In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een effectenleaseovereenkomst tussen Dexia Nederland B.V. en een particuliere cliënt, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft de vraag of Dexia haar zorgplicht heeft geschonden bij het aanbieden van het product 'Security Plus Effect Vooruitbetaling', dat geen restschuldrisico met zich meebracht. De cliënt had in eerste aanleg een verklaring voor recht gevorderd dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en aansprakelijk was voor de door hem geleden schade. De kantonrechter had Dexia veroordeeld tot schadevergoeding, maar Dexia ging in hoger beroep.
Het hof heeft de feiten uit het eerdere vonnis van de rechtbank Gelderland overgenomen en vastgesteld dat de cliënt een inleg van € 19.221,60 had gedaan en dat hij gedurende de looptijd van de overeenkomst dividend had ontvangen. Dexia voerde aan dat er geen schending van de zorgplicht was, omdat het product geen restschuldrisico kende. Het hof oordeelde dat Dexia niet hoefde te waarschuwen voor een restschuldrisico, omdat de cliënt de volledige inleg bij aanvang had voldaan. Het hof verwierp ook het betoog van de cliënt dat Dexia had moeten onderzoeken of hij in staat was om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen.
Uiteindelijk oordeelde het hof dat het hoger beroep van Dexia gegrond was en dat de vorderingen van de cliënt in conventie moesten worden afgewezen. Dexia werd veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen de cliënt op grond van het eerdere vonnis had ontvangen, vermeerderd met rente. De kosten van de procedure werden toegewezen aan Dexia, die als in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt.