Uitspraak
ARA,
[geïntimeerde] Holding,
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.Waar gaat de zaak over?
3.Wat is het oordeel van het hof?
4.De achtergrond van het geschil
Hansman Asbest Inspecties heeft de 1e vrijgave verzorgd. Bij deze vrijgave moeten grote vraagtekens worden gezet gezien het feit dat ARA na de vrijgave asbestrestanten heeft aangetroffen en daarop de bevoegde gezagen heeft geïnformeerd. Opmerkelijk in het vrijgaverapport is het feit dat sprake is van folie onder gordingen terwijl op foto's in het vrijgaverapport duidelijk zichtbaar is dat folie niet overal aangebracht is en dat op aanwezig folie vervuiling aanwezig is.’
Emmtec heeft de 2e vrijgave verzorgd. Tijdens het inspectiebezoek van SZW zijn bij de rondgang door het vrijgegeven gebied diverse verdachte materialen aangetroffen zoals restanten asbest verdacht materiaal, oude lichtplaten, oude bevestigings-bouten etc. Na analyse bleken deze asbesthoudend te zijn. De vrijgave van Emmtec blijkt derhalve niet juist uitgevoerd te zijn.’
De acceptatie van Gebr. Middelveld om te werken met opgespannen folie is
5.Het geschil in hoger beroep
6.De beoordeling
schadevergoeding c.q. korting (zijn) overeengekomen van één maand huur, in de veronderstelling dat de werkzaamheden hooguit twee weken zouden duren’. Tijdens de mondelinge behandeling heeft ARA bij monde van [naam6] vervolgens erkend dat de huurkorting was afgesproken voor het ongemak van de sanering. Niet in geschil is dat die werkzaamheden pas op 27 maart 2017 zijn begonnen. Dat de huurkorting gegeven werd als vergoeding voor het ongemak en de overlast van de werkzaamheden als geheel, ligt ook in de rede, gezien de overige door [geïntimeerde] Holding op haar kosten getroffen maatregelen. Het hof wijst in het bijzonder op de beschikbaarstelling van extra bedrijfsruimte gedurende drie maanden voor de stalling van de sloopauto’s van ARA, zodat ARA haar bedrijfsvoering zoveel mogelijk kon voortzetten gedurende de (sanerings-)werkzaamheden.
de gevolgen van gebreken’. Deze algemeen geformuleerde bepaling is in de huurovereenkomst geplaatst onder het kopje
‘Onderhoud en reparaties’.De taalkundige betekenis van de gebruikte bewoordingen is in dit geval van groot belang, aangezien gesteld noch gebleken is dat de contracterende professionele partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst verklaringen hebben gedaan of gedragingen hebben verricht die op de uitleg van invloed kunnen zijn. Bij gebreke van een bijbehorende toelichting komt het dan aan op de objectieve gangbare betekenis van de gekozen bewoordingen en vooral ook de context waarin deze zijn gebruikt. In dit verband is relevant dat door ARA niet is gesteld dat in dit geval geen sprake was van (groot) onderhoud of reparaties. ARA heeft tijdens de mondelinge behandeling verder niet weersproken dat de bepaling een gebruikelijk beding is in een huurovereenkomst voor bedrijfsruimte die gesloten wordt tussen partijen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Dat de vrijtekening enkel is bedoeld voor gebreken die ‘buiten toedoen’ van [geïntimeerde] zijn ontstaan, zoals ARA heeft gesteld, blijkt vervolgens nergens uit en is door haar ook onvoldoende toegelicht in de context van artikel 20 lid 4 van de huurovereenkomst. Het voorgaande brengt met zich dat [geïntimeerde] Holding in beginsel met succes een beroep kan doen op deze bepaling ter afwering van haar aansprakelijkheid voor gebreken. De situatie als genoemd in artikel 7:209 BW heeft zich niet voorgedaan, zodat het voor de verhuur van bedrijfsruimte ook mogelijk is de aansprakelijkheid van artikel 7:208 BW uit te sluiten.
7.De beslissing
10 mei 2022in het geding dient te brengen,
26 april 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld,