Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Van Dooren q.q./ABN AMRO I) en (HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2435 (
Meijs q.q./Bank of Tokyo).
Van Dooren q.q./ABN AMRO I) of onontkoombaar is (HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2435 (
Meijs q.q./Bank of Tokyo). Het moet dus gaan om een daadwerkelijke faillissementsaanvraag. De Hoge Raad heeft zich evenwel nog niet uitgelaten over de vraag of en tot welk moment sprake is van ‘wetenschap’ van de faillissementsaanvraag in het geval dat deze aanvraag, door degene die de betaling ontving wordt ingetrokken maar door een mede aanvrager voor een andere vordering wordt doorgezet, de aanvraag vervolgens wordt afgewezen en het faillissement nadien, hangende het tegen die afwijzing ingestelde hoger beroep, op grond van een ander verzoek (hier: de omzetting van de surseance van betaling) wordt uitgesproken. Het hof oordeelt daarover als volgt.
Faillissement Drukkerij Atalanta II). Pullco stelt dat niet aan dit vereiste is voldaan omdat zij, Elizen en Pavast hun (bij Pullco bekende) faillissementsaanvragen hebben ingetrokken voordat het faillissement van Witteveen werd uitgesproken. Met deze stelling ziet Pullco er aan voorbij dat de curatoren van Vidrea hun faillissementsaanvraag, waarmee Pullco eveneens bekend was op het moment van ontvangst van de betaling,
niethebben ingetrokken. De situatie uit het meergenoemde Atalanta-arrest van de Hoge Raad, waarbij de ingetrokken faillissementsaanvraag de enige faillissementsaanvraag was, is, anders dan Pullco stelt, in dit geval dus niet aan de orde.
5.De slotsom
2.106,00