ECLI:NL:GHARL:2022:1998

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
200.281.076
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de erenotaris om erfgenamen te vertegenwoordigen in pachtgeschil

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een pachtgeschil, heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 15 maart 2022 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de erenotaris om de erfgenamen van een overleden persoon te vertegenwoordigen. De appellant, wonende in België, heeft de bevoegdheid van de erenotaris betwist. Het hof heeft in een eerder tussenarrest de erenotaris opgedragen om aan te tonen dat hij de gevolmachtigde is van alle erfgenamen, met uitzondering van de appellant. De erenotaris heeft echter niet kunnen aantonen dat hij de bevoegdheid heeft om alle erfgenamen te vertegenwoordigen, wat heeft geleid tot de beslissing van het hof om de erenotaris niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vorderingen.

Het hof heeft vastgesteld dat de erenotaris niet voldoende bewijs heeft geleverd van zijn bevoegdheid, ondanks dat hij volmachten heeft ingediend. Het hof heeft opgemerkt dat er 129 erfgenamen zijn en dat de erenotaris niet heeft aangetoond dat hij van hen allemaal een volmacht heeft verkregen. De erenotaris heeft ook niet kunnen onderbouwen dat hij in een andere hoedanigheid bevoegd zou zijn om op te treden. Het hof heeft de belangen van de appellant in overweging genomen, die erop heeft aangedrongen dat de erenotaris zijn bevoegdheid moet aantonen om te voorkomen dat hij onterecht wordt blootgesteld aan een procedure.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de pachtkamer vernietigd en de erenotaris in de kosten van beide instanties veroordeeld. De kosten voor de appellant zijn vastgesteld op nihil voor de eerste aanleg en op een totaal van € 3.809 voor het hoger beroep. De erfgenamen, die in eerste aanleg gedaagden waren en in hoger beroep geïntimeerden, zijn niet in de kosten veroordeeld omdat zij niet zijn verschenen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.281.076
(zaaknummer rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, 8004684)
arrest van de pachtkamer van 15 maart 2022
in de zaak van
[appellant]
wonende te [woonplaats] , België,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. K.M. Moeliker,
tegen:

1.[erenotaris/geïntimeerde 1] , erenotaris,in hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen [naam erflaatster] (met uitzondering van [appellant] ),

wonende te [woonplaats] , België,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [erenotaris] ,
advocaat: mr. W.M. Bijloo,
en

2.[geïntimeerde 2] ,

wonende te [woonplaats] , België,
niet in rechte verschenen,
3.
[geïntimeerde 3]
wonende te [woonplaats] , België,
niet in rechte verschenen,
4.
[geïntimeerde 4],
wonende te [woonplaats] , België,
niet in rechte verschenen,
5.
[geïntimeerde 5],
wonende te [woonplaats] , België,
niet in rechte verschenen,
6.
[geïntimeerde 6],
wonende te [woonplaats] , België,
niet in rechte verschenen,
7.
[geïntimeerde 7],
wonende te [woonplaats] , België,
niet in rechte verschenen,
in eerste aanleg: gedaagden (naast [appellant] ),
hierna: de erfgenamen [naam erflater] ,
allen (1 tot en met 7) geïntimeerden.

1.Kern van de zaak en de beslissing

1.1
Deze zaak gaat onder meer over achterstallige pachtsommen, de beëindiging van de pachtovereenkomst en de aanwijzing van een noodweg. De bevoegdheid van [erenotaris] om de erfgenamen van [naam erflaatster] te vertegenwoordigen heeft [appellant] betwist. Het is [erenotaris] na het tussenarrest niet gelukt zijn bevoegdheid aan te tonen. Daarom verklaart het hof hem alsnog niet-ontvankelijk in zijn vorderingen.
1.2
Hierna legt het hof zijn oordeel uit. Eerst vermeldt het hof nog wat er in de procedure na het tussenarrest is gebeurd.

2.Het procesverloop na het tussenarrest

Het hof heeft op 14 september 2021 een tussenarrest gewezen (ECLI:NL:GHARL:2021:8688), waarbij [erenotaris] is opgedragen om bij akte nader (met stukken) te onderbouwen dat hij de gevolmachtigde is van alle erfgenamen van [naam erflaatster] (met uitzondering van [appellant] ). [erenotaris] heeft een akte met producties opgestuurd en [appellant] heeft op deze akte gereageerd. Daarna heeft het hof beslist dat er arrest wordt gewezen.

3.De beoordeling van het hoger beroep

De bevoegdheid van [erenotaris]

3.1
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat [erenotaris] erenotaris is en dat hij in deze procedure stelt de gevolmachtigde te zijn van de erfgenamen [naam erflaatster] (met uitzondering van [appellant] ). Hij is ook de boedelnotaris maar procedeert niet in die hoedanigheid. Voor zover [erenotaris] in de akte na tussenarrest verwijst naar zijn hoedanigheid van boedelnotaris, waaruit kan worden afgeleid dat hij in die hoedanigheid wenst te procederen, kan dat niet. Een eenmaal aangenomen hoedanigheid kan tijdens de procedure niet gewijzigd worden. Daar komt bij dat de feitelijke onderbouwing dat [erenotaris] daadwerkelijk de boedelnotaris is - wat [appellant] betwist - onvoldoende is. Hetzelfde geldt voor de stelling dat [erenotaris] zaakwaarnemer zou zijn.
3.2
Omdat [appellant] heeft betwist dat [erenotaris] de erfgenamen van [naam erflaatster] als gevolmachtigde vertegenwoordigt, heeft het hof na kennisneming van het toepasselijk Belgisch recht op dit punt geoordeeld dat de enkele verklaring van [erenotaris] dat hij naar Belgisch recht gevolmachtigde is, niet volstaat. [erenotaris] moest aantonen dat hij bevoegd is alle erfgenamen (behalve [appellant] ) te vertegenwoordigen.
3.3
[erenotaris] heeft bij akte 12 volmachten in het geding gebracht om zijn bevoegdheid aan te tonen. Er zijn echter (inmiddels) 129 erfgenamen van wie moet blijken dat ze hem hebben gemachtigd. Dat dat zo is, heeft [erenotaris] niet aangetoond. Omdat [erenotaris] ook heeft medegedeeld dat het vrijwel onmogelijk zal zijn om van alle erfgenamen een volmacht te verkrijgen (veel erfgenamen zijn “onvindbaar, onbereikbaar of wantrouwig”), ziet het hof geen aanleiding om [erenotaris] nogmaals in de gelegenheid te stellen om (aanvullend) volmachten over te leggen. Daarbij merkt het hof op dat [erenotaris] vanaf de zitting op 15 juli 2021 de tijd heeft gehad om schriftelijke volmachten te verkrijgen. Het hof ziet verder niet in hoe een getuigenverhoor de ontbrekende volmachten kan aanvullen en [erenotaris] heeft dat ook niet voldoende specifiek toegelicht. De verklaring van [erenotaris] zelf als getuige is niet voldoende, zoals het hof al in het tussenarrest overwoog. Bij het aanbod de nog levende erfgenamen te laten verklaren over mondelinge machtigingen heeft [erenotaris] verzuimd concreet toe te lichten wie bereid zijn te getuigen - in weerwil van het feit dat er maar 12 bereid bleken een volmacht af te geven -, voor welke erfgenamen zij spreken en dat dit kan leiden tot de vereiste bevoegdheid voor alle 129 erfgenamen.
3.4
Voor zover is aangevoerd dat [erenotaris] mogelijk op andere gronden (al dan niet naar Nederlands recht) bevoegd is, ziet dat voorbij aan de leer van de bindende eindbeslissing. Het hof heeft in het tussenarrest zonder voorbehoud naar Belgisch recht beslist dat [erenotaris] (met stukken) moest aantonen dat hij bevoegd is alle erfgenamen (behalve [appellant] ) te vertegenwoordigen. In wat [erenotaris] in zijn akte heeft aangevoerd ziet het hof geen aanknopingspunt om van die bindende eindbeslissing terug te komen.
3.5
[appellant] maakt tot slot geen misbruik van procesbevoegdheid door overeenkomstig Belgisch recht ‘schriftelijke verificatie’ te vragen van de bevoegdheid van [erenotaris] . De gedaagde partij kan van eiser verlangen dat hij zijn bevoegdheid aantoont om namens de formele gedingpartij op te treden. De ratio hiervan is dat de gedaagde partij anders wordt blootgesteld aan de beproevingen van een procedure, terwijl achteraf zou kunnen blijken dat de eisende partij in het geheel niet bevoegd was om vorderingen in te stellen. Deze ratio, die [erenotaris] erkent in zijn akte, in combinatie met de voornaamste inzet van deze procedure (pachtontbinding) maakt dat het belang van [appellant] gegeven is.
Slotsom
3.6
Omdat zijn bevoegdheid niet is aangetoond, moet het hof [erenotaris] niet-ontvankelijk verklaren. Het principaal hoger beroep slaagt, zodat het hof het vonnis van de pachtkamer zal vernietigen. Aan het incidenteel hoger beroep komt het hof niet toe. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [erenotaris] in de kosten van beide instanties veroordelen.
3.7
De kosten van [appellant] van de eerste aanleg stelt het hof vast op
nihil omdat de gemachtigde zich pas na de zitting heeft gesteld en in eerste aanleg geen verrichtingen heeft gedaan. De kosten voor het hoger beroep van [appellant] stelt het hof vast op € 135 aan explootkosten, € 332 aan griffierecht en op € 3.342 aan salaris advocaat voor beide hoger beroepen (3 punten x tarief II, waarvan 0,5 punt voor het incidenteel hoger beroep). Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.
3.8
De erfgenamen [naam erflater] waren in eerste aanleg gedaagden en in hoger beroep zijn zij geïntimeerden. Zij hebben een zelfstandige positie en strijden niet aan de zijde van [appellant] , maar ook niet aan de zijde van [erenotaris] . Omdat zij ook in hoger beroep niet zijn verschenen, hebben zij geen kosten gemaakt. Zij worden evenmin in de kosten veroordeeld.

4.De beslissing

Het hof, recht doende
in het principaal hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de pachtkamer te Middelburg (rechtbank Zeeland-West-Brabant) van 28 februari 2020;
verklaart [erenotaris] alsnog niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
in beide hoger beroepen:
veroordeelt [erenotaris] in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellant] vastgesteld op nihil en tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 135 voor explootkosten, € 332 voor griffierecht en op € 3.342 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en -voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [erenotaris] in de nakosten, begroot op € 163, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85 in geval hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, B.J.H. Hofstee en W.F. Boele en de deskundige leden mr. ing. H.J. Vinke en ing. C.R.M. van Wijk-Francissen en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2022.