In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de Stichting Claimant. De zaak betreft een schadevergoeding na een aanrijding in 2019, waarbij de auto van de heer [de betrokkene] werd aangereden door [geïntimeerde]. De heer [de betrokkene] heeft zijn vordering tot schadevergoeding gecedeerd aan Claimant, die vervolgens de schade heeft gevorderd bij de verzekeraar van [geïntimeerde], ASR. ASR heeft een deel van de schade vergoed, maar Claimant vorderde nog € 1.188,60 voor niet-vergoede schadeposten, waaronder administratiekosten. De kantonrechter heeft een deel van de vordering toegewezen, maar de administratiekosten afgewezen.
Claimant is in hoger beroep gegaan tegen deze afwijzing, ondanks dat de totale vordering onder de appelgrens van € 1.750,- valt, zoals bepaald in artikel 332 lid 1 Rv. Claimant stelde dat er redenen waren om het appelverbod te doorbreken, onder andere vanwege een vermeende schending van artikel 6 EVRM. [geïntimeerde] heeft in het incident gevorderd Claimant niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, stellende dat de vordering onder de appelgrens valt en dat de door Claimant aangehaalde jurisprudentie niet van toepassing is.
Het hof oordeelde dat de ratio achter de appelgrens is dat hoger beroep niet openstaat voor zaken met een relatief gering financieel belang. Het hof volgde Claimant niet in haar stelling dat er bijzondere omstandigheden waren die het appelverbod konden doorbreken. Het hof verklaarde Claimant niet-ontvankelijk in haar hoger beroep en veroordeelde haar in de proceskosten van [geïntimeerde].