3.15De deskundige heeft zich desgevraagd telefonisch bereid verklaard aanvullend te rapporteren. Het hof wenst in ieder geval ten aanzien van de volgende vragen/onderwerpen een nadere toelichting (betrekking hebbend op de in het geding zijnde periode – dat wil zeggen: ten tijde van de levering in februari 2017) te ontvangen:
- een onderbouwing van de vaststelling in het deskundigenrapport dat CL in Nederland zelden wordt aangetroffen en in Frankrijk veel vaker (waarbij mede wordt ingegaan op kritiek van [appellant] (i) dat op basis van de GD-monitoring, gelet op de aard en omvang daarvan en de disclaimer daarover op de GD-website, geen conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van CL in Nederland, (ii) dat in Nederland wel degelijk CL-constateringen zijn gedaan en (iii) dat CL in de Roquefort regio, waar de schapen vandaan kwamen, in ieder geval niet vaak wordt aangetroffen);
- een onderbouwing van de vaststelling dat geen sprake is van serieus infectiegevaar voor gehouden schapen vanuit de omgeving (bijvoorbeeld via geïnfecteerd wild of gehouden dieren);
- een onderbouwing van de incubatietijd en verspreidingssnelheid voor CL bij schapen in het licht van de daarover beschikbare wetenschappelijke literatuur (waarbij mede wordt ingegaan op de stelling van [appellant] , gebaseerd op een publicatie van Malone e.a., (i) dat de incubatietijd twee tot vier maanden bedraagt en (ii) dat na een half jaar een prevalentie van 20% kan worden verwacht terwijl ten tijde van de vaststelling van CL in de koppel van [geïntimeerde] de prevalentie 2% bedroeg, waaruit [appellant] opmaakt dat de infectie zich toen nog in het beginstadium bevond);
- een toelichting op de status en betekenis van het gezondheidscertificaaten de verklaring van de exporteur(in relatie tot de vaststelling in het deskundigenrapport dat de verklaring het geleverde koppel minder verdacht maakt maar, op basis van de langzame en aanvankelijk onzichtbare verspreiding, de aanwezigheid van een infectie van beperkte omvang ook niet uitsluit);
- een toelichting op het beleid in Nederland ten aanzien van CL-besmettingen (vanuit de overheid en de sector) en de maatregelen die getroffen kunnen respectievelijk plegen te worden om verdere infectie te voorkomen dan wel te beperken (waarbij mede wordt ingegaan op de stelling van [appellant] dat (i) gepasteuriseerde melk van geïnfecteerde dieren geen relevante (gezondheids-)risico’s en daarmee geen beperking in de bedrijfsvoering oplevert en (ii) dat vaccinatie een legale mogelijkheid was geweest ter voorkoming/beperking van verdere infectie).