ECLI:NL:HR:2007:AZ1490
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- P.C. Kop
- J.C. van Oven
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over niet-ontvankelijkheid hoger beroep tegen kantongerechtsvonnis en fundamentele beginselen van procesrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 maart 2007 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eiseres, die een vordering tot schadevergoeding had ingesteld tegen de verweerster, niet-ontvankelijk werd verklaard in haar hoger beroep. De eiseres had de verweerster gedagvaard voor de kantonrechter te Tilburg, waarbij zij een bedrag van € 350,-- vorderde. De kantonrechter had de vordering afgewezen omdat de eiseres en haar gemachtigde niet verschenen waren op de comparitie. De eiseres stelde dat zij niet kon verschijnen vanwege verblijf in het buitenland en had om uitstel verzocht, maar dit verzoek werd afgewezen. Het hof verklaarde de eiseres niet-ontvankelijk in haar hoger beroep, omdat de vordering onder de appelgrens van artikel 332 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering viel.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het hof en oordeelde dat de eiseres niet ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat de appelgrens niet doorbroken kon worden op basis van de door haar aangevoerde gronden. De Hoge Raad benadrukte dat de schending van fundamentele rechtsbeginselen, zoals het beginsel van hoor en wederhoor, niet automatisch leidt tot doorbreking van de appelgrens. De Hoge Raad oordeelde dat de rechter niet verplicht is om een comparitie uit te stellen enkel omdat een partij in het buitenland verblijft, tenzij deze omstandigheid plotseling en onverwacht is opgekomen.
De Hoge Raad concludeerde dat de eiseres in haar cassatieberoep niet kon worden ontvangen en dat de kosten van het geding in cassatie voor haar rekening kwamen. De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de interpretatie van de appelgrens en de toepassing van fundamentele beginselen van procesrecht in cassatieprocedures.