ECLI:NL:GHARL:2022:1140

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
15 februari 2022
Zaaknummer
200.286.983
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beëindiging van vergoeding voor steunzolen door zorgverzekeraar VGZ aan registerpodologen

In deze zaak vorderde de beroepsvereniging LOOP in kort geding een gebod aan zorgverzekeraar VGZ om de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen en podoposturaal therapeuten te blijven vergoeden. VGZ had in 2020 besloten deze kosten niet langer te vergoeden onder haar aanvullende verzekering. Het hof oordeelde dat VGZ onrechtmatig handelde door deze kosten niet te vergoeden en bevestigde het gebod om de kosten te blijven vergoeden. Het hof baseerde zijn oordeel op de schakeljurisprudentie, waarbij werd vastgesteld dat VGZ redelijke gronden moest hebben om de vergoeding te beëindigen. De door VGZ aangevoerde argumenten over de kwaliteit van zorg door registerpodologen werden als onjuist of niet overtuigend beoordeeld. Het hof oordeelde dat de belangen van de registerpodologen en hun patiënten nauw verbonden zijn met de verzekeringsovereenkomst tussen VGZ en haar verzekerden, en dat VGZ haar besluit om de vergoeding te staken niet voldoende had gemotiveerd. De voorzieningenrechter had eerder al bepaald dat VGZ de vergoeding voor 2021 moest voortzetten, en het hof bevestigde deze beslissing. Het hof oordeelde dat VGZ in de kosten van het hoger beroep moest worden veroordeeld, en dat de wettelijke rente over de proceskosten moest worden toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.286.983
(zaaknummer rechtbank Gelderland C/05/377280)
arrest in kort geding van 15 februari 2022
in de zaak van
1. de coöperatie
Coöperatie VGZ U.A.,
gevestigd te Arnhem,
2. de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
3. de naamloze vennootschap
IZA Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
4. de naamloze vennootschap
N.V. Zorgverzekeraar UMC,
gevestigd te Arnhem,
5. de naamloze vennootschap
N.V. Univé zorg,
gevestigd te Arnhem,
appellanten in principaal appel, geïntimeerden in (voorwaardelijk) incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna: VGZ,
advocaat: mr. S.E.A. Groeneveld,
tegen:
1. de stichting
Stichting voor voet- en houding beroepenh.o.d.n.
stichting landelijk overkoepelend orgaan voor podologie (LOOP),
gevestigd te Utrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Podocentrum Alkmaar B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
3.
[geïntimeerde3] ,h.o.d.n.
[naam1],
gevestigd te Ommen,
4.
[geïntimeerde4]en
[geïntimeerde4-a], vennoten van de vennootschap onder firma
Shoe-Fit V.O.F.,
5.
[geïntimeerde5] ,h.o.d.n.
[naam2],
gevestigd te Venlo,
6.
[geïntimeerde6] ,h.o.d.n.
[naam3],
gevestigd te Nieuwpoort,
geïntimeerden in principaal appel, appellanten in voorwaardelijk incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers,
hierna: Loop c.s.,
advocaat: mr. T.A.M. van den Ende.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 30 maart 2021 hier over. Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de meervoudige comparitie van partijen op 8 oktober 2021. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
LOOP is een in 1999 opgerichte brancheorganisatie met als statutair doel het behartigen van de belangen van de bij haar aangesloten zorgaanbieders binnen het werkveld van de podologie en het verrichten van alle daarmee verband houdende werkzaamheden. Het gaat daarbij onder andere om de beroepsgroepen registerpodologen en podoposturaal therapeuten.
2.2
De bij LOOP aangesloten registerpodologen en podoposturaal therapeuten herkennen en behandelen voetgerelateerde aandoeningen in het houdings- en bewegingsapparaat en hebben daarvoor een erkende opleiding afgerond aan de Academie voor Podologie. Een registerpodoloog is gespecialiseerd in het onderzoeken en behandelen van klachten die hun ontstaan vinden in de (stand van de) voeten. Een podoposturaal therapeut maakt gebruik van reflexwerking onder de voeten om zodoende stands- en houdingsverandering hoger in het lichaam teweeg te brengen.
2.3
In de loop van de jaren heeft LOOP namens de bij haar aangesloten registerpodologen en podoposturaal therapeuten met VGZ overlegd over het efficiënter maken van de zorgverlening aan klanten en over de manier van declareren van facturen. Tot 2015 declareerde LOOP de door de bij haar aangesloten therapeuten geleverde zorg rechtstreeks bij VGZ. Deze zorg werd vergoed onder de basis- en aanvullende verzekering van VGZ. In de verzekeringsvoorwaarden vanaf 2015 heeft VGZ niet meer de door registerpodologen geleverde zorg vermeld als voor vergoeding in aanmerking komende zorg. VGZ is echter wel de facturen van de registerpodologen blijven betalen, naar zij heeft aangegeven uit coulance. Voor podoposturaal therapeuten gold grosso modo hetzelfde, hoewel enkele polissen de behandeling door deze zorgverleners wel vergoedden.
2.4
Per januari 2016 heeft VGZ haar polisvoorwaarden voor de aanvullende verzekering gewijzigd, in die zin dat zij de budgetten voor podotherapie heeft gesplitst in een budget voor steunzolen en een budget voor voetbehandelingen. In april 2016 heeft VGZ vervolgens aan LOOP kenbaar gemaakt nog slechts de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen en podoposturaal therapeuten te vergoeden, met als gevolg dat de door deze beroepsgroepen verrichte consulten, anamneses en nazorg niet langer zouden worden vergoed. Registerpodologen en podoposturaal therapeuten ontvingen op basis daarvan na 30 april 2016 geen vergoeding meer voor de voetbehandeling als zodanig.
2.5
LOOP heeft naar aanleiding daarvan getracht met VGZ in contact te komen om de vergoedingenpraktijk en de verzekeringsvoorwaarden van VGZ te bespreken. Dat is niet gelukt. Namens VGZ is bij e-mailbericht van 7 september 2016 aan LOOP bericht dat zij ook in 2017 uitsluitend de kosten van levering van steunzolen vanuit de aanvullende verzekering zal vergoeden.
2.6
In de periode nadien verliep het contact tussen LOOP en VGZ moeizaam. Gedurende die periode ontving LOOP diverse klachten van VGZ-verzekerden dat de door de registerpodologen en podoposturaal therapeuten aangemeten steun- en/of therapiezolen niet door VGZ werden vergoed. In december 2018 heeft LOOP VGZ bericht dat zij graag in gesprek wilde om een werkbare situatie te creëren waarbij alle betrokken partijen baat hebben. In reactie daarop is namens VGZ bij e-mailbericht van 11 maart 2019 onder meer het volgende bericht:
‘Ik heb zojuist overleg gehad met collega’s over de vergoeding van de steunzolen geleverd door Register Podologen. De afspraak die in 2015 gemaakt is, blijft gehandhaafd. Dat wil zeggen dat als klant via een aanvullende verzekering in aanmerking komt voor vergoeding van de gekochte steunzolen dan mogen deze ook geleverd zijn door Register Podologen met classificatie 90.15.
Consulten en honorarium van de Podologen komen niet voor vergoeding in aanmerking.’
2.7
In de maanden daarna bleven bij LOOP klachten binnenkomen van VGZ-verzekerden over de uitblijvende vergoeding van door registerpodologen en podoposturaal therapeuten geleverde therapie- en/of steunzolen. LOOP heeft naar aanleiding daarvan meerdere malen getracht het gesprek daarover met VGZ aan te gaan. In reactie daarop heeft de heer [naam4] (hierna: [naam4] ), werkzaam als [functie] bij VGZ, bij e-mailbericht van 22 oktober 2019 onder meer het volgende aan LOOP bericht:
‘U heeft diverse keren aandacht gevraagd voor onduidelijkheden met betrekking tot de levering (en declaratie) van steunzolen en therapiezolen door zorgaanbieders die zijn aangesloten bij de Stichting LOOP. Zorgverzekeraar VGZ heeft werk gemaakt van een nieuwe toekomstbestendige structuur voor de voorwaarden van de aanvullende verzekeringen. Over alle merken heen bestaan momenteel ruim 600 verschillen in voorwaarden en dekkingen; uniformeren en standaardiseren is noodzakelijk om een en ander begrijpelijker én beter uitvoerbaar te maken. In dit kader is ook goed gekeken naar de voorwaarden met betrekking tot steunzolen en therapiezolen.
Steunzolen en therapiezolen kunnen in de huidige voorwaarden bij enkele merken worden geleverd door een podotherapeut, orthopedisch(e) schoenmaker(ij) (…), werkplaats (…) of podoposturaal therapeut. Levering van steunzolen door een (register)podoloog worden momenteel coulancehalve vergoed indien zij beschikken over de correcte Vektis-zorgverlenersspecificatie. Deze situatie leidt, zoals u zelf bevestigt, in de praktijk tot onduidelijkheden die niet passen bij onze wens om te komen tot een toekomstbestendige structuur.
Uw suggestie aan Zorgverzekeraar VGZ, om aan deze onduidelijkheden een einde te maken, is om ook de (register)podoloog als mogelijke leverancier van steunzolen en therapiezolen op te nemen in de verzekeringsvoorwaarden. Wij hebben echter anders besloten: in de verzekeringsvoorwaarden van 2020 zullen enkel podotherapeut, orthopedisch(e) schoenmaker(ij) (…) of werkplaats (…) worden opgenomen. Leveringen van steunzolen en therapiezolen door (register)podologen, maar ook door podoposturaal therapeuten, komen met ingang van 2020 niet meer voor vergoeding in aanmerking.
2.8
LOOP heeft VGZ vervolgens bij e-mailbericht van 4 november 2019 haar reactie op het hiervoor weergegeven besluit gegeven en daarbij verzocht om daarover in gesprek te treden. Namens VGZ is daarop bij brief van 8 november 2020 gereageerd. Deze brief vermeldt onder meer het volgende:
‘VGZ heeft in de voorwaarden van de aanvullende verzekeringen per zorgartikel bepaald welke zorgverleners de zorg mogen verlenen en aan welke aanvullende voorwaarden de zorgverlener moet voldoen. Voor een aantal vormen hebben we zorgverleners gecontracteerd, aangewezen of erkend.
In het geval van steun- en therapiezolen heeft VGZ geen directe samenwerking met zorgverleners en is er derhalve geen sprake van gecontracteerd zorgaanbod. Wel heeft VGZ enkele groepen zorgverleners aangewezen. (…)
Registerpodologen waren al langer niet als aangewezen zorgverlener aangemerkt, maar coulancehalve vergoedt VGZ -onder voorwaarden- in 2019 nog wel kosten van steun- en therapiezolen. Per 2020 zijn podoposturaal therapeuten ook geen aangewezen zorgverleners meer voor het leveren van steun- en therapiezolen.
De kosten van het consult en het onderzoek door een registerpodoloog of podoposturaal therapeut kwamen al niet voor vergoeding in aanmerking. (…)
Dit besluit maakt onderdeel uit van het streven van VGZ om te komen tot een nieuwe toekomstbestendige structuur voor de voorwaarden van de aanvullende verzekeringen; uniformeren en standaardiseren is daarbij volgens VGZ noodzakelijk om een en ander begrijpelijker én beter uitvoerbaar bij te maken.
De zorgverleners die in 2020 zijn aangewezen zijn in de gelegenheid om voetzorg te verlenen op basis van het stepped care principe. Als blijkt dat het gezondheidsprobleem niet verholpen kan worden met een steunzool wordt voor een andere functioneel adequate oplossing gekozen (en vice versa) en zonodig kunnen voetorthesen worden ingezet.
De huidige structuur is onvoldoende werkbaar, hetgeen ook tot uiting komt in de bij herhaling door mevrouw [naam5] aangedragen voorbeelden van uitvoeringsproblematiek.
Wij begrijpen dat Stichting LOOP liever had gezien dat VGZ een ander besluit had genomen. Het besluit zal echter niet worden herzien.’
2.9
LOOP heeft zich naar aanleiding van dit bericht tot een advocaat gewend, die VGZ bij brief van 14 november 2019 heeft aangeschreven. Tussen LOOP en VGZ hebben vervolgens op 15, 18 en 25 november 2019 gesprekken plaatsgevonden, waarin vele onderwerpen aangaande de door registerpodologen en podoposturaal therapeuten te leveren zorg zijn besproken. Bij e-mailbericht van 28 november 2019 is vervolgens namens VGZ onder meer het volgende aan LOOP bericht:
‘Stichting LOOP is overtuigd van de toegevoegde waarde van de bij haar aangesloten leden voor de verzekerden van VGZ; deze behelst volgens haar ook meer dan de levering van steun- en therapiezolen alleen. Om aan VGZ deze toegevoegde waarde aan te tonen en te bezien of deze vervolgens past in de visie van VGZ met betrekking tot de aanvullende verzekeringen (AV) gaan Stichting LOOP en VGZ het gesprek aan. Hiervoor worden maximaal drie maanden uitgetrokken; het initiatief voor deze gesprekken ligt bij Stichting LOOP.
Om een en ander te faciliteren maakt VGZ het mogelijk dat de kosten van zolen, geleverd door podoposturaal therapeuten en podologen, gedurende het jaar 2020 alsnog voor vergoeding in aanmerking komen. Het betreft een coulance halve vergoeding ten laste van de AV-pakketten waar hiervan in 2019 ook sprake was en indien en voor zover de zorgverleners beschikken over de correcte Vektis-zorgverlenersspecificatie (90.15). Het moge duidelijk zijn dat hier geen sprake is van uitbreiding of verruiming van aanspraak of voorwaarden.
(…)
Voor de volledigheid vermelden wij dat VGZ van oordeel blijft dat er op VGZ geen verplichting rustte om een bepaalde (tijdige) mededeling te doen aan Stichting LOOP en/of de aangesloten leden ten aanzien van het wijzigen van de verzekeringsvoorwaarden. Aan een vermelding in de verzekeringsvoorwaarden kunnen geen rechten worden ontleend.’
2.1
Tussen partijen is vervolgens gecorrespondeerd over de berichtgeving met betrekking tot de vergoeding van door registerpodologen en podoposturaal therapeuten aan VGZ-verzekerden te leveren zorg. Dit heeft erin geresulteerd dat LOOP de bij haar aangesloten beroepsgroepen, en die beroepsgroepen hun eigen patiënten, eind 2019 hebben bericht dat de door die groepen geleverde therapie- en/of steunzolen ook in 2020 door VGZ zullen worden vergoed. VGZ heeft zelf geen bericht met dergelijke strekking op hun websites geplaatst.
2.11
Namens LOOP is bij e-mailbericht van 2 maart 2020 aan VGZ informatie verstrekt over de toegevoegde waarde van de podologische therapiezool, waarbij LOOP voor het overige aan VGZ kenbaar heeft gemaakt in gesprek te willen over de toegevoegde waarde van podologie in zijn algemeenheid. Naar aanleiding van het daarop gevolgde gesprek, is namens VGZ bij brief van 18 juni 2020 – hierna ook: het besluit - onder meer het volgende aan LOOP bericht:
‘Zorgverzekeraar VGZ heeft eerder het besluit genomen om per 2020 de steun- of therapiezolen geleverd door registerpodologen niet meer te vergoeden. (…)
Stichting LOOP is echter overtuigd een toegevoegde waarde te bieden aan patiënten van de bij haar aangesloten leden voor de verzekerden van VGZ die verder gaat dan alleen de levering van steun- en therapiezolen. (…)
Zorgverzekeraar VGZ en Stichting LOOP hebben verschillende gesprekken gevoerd en de aanvullende informatie die Stichting LOOP heeft verstuurd, is door ons beoordeeld. (…) De volgende punten, die daarna verder door ons zijn uitgewerkt, hebben een rol gespeeld bij de beoordeling:
● Ons beleid om de zorg uit de aanvullende verzekering aan te laten sluiten op de zorg uit de basisverzekering.
● Verschillen in positie en bijbehorende competenties van de registerpodoloog, podoposturaal therapeut en podotherapeut.
● Onderbouwing omtrent toegevoegde waarde van de specifiek door registerpodologen, podoposturaal therapeuten geleverd zorg.
● Voldoende borging van de toegankelijkheid van zorg, steun- en therapiezolen en voetzorg specifiek.
Ons beleid uit de aanvullende verzekering aan te laten sluiten op de zorg uit de basisverzekering
(…)
De steun- en therapiezolen maken deel uit van het stepped care principe. Door deze zorg te vergoeden bij zorgaanbieders die ook basisverzekerde zorg leveren kan een one-stop-shop ontstaan. De verzekerde hoeft dan niet tot nauwelijks doorverwezen te worden en ontvangt direct de noodzakelijke zorg. Daarnaast voorkomt het uitsluiten van de registerpodologen en podoposturaal therapeuten verwarring die nu ontstaat door het wel vergoeden van de steun- en therapiezolen maar niet de consulten voor voetzorg.
Registerpodologen en podoposturaal therapeuten kunnen naar onze mening niet voldoen aan het stepped care principe en de one-stop-shop.
Verschillen in positie en bijbehorende competenties van de registerpodoloog, podoposturaal therapeut en podotherapeut
(…)
Er zijn verschillen in opleiding en competenties tussen podotherapeuten en registerpodologen en podoposturaal therapeuten. In tegenstelling tot podotherapeuten zijn registerpodologen en podoposturaal therapeuten niet benoemd als zorgaanbieder voor voetzorg bij diabetisch patiënten ten laste van de basisverzekering. (…)
Er zijn verschillen tussen de geleverde zorg door een podotherapeut en de geleverde zorg door registerpodologen en podoposturaal therapeuten. Registerpodologen en podoposturaal therapeuten kunnen geen basisverzekerde zorg declareren en kennen bij VGZ geen vergoedingsmogelijkheid voor voetbehandelingen binnen de aanvullende verzekeringen.
Onderbouwing omtrent toegevoegde waarde van de specifiek door registerpodologen, podoposturaal therapeuten geleverde zorg
(…) We hebben Stichting LOOP uitgenodigd om aan te tonen dat de specifiek door hen geleverde zorg ook tot lagere zorgkosten leidt. (…)
De aangeleverde studies betreffen geen onderzoeken of publicaties van hoge wetenschappelijke kwaliteit. Deze studies tonen niet aan dat de geleverde zorg en steun- of therapiezolen verstrekt door podoposturaal therapeuten of registerpodologen (kosten)effectief is. Ook wordt hierin niet aangetoond dat het leveren van steun- en therapiezolen specifiek door registerpodologen of podoposturaal therapeuten een aantoonbare meerwaarde heeft.
De toegevoegde waarde en (kosten)effectiviteit van de specifiek door registerpodologen en podoposturaal therapeuten geleverde zorg is onvoldoende aangetoond.
Voldoende borging van de toegankelijkheid van zorg, steun- en therapiezolen en voetzorg specifiek
Tijdens de gesprekken is door Stichting LOOP meerdere malen aangegeven dat de zorgbehoefte aan voetzorg zou toenemen (…). (…)
We hebben echter geen signalen uit het veld ontvangen dat er een tekort in het aanbod is of op korte termijn dreigt te ontstaan. (…)
Momenteel zijn er bijna 23.000 unieke verzekerden bij VGZ bekend die steunzolen hebben ontvangen in 2018. VGZ heeft gekeken naar de spreiding van de verzekerden binnen Nederland. Hieruit blijkt dat alle verzekerden, die steun- of therapiezolen ontvangen van Stichting LOOP, voldoende verspreid zijn over de regio’s. Daar waar de verzekerden het meest geconcentreerd zijn, zien we dat ook het aanbod aan orthopedisch schoenmakers, orthopedische werkplaatsen en podotherapeuten voldoende geborgd is.
Toegankelijkheid van voetzorg en steun- en therapiezolen is voor verzekerden geborgd, ook zonder toevoeging van registerpodologen en podoposturaal therapeuten.
We hebben geconcludeerd dat het opnemen van de registerpodologen en podoposturaal therapeuten als bevoegd zorgaanbieder voor steun- en therapiezolen niet past bij ons beleid om de zorg uit de aanvullende verzekering aan te laten sluiten op zorg bij de basisverzekering. (…) Derhalve is besloten het eerder genomen besluit niet te herzien.
Er is besloten geen vergoeding op te nemen in de aanvullende verzekeringspakketten per 2021 van alle merken van VGZ voor wat betreft zorg en/of steun- en therapiezolen geleverd door registerpodologen en podoposturaal therapeuten.’
2.12
VGZ is in de maanden daarna niet van dit besluit teruggekomen.
2.13
Nadat de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland in onderdeel 5.1 van het dictum van het in dit hoger beroep bestreden vonnis van 10 november 2020 VGZ had geboden om het besluit ongedaan te maken en VGZ had veroordeeld om het afleveren van steun- en therapiezolen door registerpodologen en podoposturaal therapeuten aan haar verzekerden met een aanvullende verzekering gedurende het jaar 2021 te blijven vergoeden overeenkomstig de wijze van vergoeding in 2020 en voorts met LOOP nader overleg te voeren, heeft VGZ LOOP op 7 juli 2021 en 16 augustus 2021 bericht dat zij de kosten voor steunzolen met ingang van 1 januari 2022 niet meer zou vergoeden. Op vordering van LOOP c.s. heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland vervolgens bij vonnis van 27 september 2021 VGZ veroordeeld tot nakoming van onderdeel 5.1. van het dictum van het vonnis van 10 november 2020 en heeft zij VGZ verboden om uitvoering te geven aan het op 7 juli 2021 aangekondigde en op 16 augustus 2021 meegedeelde besluit om de vergoeding voor de bij LOOP aangesloten zorgverleners met ingang van 2022 op grond van dat besluit te beëindigen, een en ander onder verbeurte van dwangsommen .

3.De motivering van de beslissing in het principaal hoger beroep

3.1
In dit kort geding vorderen LOOP c.s. voor zover in hoger beroep nog van belang schorsing van het besluit van VGZ van 18 juni 2020 om de zorg door registerpodologen en podoposturaal therapeuten vanuit de aanvullende verzekering vanaf 1 januari 2021 niet meer te vergoeden, continuering van de vergoedingen, zoals die plaatsvonden tot 1 januari 2021, met bekendmaking van een en ander op de website van VGZ en in de polisvoorwaarden. De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis de vordering aldus toegewezen, dat VGZ werd geboden het besluit met onmiddellijke ingang ongedaan te maken en VGZ werd veroordeeld om het afleveren van steun- en therapiezolen door registerpodologen en podoposturaal therapeuten aan haar verzekerden met een aanvullende verzekering gedurende het jaar 2021 te blijven vergoeden overeenkomstig de wijze van vergoeding in 2020 en voorts met LOOP c.s. nader overleg te voeren en op haar website bekend te maken dat de bedoelde vergoeding gehandhaafd blijft. VGZ is van dit vonnis in hoger beroep gekomen onder aanvoering van 4 grieven. Loop c.s. hebben verweer gevoerd en voorwaardelijk incidenteel gegriefd tegen het vonnis en de grondslag van hun eis voor zover nodig aangevuld. VGZ heeft in het incidenteel hoger beroep verweer gevoerd.
3.2
Grief 1 van VGZ betreft de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter. Het hof heeft in onderdeel 2 de feiten opnieuw vastgesteld en daarbij rekening gehouden met de opmerkingen van VGZ. De grief hoeft verder niet te worden besproken.
3.3
Loop c.s. hebben hun vorderingen primair gebaseerd op wanprestatie van een tussen haar en VGZ gesloten overeenkomst en subsidiair op een onrechtmatige daad van VGZ. De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 4.3 van het bestreden vonnis de primaire grondslag verworpen. Loop c.s. hebben in hoger beroep geen argumenten aangevoerd, waarom deze beslissing niet juist zou zijn. Het hof neemt deze beslissing van de voorzieningenrechter over en maakt haar tot de zijne. Loop c.s. hebben in eerste aanleg hun vorderingen, wat de subsidiaire grondslag betreft, voldoende duidelijk gebaseerd op een door VGZ gepleegde onrechtmatige daad, zodat het verwijt van VGZ dat de voorzieningenrechter rechtsgronden heeft bijgebracht ongefundeerd is en de aanvulling van rechtsgronden in hoger beroep door Loop c.s. niet nodig was.
3.4
Voor de beoordeling van de vraag of VGZ onrechtmatig handelt door de levering van steun- en therapiezolen door registerpodologen en podoposturaal therapeuten – hierna kort: levering van steunzolen door registerpodologen – niet meer als een verzekerde prestatie in haar aanvullende verzekeringen op te nemen, is het volgende van belang. De aanvullende zorgverzekering is een verzekering die niet wordt beheerst door de Zorgverzekeringswet. Bij de herziening van het zorgstelsel is tot uitgangspunt genomen dat de zorgverzekeraar die een aanvullende verzekering aanbiedt, in beginsel vrij is de omvang van de dekking van de polis zelf te bepalen:
“Pakketsamenstelling, polisvoorwaarden, acceptatiebeleid en premiestelling behoren tot de eigen bevoegdheden van de verzekeraar”. [1] Deze bevoegdheid brengt in beginsel ook mee dat VGZ selectief mag zijn ten aanzien van welke zorg van welke zorgverlener is gedekt.
3.5
Anders dan VGZ ook in hoger beroep verdedigt, vindt deze vrijheid haar begrenzing in de regels uit de schakeljurisprudentie, die de Hoge Raad als volgt heeft geformuleerd:
“Wanneer iemand zich contractueel heeft gebonden, waardoor de contractsverhouding waarbij hij partij is in het rechtsverkeer een schakel is gaan vormen waarmee de belangen van derden, die aan dit verkeer deelnemen, in allerlei vormen kunnen worden verbonden, staat het hem niet onder alle omstandigheden vrij de belangen te verwaarlozen die derden bij de behoorlijke nakoming van het contract kunnen hebben. Indien de belangen van een derde zo nauw zijn betrokken bij de behoorlijke uitvoering van de overeenkomst dat hij schade of ander nadeel kan lijden als een contractant in die uitvoering tekortschiet, kunnen de normen van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt, meebrengen dat die contractant deze belangen dient te ontzien door zijn gedrag mede door die belangen te laten bepalen. Bij de beantwoording van de vraag of deze normen dit meebrengen, zal de rechter de terzake dienende omstandigheden van het geval in zijn beoordeling dienen te betrekken, zoals de hoedanigheid van alle betrokken partijen, de aard en strekking van de desbetreffende overeenkomst, de wijze waarop de belangen van de derde daarbij zijn betrokken, de vraag of deze betrokkenheid voor de contractant kenbaar was, de vraag of de derde erop mocht vertrouwen dat zijn belangen zouden worden ontzien, de vraag in hoeverre het voor de contractant bezwaarlijk was met de belangen van de derde rekening te houden, de aard en omvang van het nadeel dat voor de derde dreigt en de vraag of van hem kon worden gevergd dat hij zich daartegen had ingedekt, alsmede de redelijkheid van een eventueel aan de derde aangeboden schadeloosstelling. (…)
In dat beoordelingskader is bepalend of de aangesproken partij haar verklaringen en gedragingen ter zake van de overeenkomst waarbij zij partij is, mede diende te laten bepalen door de belangen van de betrokken derde, en is dus niet mede vereist dat de aangesproken partij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij zij partij is en waarmee de belangen van die derde verbonden zijn.” [2]
3.6
In een geval waarin de verhouding tussen een zorgverzekeraar en een zorgverlener ten aanzien van de
basisverzekering centraal stond, heeft de Hoge Raad aan de hand van de regels van de schakeljurisprudentie beslist dat een zorgverzekeraar onrechtmatig handelde tegenover een zorgverlener door bepaalde prestaties niet te vergoeden. [3] Er is geen reden om aan te nemen dat een dergelijke beslissing bij de aanvullende zorgverzekering niet mogelijk zou zijn aangezien ook daarbij de belangen van (in dit geval) aanvullend verzekerden en hun zorgverleners in het geding zijn.
3.7
In dit geval zijn de volgende omstandigheden van belang. Voetzorg, waaronder de aanschaf van steunzolen, is sinds jaar en dag gedekt onder de aanvullende verzekering van VGZ. Tot 2016 maakte het niet uit waar de verzekerde de voetzorg afnam, hetzij bij een registerpodoloog, hetzij bij een podotherapeut of een andere gekwalificeerde zorgverlener, een en ander mede afhankelijk van de aard van de klachten. Door registerpodologen geleverde voetzorg voldoet aan de daaraan te stellen eisen: VGZ heeft geen inhoudelijke kritiek geuit op het niveau en de uitvoering van de zorgverlening. Uit onderzoeken blijkt dat de klanttevredenheid over de door registerpodologen geleverde zorg hoog is. In 2016 heeft VGZ de dekking van voetzorg door registerpodologen niet meer in de polisvoorwaarden opgenomen, hoewel zij nog is blijven doorgaan met vergoeding van de kosten van levering van steunzolen. VGZ heeft vervolgens het besluit genomen ook met vergoeding van de levering van steunzolen met ingang van 1 januari 2021 te stoppen. Deze beslissing maakt een negatief onderscheid tussen levering van steunzolen door registerpodologen enerzijds en door podotherapeuten en overige zorgverleners anderzijds. Aannemelijk is dat daardoor verzekerden van VGZ vanaf dat moment zullen kiezen voor een andere zorgverlener dan een registerpodoloog, omdat zij anders de kosten niet kunnen claimen onder de verzekering. Omdat VGZ een van de grote zorgverzekeraars is en omdat – zoals 3.9 nog zal worden uitgewerkt – een relevant gedeelte van de verzekerden van VGZ steunzolen aanschaft bij een registerpodoloog en registerpodologen daardoor waarschijnlijk te maken zullen krijgen met een forse terugval in omzet en met imagoschade ten aanzien van de status van hun beroep (“tweederangs voetzorg”), behoort VGZ zich de belangen van de registerpodologen aldus aan te trekken dat zij een dergelijk tegenover registerpodologen discriminerend besluit alleen dan neemt, als daarvoor redelijke gronden zijn. Doet zij dat niet, dan handelt zij in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt. De stelplicht en bewijslast dat VGZ onrechtmatig handelt liggen bij LOOP c.s. In het kader van dit kort geding betekent dit dat LOOP c.s. voldoende aannemelijk moeten maken dat de door VGZ gehanteerde argumenten onvoldoende zijn om de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen niet langer meer te vergoeden.
3.8
Dat ondernemingen voor de levering van goederen en diensten zonder bezwaar
preferred supplierskunnen kiezen, brengt anders dan VGZ betoogt, niet mee dat VGZ zonder redelijke gronden vergoeding van de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen kan staken. Daarvoor verschilt de aard van de rechtsverhouding tussen haar, de registerpodologen en de verzekerden die steunzolen betrekken van registerpodologen juist gezien de nauwe en kenbare betrokkenheid van de belangen van de registerpodologen bij de verzekeringsovereenkomst tussen VGZ en haar verzekerden, te veel van die van aanbieders van goederen en diensten tegenover een afnemer (zie de in 3.7 vermelde omstandigheden). Dit brengt in dit geval mee dat VGZ haar besluit om de zorgverlening door registerpodologen van vergoeding onder de aanvullende verzekering uit te sluiten, waar zij die zorg tot 1 januari 2021 wel vergoedde, behoorlijk dient te motiveren. De grieven 2 en 3.A slagen dus niet.
3.9
LOOP c.s. hebben gesteld dat registerpodologen door het besluit aanmerkelijke financiële schade zullen lijden. In hoger beroep hebben zij dit uitgewerkt aan de hand van de gegevens die zijn verzameld in Podonet, waarin 65% van de registerpodologen hun administratie verwerken. Op basis van de in Podonet opgenomen gegevens hebben LOOP c.s. berekend dat ongeveer een kwart van de praktijken met een omzet van meer dan € 100.000 voor meer dan 25% van die omzet afhankelijk is van VGZ en de kleinere praktijken voor ongeveer 33% en dat het gemiddelde aandeel van VGZ-verzekerden in de omzet van alle praktijken 19% bedraagt. De gevolgen in omzetdaling door het besluit zijn daarom fors, wat accentueert dat VGZ redelijke gronden moet hebben voor het uitsluiten van vergoeding van door registerpodologen geleverde steunzolen. VGZ stelt dat slechts de omzet die ziet op de levering van steunzolen zou mogen meewegen, en niet de omzet die ziet op advisering en zorgverlening, maar die stelling is onjuist. Als patiënten door het besluit vertrekken bij een registerpodoloog of niet langer een registerpodoloog zullen kiezen, valt voor de registerpodoloog niet alleen de omzet van de levering van steunzolen weg, maar ook die voor advisering en zorgverlening die de patiënt tot nu toe zelf betaalt.
3.1
VGZ heeft in hoger beroep met name aangevoerd dat de podotherapeut de hoger opgeleide zorgverlener is en dat haar keuze voor de podotherapeut daarmee is gerechtvaardigd. Zij heeft dit als volgt uitgewerkt. Anders dan die van de registerpodoloog, is de titel van podotherapeut beschermd op grond van artikel 34 van de Wet Beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG). In artikel 29 van het Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut (hierna: het Besluit) zijn deskundigheidseisen voor de podotherapeut opgenomen. De voetzorg voor diabetespatiënten is met uitsluiting van andere voetzorgverleners voorbehouden aan de podotherapeut. Volgens VGZ zou dit verschil in wettelijke status al voldoende moeten zijn om onderscheid tussen podotherapeuten en registerpodologen te mogen maken. VGZ heeft er verder op gewezen dat de podotherapeut staat ingeschreven in het Kwaliteitsregister Paramedici. De Stichting Accreditatie Deskundigheidsbevordering Activiteiten Paramedici bewaakt de kwaliteit van bij- en nascholing van podotherapeuten. Verder is een podotherapeut een HBO-geschoolde zorgverlener en een registerpodoloog een MBO-geschoolde zorgverlener die een module op HBO-niveau heeft gevolgd. De studiebelasting van beide opleidingen verschilt aanzienlijk volgens VGZ: enerzijds een studiebelasting van 5.570 uur en een stagebelasting van 1.150 uur voor podotherapeuten tegenover een studiebelasting van 60 tot 1.284 uur en een stagebelasting van 8 tot 160 uur voor registerpodologen. Een vakinhoudelijk verschil is dat de podotherapeut klinisch redeneert en de registerpodoloog vooral praktisch handelt. VGZ heeft een belangrijk deel van haar argumenten ontleend aan het door de Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten (hierna: NVvP) in 2009 opgesteld document:
“Podotherapie door podoloog of podotherapeut: verschil aan de voordeur?”en door de beroepscompetentieprofielen van de podotherapeuten (2018) te vergelijken met die van de registerpodologen (2014).
3.11
Daarop hebben LOOP c.s. als volgt gereageerd. VGZ baseert haar bevindingen op een gedateerd document van de met LOOP concurrerende beroepsvereniging van podotherapeuten (de NVvP), waarin geen juist beeld van de overeenkomsten en verschillen tussen de beide beroepen wordt gegeven. Uit het nieuwe beroepscompetentieprofiel van LOOP uit 2020 blijkt dat de beroepscompetenties niet of nauwelijks met elkaar verschillen. De titel registerpodoloog is niet in artikel 34 Wet BIG opgenomen, omdat de Minister van VWS niet een nagenoeg exacte beroepsgroep als de podotherapeuten apart wil beschermen. De opleiding tot registerpodoloog van de Academie voor Podologie is ook op HBO-niveau. Het diploma wordt uitgereikt door de Stichting Hoger Onderwijs Nederland. Registerpodologen zijn geregistreerd in het register van KABIZ. De studiebelasting van de opleiding bedraagt 6.236 uur, de stagebelasting 680 uur. Ook registerpodologen leren in de opleiding om klinisch te redeneren. Accreditatie van de opleiding vindt plaats door het Centrum voor Post Initieel Onderwijs Nederland. Een registerpodoloog moet zich eens in de vijf jaar onderwerpen aan een audit door Healthcare Auditing. VGZ verwart ten slotte podologen met registerpodologen.
3.12
Uit de stellingen van partijen en de overgelegde documenten leidt het hof af dat beide opleidingen volwaardige HBO-opleidingen zijn, dat de beroepscompetenties vergelijkbaar zijn en dat beide groepen van zorgverleners onderworpen zijn aan bij- en nascholingsverplichtingen en regelmatige audits door accreditatie-organisaties. De door VGZ verdedigde stelling dat de opleiding tot registerpodoloog op MBO-niveau is, is onjuist gebleken, waardoor de vrees van LOOP c.s. voor imagoschade begrijpelijk is. In nrs. 33-36 van de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep geeft GVZ geen accuraat beeld van de studie- en stagebelasting van de opleiding tot registerpodoloog, omdat uit de studiegids, waarvan VGZ in haar memorie een hyperlink had opgenomen, blijkt dat die belasting conform de stellingen van LOOP c.s. is. Het hof gaat voorbij aan de analyse in het document
“Podotherapie door podoloog of podotherapeut: verschil aan de voordeur?”, enerzijds omdat het niet van recente datum is (2009) en anderzijds omdat het is opgesteld door de met LOOP concurrerende NVvP en ten slotte omdat het beroep van podotherapeuten daarin wordt vergeleken met dat van de podoloog en niet met dat van de
registerpodoloog. Omdat de ontwikkelingen in de gezondheidszorg razendsnel gaan, zoals overigens ook is vermeld in het voorwoord van het beroepscompetentieprofiel van de NVvP, is het aan LOOP c.s. toegestaan zich te beroepen op het nieuwe competentieprofiel uit oktober 2020, ook al was dat misschien niet raadpleegbaar op haar website. Het hof moet bij de beoordeling van de gedragingen van VGZ uitgaan van de situatie op dit moment en moet daarom dit nieuwe beroepscompetentieprofiel in zijn beoordeling betrekken, ook al dateert het besluit van VGZ om met vergoedingen te stoppen van vóór vaststelling van het nieuwe beroepscompetentieprofiel. Relevant in dit verband is dat VGZ het argument met betrekking tot de beroepscompetentieprofielen pas heeft aangevoerd in haar appeldagvaarding van 3 december 2020, dus na vaststelling van het competentieprofiel van LOOP van oktober 2020. Dit brengt mee dat VGZ aan een vergelijking van het beroepscompetentieprofiel van de NVvP met het verouderde profiel van LOOP geen argumenten kan ontlenen om de vergoedingen te beëindigen. Dat voetzorg aan diabetespatiënten bij uitsluiting is voorbehouden aan podotherapeuten, vormt voor de podotherapeut een privilege ten opzichte van andere verleners van voetzorg, maar is niet redengevend waarom dan de registerpodoloog zou moeten worden achtergesteld bij andere voetzorgverleners die evenmin voetzorg aan diabetespatiënten mogen verlenen.
3.13
Uit verschillen in opleiding, beroepscompetenties, permanente educatie en praktijkvoering kan VGZ geen argument putten om de levering van steunzolen door registerpodologen niet langer te vergoeden. LOOP c.s. hebben in het kader van dit kort geding, waar geen plaats kan zijn voor een uitgebreide analyse van beide opleidingen en praktijkeisen, voldoende aannemelijk gemaakt dat de door VGZ aangevoerde verschillen hetzij niet accuraat zijn, hetzij van onvoldoende gewicht zijn. Van een surplus aan competenties van de podotherapeut ten opzichte van de registerpodoloog is niet gebleken. Het formele punt dat de titel van podotherapeut beschermd is in artikel 34 Wet BIG en dat in artikel 29 Besluit deskundigheidseisen van de podotherapeut zijn opgenomen, legt enig gewicht in de schaal. Dat is echter onvoldoende voor een verstrekkend besluit als VGZ heeft genomen in het licht van de omstandigheid dat de Minister van VWS, zoals LOOP c.s. onvoldoende betwist hebben gesteld, heeft afgezien van titelbescherming voor de registerpodoloog, nu de beide beroepen te veel overeenkomsten hebben.
3.14
Het moge zo zijn dat VGZ graag wenst haar voorwaarden voor de aanvullende verzekeringen te stroomlijnen en standaardiseren, die wens kan echter geen dragende grond zijn, ook niet in samenhang met de wettelijke status van de podotherapeut, om de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen niet langer te vergoeden, zoals de voorzieningenrechter terecht heeft overwogen in rechtsoverweging van 4.9 van het bestreden vonnis.
3.15
Dit betekent dat LOOP c.s. voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat de door VGZ aangevoerde argumenten om de vergoedingen stop te zetten te kort schieten om als redelijke gronden te kunnen dienen voor die beëindiging. Het hof oordeelt daarom voorshands dat VGZ onrechtmatig heeft gehandeld door deze vergoedingen niet voort te zetten. Tegen de rechtsoverwegingen 4.5, 4.6, 4.7 en 4.10 van het bestreden vonnis heeft VGZ niet of in ieder geval onvoldoende duidelijk gegriefd, zodat ook die overwegingen bijdragen aan het oordeel dat VGZ onrechtmatig heeft gehandeld. De grieven 3.B-D slagen daarom niet. Voor zover VGZ in de nrs. 40 - 55 van de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep nog grieven tegen het bestreden vonnis heeft aangevoerd, is het hof genoodzaakt daaraan op grond van de tweeconclusieregel voorbij te gaan.
3.16
LOOP c.s. hebben in onderdeel 4 van het petitum onder meer gevorderd dat VGZ wordt geboden met hen te onderhandelen over de vergoeding van de zorg door registerpodologen. De voorzieningenrechter heeft in rechtsoverweging 4.11 van het bestreden vonnis overwogen dat er aanleiding is VGZ te verplichten samen te bezien onder welke voorwaarden vergoeding ook na 2021 voortgezet kan worden, waarna hij in onderdeel 5.1 van het dictum VGZ onder meer heeft geboden met LOOP nader overleg te voeren. Hiertegen richt zich grief 5.E waar VGZ heeft betoogd dat deze verplichting tot nader overleg met LOOP tezamen met het gebod om de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen te vergoeden, niet meer kan worden beschouwd als een voorlopige voorziening. Tijdens de mondelinge behandeling heeft VGZ de grief aldus uitgewerkt dat er geen rechtsgrond is voor een dergelijke verplichting en dat nader overleg zinledig is, omdat er geen doel is dat met dat overleg zou moeten worden bereikt. Intussen had de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland bij vonnis van 27 september 2021 VGZ geboden onderdeel 5.1 van het dictum na te komen en VGZ verboden uitvoering te geven aan haar besluit om vergoeding voor de bij LOOP aangesloten zorgverleners met ingang van 2022 te beëindigen.
3.17
Evenals de voorzieningenrechter oordeelt het hof dat VGZ onrechtmatig handelt door de vergoeding van de kosten van steunzolen door registerpodologen te staken. De voorzieningenrechter heeft VGZ daarom terecht geboden het besluit met onmiddellijke ingang ongedaan te maken en deze kosten gedurende het jaar 2021 te vergoeden overeenkomstig de wijze van vergoeding in 2020. VGZ heeft in haar e-mail van 7 juli 2021 en haar brief van 16 augustus 2021 aan LOOP c.s. bericht dat zij het besluit heeft genomen de vergoeding te staken met ingang van 1 januari 2022. Aan dit besluit heeft zij argumenten ten grondslag gelegd, waarvan het hof in dit arrest heeft geoordeeld dat zij geen redelijke gronden vormen voor beëindiging van de vergoeding. Het in het vonnis van 27 september 2021 uitgesproken verbod om aan dit besluit van 7 juli/16 augustus 2021 uitvoering te geven, sluit dus aan bij de beslissingen van het hof in dit arrest.
3.18
Omdat VGZ onrechtmatig handelt door vergoeding van de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen te beëindigen en omdat een poging van VGZ een andere motivering aan haar besluit te geven, aan dit onrechtmatig handelen niets heeft veranderd, dient VGZ de vergoeding van kosten van levering van steunzolen door registerpodologen voort te zetten. Het petitum in deze procedure is beperkt tot continuering van de vergoeding over het jaar 2021, het verbod in het vonnis van 27 september 2021 heeft, wat de continuering van de vergoeding betreft, betrekking op de periode tot VGZ na overleg met LOOP een besluit over dit onderwerp heeft genomen. Het hof merkt op dat beëindiging van de vergoeding bij deze stand van zaken onrechtmatig zal zijn. Daarover hoeft geen overleg plaats te vinden. Daarom is grief 3.E gegrond en zullen de woorden
“en voorts met LOOP nader overleg te voeren”uit onderdeel 5.1 van het dictum worden geschrapt. Het verdient uiteraard wel aanbeveling dat VGZ, als zij over deze kwestie nog een besluit wenst te nemen, daarover met LOOP in contact treedt.

4.De motivering van de beslissing in het voorwaardelijke incidenteel hoger beroep

4.1
Het hof leest de voorwaarde waaronder het incidenteel hoger beroep is ingesteld zo, dat vervulling afhankelijk is van de vernietiging van het bestreden vonnis voor zover het de verplichting betreft om in 2021 de kosten van levering van steunzolen door registerpodologen te vergoeden. Dat onderdeel van het dictum is niet vernietigd, zodat de voorwaarde waaronder het incidenteel hoger beroep is ingesteld niet in vervulling is gegaan en dit incidenteel hoger beroep dus niet behoeft te worden behandeld.

5.Slotsom in het principaal hoger beroep

5.1
Grief 3.E slaagt, zodat het bestreden vonnis in zoverre moet worden vernietigd en voor het overige in verband met het falen van de andere grieven zal worden bekrachtigd.
5.2
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof VGZ in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van LOOP c.s. zullen worden vastgesteld op € 760 voor griffierecht en op € 2.228 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief II).
5.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing in het principaal hoger beroep

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 10 november 2020 voor wat betreft de woorden
“en voorts met LOOP nader overleg te voeren”in onderdeel 5.1 van het dictum, en bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt VGZ in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van LOOP c.s. vastgesteld op € 760 voor verschotten en op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, K, Mans en J.G.J. Rinkes, en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 februari 2022.

Voetnoten

1.Brief van de Minister van VWS van 15 januari 2019, Bijl. TK 29 689 (2018/19) nr. 957 p. 3 (Herziening zorgstelsel).
2.HR 14 juli 2017 ECLI:NL:HR:2017:1355, rechtsoverwegingen 3.3.2 en 3.3.3.
3.HR 11 juli 2014 ECLI:NL:HR:2014:1646; vgl. HR 6 november 2015 ECLI:NL:HR:2015:3241 en Hof Arnhem-Leeuwarden 10 juli 2018 ECLI:NL:GHARL:2018:6229.