In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vermogensrendementsheffing (box 3-heffing) en de rechtmatigheid van de aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 tot en met 2016. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, maar de Inspecteur had deze bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank Gelderland had de beroepen van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Het Hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de box 3-heffing in strijd kan zijn met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, maar dat dit alleen geldt als een belastingplichtige wordt geconfronteerd met een individuele en buitensporige last. In deze zaak heeft belanghebbende echter niet aangetoond dat hij aan deze voorwaarden voldoet. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende over de onrechtmatigheid van de box 3-heffing verworpen en geconcludeerd dat de aanslagen IB/PVV niet onrechtmatig zijn.
De uitspraak van het Hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.