Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Rechtsmacht en toepasselijk recht
3.De verdere beoordeling van het geding in hoger beroep
e-mail van 21 december 2018 heeft Zuiderzee de huurovereenkomst opgezegd tegen 31 december 2019 vanwege een herstructurering van het vakantiepark. Partijen hebben in de periode daarna gecommuniceerd over het ontruimen en opruimen van de oorspronkelijk gehuurde staanplaats en over de mogelijkheid om het chalet van [appellant] naar een andere staanplaats op het park te verplaatsen. [appellant] heeft op enig moment een door Zuiderzee opgesteld document met de naam “Afstandsverklaring caravan” (hierna: de afstandsverklaring) ondertekend. [appellant] meent, met een beroep op de Recron-voorwaarden, dat Zuiderzee hem een gelijkwaardige staanplaats op het terrein had moeten aanbieden en dat hij, doordat Zuiderzee dat niet heeft gedaan, recht heeft op het door [appellant] betaalde jaargeld over het jaar 2019.
Na ondertekening van het formulier zal de ondernemer op zijn kosten de caravan verwijderen van de standplaats
(…)
U ontvangt geen vergoeding voor de caravan of andere vorm van (schade)vergoeding uit welke hoofde dan ook
U ontvangt nog wel een eindafrekening voor het verbruik van de nutsvoorzieningen welke conform de daarop vermelde betalingstermijn voldaan dient te worden.
‘(schade)vergoeding uit welke hoofde dan ook’, tegenin gebracht dat [appellant] geen recht heeft op teruggave van zijn jaarkosten. Volgens [appellant] hebben partijen met die passage uit de afstandsverklaring echter niet bedoeld om die vergoeding uit te sluiten.
zelfde kosten voor de ontruiming diende te dragen en hij ter tegemoetkoming in díe kosten recht had op een vergoeding van zijn jaargeld over 2019. Zo schreef Zuiderzee bijvoorbeeld in haar e-mail van 28 november 2019 aan [appellant] , “(…)
Het maximale wat wij kunnen aanbieden is een vergoeding van €3280,00 (uw jaargeld 2019), maar dan dient u wel zelf de plaats te ontruimen.(…)”Op een ander moment schreef Zuiderzee aan [appellant] dat, indien [appellant] niet zelf tot ontruiming over zou gaan, Zuiderzee dat zou doen en dat zij in dat geval de ontruimingskosten bij [appellant] in rekening zou brengen. Uit de correspondentie tussen partijen volgt vervolgens dat Zuiderzee uiteindelijk heeft aangeboden de kosten van het ontruimen en opruimen van de staanplaats (toch) voor haar rekening te nemen. Uit de inhoud van die e-mails tezamen volgt dat het [appellant] duidelijk was, dan wel duidelijk had moeten zijn, dat wanneer
Zuiderzee– en
niet [appellant]– de kosten van het ontruimen en opruimen van de staanplaats zou dragen, [appellant] niet daarnaast ook recht zou hebben op teruggave van het jaargeld over 2019. Redelijkerwijs kan niet uit de correspondentie worden afgeleid dat Zuiderzee bereid was zowel de kosten van het ontruimen en opruimen van de staanplaats voor haar rekening te nemen als de jaarvergoeding aan [appellant] uit te keren. Te meer niet omdat partijen expliciet in de afstandsverklaring hebben opgenomen dat [appellant] geen recht meer heeft op (schade)vergoeding uit welke hoofde dan ook.