Uitspraak
30 oktober 1998.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een verzoek tot vervangende machtiging voor de wijziging van de akte van splitsing van een appartementsgebouw. De verzoekers, appartementseigenaars van het gebouw, hebben in cassatie beroep ingesteld tegen de beslissing van de Rechtbank die de eerdere beschikking van de Kantonrechter heeft bekrachtigd. De Kantonrechter had op verzoek van de verweerders, ook appartementseigenaars, vervangende machtiging verleend voor de wijziging van de verdeelsleutel voor de servicekosten, die volgens hen niet meer in overeenstemming was met de werkelijke waarde van de appartementen. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank terecht de bindende kracht van eerdere beschikkingen heeft toegepast en dat de redelijkheid en billijkheid in de verhouding tussen de appartementseigenaars een belangrijke rol spelen. De Hoge Raad bevestigt dat de verkoopprijzen van de appartementen als objectieve maatstaf voor de verdeling van de servicekosten kunnen dienen. De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verzoekers en oordeelt dat zij in de kosten van het geding in cassatie worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van redelijkheid en billijkheid in geschillen tussen appartementseigenaars en de toepassing van de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek.