentale panden waar het behoud van het karakter van het gebouw voorop staat.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.294.462/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 8847219 \ EJ VERZ 20-372)
beschikking van 26 april 2022
in de zaak van

1.[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,
hierna:
[appellant],
2. [appellante] ,
wonende te [woonplaats1] ,
appellanten,
bij de rechtbank: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. K. Kroon, die kantoor houdt te Amsterdam,
tegen
Vereniging van Eigenaars Gebouw Ceintuurbaan te Deventer,
gevestigd te Deventer,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
de VvE,
advocaat: mr. E. van Riet, die kantoor houdt te Arnhem.

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

Voor het geding in eerste aanleg c.s. verwijst het hof naar de inhoud van de beschikking van 16 februari 2021 die de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, heeft gewezen.

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met bijlagen, door het hof ontvangen op 12 mei 2021;
- het verweerschrift van 1 juli 2021;
- de voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 15 maart 2022 overgelegde nadere stukken van beide partijen;
- de mondelinge behandeling van 15 maart 2022, waarvan een verslag (proces-verbaal) is opgemaakt. Deze mondelinge behandeling is gecombineerd met de mondelinge behandeling in de parallelle dagvaardingszaak (met zaaknr. 200.296.397). De bijlagen in die procedure ingediend gelden ook als bijlagen in deze procedure (en vice-versa). Beide partijen hebben bij de mondelinge behandeling gebruik gemaakt van spreekaantekeningen.

3.Waar gaat deze procedure over?

Partijen hebben een geschil over de toelaatbaarheid van een zonnescherm boven de loggia van het appartement van [appellanten] c.s. De VvE wil daarvoor geen toestemming geven omdat dit zonnescherm afbreuk doet aan het aanzicht van de monumentale voorgevel en hoofdingang van het complex. Deze procedure gaat over de vraag of de kantonrechter al dan niet terecht geen vervangende toestemming heeft gegeven voor het aanbrengen van dit zonnescherm. De parallelle dagvaardingszaak gaat over de verwijdering van het zonder toestemming aangebrachte zonnescherm en de boete die de VvE daarvoor aan [appellanten] c.s. had opgelegd.
Het hof is het met de kantonrechter eens dat geen vervangende toestemming aan [appellant] moet worden verleend.
Het hof zal die beslissing hierna uitleggen.

4.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
4.1
De VvE is opgericht bij de akte van splitsing van het gebouw van de voormalige handelsschool te Deventer uit 1921. Het gebouw is een rijksmonument.
Foto 1 De voormalige handelsschool met in het midden het gewraakte zonnescherm
4.2
[appellanten] c.s. zijn sinds 2016 eigenaar van het appartement met de appartementsindex [nummer1] . Dit betreft het appartement op de eerste etage, gelegen boven de monumentale hoofdingang. Dit appartement beschikt over een loggia. Daarvoor zijn, bij de verbouw van het schoolgebouw, uit de ronde raamboog boven de entree enige ramen verwijderd. Deze loggia is de buitenruimte van het appartement van [appellant] .
Foto 2 De loggia zonder zonnescherm
4.3
Bij de andere appartementen op de eerste etage zijn bij de verbouw uitkragende balkons aangebracht als buitenruimte.
4.4
De buitengevels van het gebouw zijn gemeenschappelijk eigendom. Dit is geregeld in artikel 9 van de akte van splitsing. Op grond van de akte van splitsing heeft de appartementseigenaar toestemming nodig van de vergadering van eigenaars voor het aanbrengen van zonwering aan de buitengevels van het pand.
4.5
Volgens de notulen van de vergadering van eigenaars van 5 april 2000 is toen gesproken over een nieuw plan voor zonweringen – nadat een eerder plan was afgewezen door Monumentenzorg. Daarbij heeft de voorzitter van de VvE aangegeven dat er geen verplichting tot aanschaf is, maar wel een verplichting om bij aanschaf van zonwering zich aan het plan te houden.
4.6
Op 26 mei 2000 heeft de gemeente Deventer vergunning verleend voor het aanbrengen van zonneschermen op de eerste etage. In de vergunning staat onder meer
“Aan de verlening van deze vergunning worden de volgende voorschriften verbonden (…)
• op de eerste verdieping (voorgevel) cassetteschermen HAROL CA 430 in zes systemen per drie ramen, uitgezonderd de loggia;
• voor de zonwering in de loggia op de eerste verdieping dient een nadere tekening te worden ingediend bij de afdeling Volkshuisvesting en Monumentenzorg, deze zonwering mag niet buiten de gevel uitsteken.”
4.7
[appellanten] c.s. hebben in april 2017 een vergunning voor de plaatsing van een uitvalzonnescherm aangevraagd, te plaatsen in de nis van de loggia (boven de raamboog te zien op foto 2), in dezelfde kleurstelling als de overige zonneschermen. De gemeente Deventer heeft deze vergunning, na raadpleging van de Planadviesraad Monumenten en Beschermd Stadsgezicht, verleend op 13 juni 2017.
4.8
[appellanten] c.s. hebben in de vergadering van eigenaars verzocht toestemming te verlenen voor de plaatsing van dit uitvalzonnescherm. Dit verzoek is in de vergadering van 3 april 2018 met meerderheid van stemmen afgewezen. Dit besluit is door [appellanten] c.s. niet aangevochten.
4.9
In oktober 2019 hebben [appellanten] c.s. toch het uitvalscherm geplaatst. De VvE heeft [appellanten] c.s. gelast het zonnescherm weer weg te halen en heeft [appellanten] c.s. een boete opgelegd toen dezen weigerden daaraan gevolg te geven. Daarover gaat de parallelle dagvaardingszaak. [appellanten] c.s. hebben na de uitspraak in die procedure het zonnescherm uiteindelijk weer verwijderd.
4.1
Mediation binnen de vereniging van eigenaren – die ernstig verdeeld is over deze kwestie, hetgeen er mede toe heeft geleid dat de VvE nu een extern bestuur heeft - heeft niet tot een oplossing geleid.

5.De beslissing van de kantonrechter

5.1
[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg de kantonrechter verzocht om vervangende toestemming te verlenen om een uitvalscherm boven de (raamboog van de) loggia te mogen plaatsen, met veroordeling van de VvE in de kosten van de procedure.
5.2
De kantonrechter heeft geen vervangende toestemming gegeven. De kantonrechter heeft overwogen dat de VvE valide argumenten heeft (het tegengaan van aantasting van de statige uitstraling van de hoofdingang van het complex) en dat de relatieve belangen van [appellanten] c.s. in de vorm van het weren van zonlicht uit de loggia op warme dagen daaraan onvoldoende afdoet. [appellanten] c.s. beschikken over voldoende alternatieven voor een uitvalzonnescherm.

6.De beoordeling van het verzoek in hoger beroep

Vermeerdering van verzoek is toelaatbaar
6.1
[appellanten] c.s. verzoeken in hoger beroep
Primair
dat het hof voor recht verklaart dat [appellanten] c.s. geen toestemming nodig hebben van de VvE voor het (laten) plaatsen van zonwering boven de loggia;
Subsidiair
dat het hof vervangende machtiging verleent voor het plaatsen van zonwering boven de loggia,
onder veroordeling van de VvE in de kosten van het hoger beroep, waarbij [appellanten] c.s. aanspraak maken op een volledige proceskostenvergoeding.
6.2
De VvE heeft zich gekeerd tegen de toelaatbaarheid van de primaire vordering, waarbij zij aanvoert dat in een verzoekschriftprocedure niet om een verklaring voor recht kan worden verzocht.
6.3
Het hof verwerpt dit formele bezwaar. Voor de eeuwwisseling werd aangenomen dat in een verzoekschriftprocedure geen verklaring voor recht kon worden gegeven. De Hoge Raad heeft echter in een aantal uitspraken vanaf 1998 beslist dat ook in een verzoekschriftprocedure een verklaring voor recht mogelijk is, mits deze zich beperkt tot de vaststelling van de rechtsverhouding in geschil tussen de verzoeker en de verweerder, de betrokken regeling zich er niet tegen verzet en aan de verdere eisen voor een verklaring voor recht is voldaan. [1] De primaire vordering voldoet aan deze formele vereisten.
6.4
De verklaring voor recht komt in dit geval niet voor toewijzing in aanmerking. De verklaring voor recht heeft, volgens de toelichting op het verzoekschrift, betrekking op de stelling van [appellanten] c.s. dat in de vergunningaanvraag in 2000 besloten lag dat de VvE toen al toestemming had gegeven voor het aanbrengen van een uitvalzonnescherm boven de loggia en dat die toestemming nooit is ingetrokken. Het hof heeft deze stelling verworpen in de parallelle dagvaardingsprocedure, waarin vandaag ook uitspraak is gedaan. Het hof verwijst verder naar die uitspraak.
Het hof verleent geen vervangende toestemming
6.5
Het gaat in deze procedure om de vervangende toestemming die de kantonrechter kan verlenen op grond van artikel 5:121 BW. De kantonrechter heeft het criterium voor de beoordeling weergegeven in rechtsoverweging 4.3 van de bestreden beschikking. Tegen dat criterium zijn – terecht- geen grieven gericht. Ook het hof zal daarvan uitgaan, namelijk dat het bij de beantwoording van de vraag of de VvE zonder redelijke grond heeft geweigerd in te stemmen met het verzoek van [appellanten] c.s, de belangen van [appellanten] c.s. een rol spelen, maar dat de individuele wensen van [appellanten] c.s. niet in alle opzichten even zwaar wegen als de belangen en motieven van de meerderheid van de overige eigenaren zoals die blijken uit de besluitvorming van de vergadering van eigenaren.
6.6
De meerderheid van de appartementseigenaren is van mening dat een uitvalzonnescherm boven de monumentale entreepartij van het complex te veel afbreuk doet aan het karakter van het gebouw, zowel in ingeklapte toestand, waarbij de cassette zichtbaar is boven de hoofdentree, alsnog sterker in uitgeklapte toestand, waarbij de boogvorm van de beglazing in de loggia aan het oog is onttrokken. De vergadering van eigenaren vindt een uitgeklapt zonnescherm klaarblijkelijk een ernstiger aantasting van het aanzicht dan de aanwezigheid van een of meer parasols op het inpandige balkon, omdat die parasols naar hun aard minder definitief aanwezig zijn.
6.7
Tegenover dit belang van de meerderheid van de appartementseigenaren staat het belang van [appellanten] c.s. om op de meest optimale wijze gebruik te kunnen maken van het bij hun appartement behorende inpandige balkon.
[appellanten] c.s. betogen dat het belang van de overige eigenaren sterk gerelativeerd moet worden omdat het complex ook op andere punten al is aangepast aan de woonbestemming die het schoolgebouw heeft gekregen, zoals brievenbussen in de entree en de zonweringen die zijn toegestaan boven de trapeziumvormige ramen op de eerste etage.
Het hof oordeelt dat deze toegestane wijzigingen niet impliceren of meebrengen dat de VvE daarom met alle wijzigingsvoorstellen zou moeten instemmen en geen belang mag hechten aan de zichtbaarheid van de ronde raampartij bij de loggia. De overige zonneschermen op de eerste etage zijn toegelaten omdat passende verticale schermen voor de trapeziumvormige ramen destijds niet op de markt waren. Voor de ramen op de begane grond die niet trapeziumvormig zijn, is ook uitsluitend verticale zonwering toegelaten. Voor de tweede etage zijn evenmin uitvalzonneschermen toegestaan. Dat er appartementen op de tweede etage zijn die een zonnescherm hebben dat niet geheel conform het zonneschermenbeleid van de VvE is en welke afwijking voor enige tijd door de VvE wordt gedoogd (uitsterfbeleid), levert evenmin een voldoende reden op om te oordelen dat het vasthouden aan het aanzicht van de raampartij van de loggia door de VvE zonder redelijke grond is.
6.8
Dat het door [appellant] voorgestane uitvalzonnescherm geheel aansluit bij de overige zonneschermen gelet op kleur en vorm, zodanig dat de Planadviesraad Monumenten en Beschermd Stadsgezicht het prima vindt, maakt evenmin dat de VvE niet tot een ander oordeel mag komen. Of dat oordeel van de VvE om voor de loggia geen uitvalzonnescherm toe te staan, niettemin als zonder redelijk grond moet worden bestempeld, hangt af van het belang van [appellanten] c.s.
6.9
Ook in appel is niet gebleken dat [appellanten] c.s. zonder uitvalzonnescherm op warme dagen geen gebruik van de loggia kan maken. Het hof onderschrijft wat de kantonrechter daarover heeft overwogen. [appellanten] c.s. maken nu gebruik van parasols. Dat deze, zoals [appellant] ter mondelinge behandeling heeft betoogd, in de loop van de dag enige malen aan de stand van de zon moeten worden bijgedraaid om een optimale schaduwwerking te verkrijgen, is niet zo onoverkomelijk dat dit niet van [appellanten] c.s. kan worden gevergd. Als alternatief kunnen [appellanten] c.s. ook een verticale zonnewering (een screen of een soortgelijk zonnedoek, gespannen tussen de kozijnen van de loggia) aanbrengen. Het hof acht de verklaring van de heer Nalis, die [appellanten] c.s. hebben overgelegd, niet zodanig overtuigend dat hieruit kan worden afgeleid dat elke vorm van verticale zonwering is uitgesloten. Van algemene bekendheid is verder dat er screendoek in de handel is dat zodanig transparant is dat niet elk uitzicht verloren gaat, voor zover al gekozen wordt voor een verticale vorm van zonwering die de loggia volledig afsluit. De verminderde luchtstroom bij een volledig afsluitend screendoek kan desgewenst ondervangen worden met een ventilator.
6.1
Het hof oordeelt in hoger beroep, net als de kantonrechter, op basis van dit alles dat de VvE niet zonder redelijke grond haar toestemming aan de plaatsing van het zonnescherm heeft onthouden. Dat mogelijk één van de andere appartementseigenaren op dit moment van inzicht is gewijzigd, maakt dit oordeel niet anders. Het staat [appellanten] c.s. vrij om de vergadering van eigenaars andermaal om toestemming te verzoeken. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van alle partijen om de sfeer binnen het complex werkbaar te houden. De wijze waarop [appellanten] c.s. hun gelijk menen te moeten halen, lijkt debet te zijn aan de moeizame verhoudingen binnen de VvE.
De slotsom
6.11
De grieven treffen geen doel. Het hof passeert het verder onvoldoende gespecificeerde bewijsaanbod van [appellanten] c.s. Het hof heeft ook geen behoefte aan een deskundigenbericht over de (on) mogelijkheden van verticale zonwering. Het hof zal de beschikking waarvan beroep bekrachtigen en [appellanten] c.s. in de kosten van deze procedure veroordelen, die het hof begroot op het geheven griffierecht aan verschotten en op 1,5 punt naar tarief II voor salaris advocaat van de VvE. Het hof kent voor de mondelinge behandeling in beide gevoegde zaken tezamen 1 punt toe, daarom 0,5 punt per procedure.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter te Zwolle van 16 februari 2021;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 772,- voor verschotten en op € 1.671,-voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking, voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H. Kuiper, J.E. Wichers en P.S. Bakker en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
26 april 2022.

Voetnoten

1.Zie HR 30 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2759 over het hiermee annexe artikel 67 Rv en HR 31 maart 200, ECLI:NL:HR:2000:AA5319,