In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie tussen de man en de vrouw, die de ouders zijn van twee minderjarige kinderen. De man verzoekt om nihilstelling of verlaging van de kinderalimentatie, die oorspronkelijk is vastgesteld op € 650,- per kind per maand. De rechtbank Midden-Nederland had eerder de verzoeken van de man afgewezen, wat de man in hoger beroep aanvecht. Het hof wijst op artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat partijen verplicht om alle relevante feiten volledig en waarheidsgetrouw aan te voeren. Het hof constateert dat beide partijen selectief zijn geweest in het overleggen van stukken, wat een goede beoordeling bemoeilijkt. De man heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn financiële situatie, waardoor het hof niet kan vaststellen of het voor hem onaanvaardbaar is om aan de overeengekomen kinderalimentatie te worden gehouden. Het hof concludeert dat de kinderalimentatie in stand blijft, omdat er geen overtuigende redenen zijn om deze te wijzigen. De beslissing van de rechtbank wordt bekrachtigd.