Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Kern van de zaak en de beslissing
2.Het procesverloop tot nu toe
3.De vaststaande feiten
4.De beoordeling
760
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak vordert HBR B.V. de vernietiging van een arbitraal vonnis dat is gewezen door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg. De zaak betreft de bevoegdheid van een physician assistant (PA) om botoxinjecties te plaatsen in de klinieken van HBR. HBR beëindigde de overeenkomst met de PA omdat zij meende dat PA's deze behandeling niet mochten uitvoeren volgens de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Het scheidsgerecht oordeelde echter dat de onduidelijkheid over de bevoegdheid van PA's voor rekening van HBR komt. HBR stelt dat het scheidsgerecht zich niet aan de opdracht heeft gehouden en dat het vonnis in strijd is met de openbare orde. Het hof wijst de vordering van HBR af, oordelend dat de feiten die HBR aanvoert al aan de orde zijn geweest en dat het scheidsgerecht geen regels van dwingend recht heeft geschonden. Het hof concludeert dat de vordering van HBR niet kan slagen omdat de door HBR aangevoerde gronden onvoldoende zijn onderbouwd en dat er geen sprake is van strijd met de openbare orde. HBR wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.