Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
stichting landelijk overkoepelend orgaan voor podologie (LOOP),
[geïntimeerde3] ,h.o.d.n.
[naam1],
[geïntimeerde4]en
[geïntimeerde4-a], vennoten van de vennootschap onder firma
Shoe-Fit V.O.F.,
[geïntimeerde5] ,h.o.d.n.
[naam2],
[geïntimeerde6] ,h.o.d.n.
[naam3],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.De motivering van de beslissing in het principaal hoger beroep
“Pakketsamenstelling, polisvoorwaarden, acceptatiebeleid en premiestelling behoren tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar”. [1] Deze bevoegdheid brengt in beginsel ook mee dat VGZ selectief mag zijn ten aanzien van welke zorg van welke zorgverlener is gedekt.
basisverzekering centraal stond, heeft de Hoge Raad aan de hand van de regels van de schakeljurisprudentie beslist dat een zorgverzekeraar onrechtmatig handelde tegenover een zorgverlener door bepaalde prestaties niet te vergoeden. [3] Er is geen reden om aan te nemen dat een dergelijke beslissing bij de aanvullende zorgverzekering niet mogelijk zou zijn aangezien ook daarbij de belangen van (in dit geval) aanvullend verzekerden en hun zorgverleners in het geding zijn.
preferred supplierskunnen kiezen, brengt anders dan VGZ betoogt, niet mee dat VGZ zonder redelijke gronden vergoeding van de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen kan staken. Daarvoor verschilt de aard van de rechtsverhouding tussen haar, de registerpodologen en de verzekerden die steunzolen betrekken van registerpodologen juist gezien de nauwe en kenbare betrokkenheid van de belangen van de registerpodologen bij de verzekeringsovereenkomst tussen VGZ en haar verzekerden, te veel van die van aanbieders van goederen en diensten tegenover een afnemer (zie de in 3.7 vermelde omstandigheden). Dit brengt in dit geval mee dat VGZ haar besluit om de zorgverlening door registerpodologen van vergoeding onder de aanvullende verzekering uit te sluiten, waar zij die zorg tot 1 januari 2021 wel vergoedde, behoorlijk dient te motiveren. De grieven 2 en 3.A slagen dus niet.
“Podotherapie door podoloog of podotherapeut: verschil aan de voordeur?”en door de beroepscompetentieprofielen van de podotherapeuten (2018) te vergelijken met die van de registerpodologen (2014).
“Podotherapie door podoloog of podotherapeut: verschil aan de voordeur?”, enerzijds omdat het niet van recente datum is (2009) en anderzijds omdat het is opgesteld door de met LOOP concurrerende NVvP en ten slotte omdat het beroep van podotherapeuten daarin wordt vergeleken met dat van de podoloog en niet met dat van de
registerpodoloog. Omdat de ontwikkelingen in de gezondheidszorg razendsnel gaan, zoals overigens ook is vermeld in het voorwoord van het beroepscompetentieprofiel van de NVvP, is het aan LOOP c.s. toegestaan zich te beroepen op het nieuwe competentieprofiel uit oktober 2020, ook al was dat misschien niet raadpleegbaar op haar website. Het hof moet bij de beoordeling van de gedragingen van VGZ uitgaan van de situatie op dit moment en moet daarom dit nieuwe beroepscompetentieprofiel in zijn beoordeling betrekken, ook al dateert het besluit van VGZ om met vergoedingen te stoppen van vóór vaststelling van het nieuwe beroepscompetentieprofiel. Relevant in dit verband is dat VGZ het argument met betrekking tot de beroepscompetentieprofielen pas heeft aangevoerd in haar appeldagvaarding van 3 december 2020, dus na vaststelling van het competentieprofiel van LOOP van oktober 2020. Dit brengt mee dat VGZ aan een vergelijking van het beroepscompetentieprofiel van de NVvP met het verouderde profiel van LOOP geen argumenten kan ontlenen om de vergoedingen te beëindigen. Dat voetzorg aan diabetespatiënten bij uitsluiting is voorbehouden aan podotherapeuten, vormt voor de podotherapeut een privilege ten opzichte van andere verleners van voetzorg, maar is niet redengevend waarom dan de registerpodoloog zou moeten worden achtergesteld bij andere voetzorgverleners die evenmin voetzorg aan diabetespatiënten mogen verlenen.
“en voorts met LOOP nader overleg te voeren”uit onderdeel 5.1 van het dictum worden geschrapt. Het verdient uiteraard wel aanbeveling dat VGZ, als zij over deze kwestie nog een besluit wenst te nemen, daarover met LOOP in contact treedt.
4.De motivering van de beslissing in het voorwaardelijke incidenteel hoger beroep
5.Slotsom in het principaal hoger beroep
6.De beslissing in het principaal hoger beroep
“en voorts met LOOP nader overleg te voeren”in onderdeel 5.1 van het dictum, en bekrachtigt het vonnis voor het overige;