Uitspraak
MB,
Destic,
1.Het verdere verloop van de procedure bij het hof
2.2. Waar gaat het in deze zaak om?
3.3. De relevante feiten
(...)
(…) Afspraak van partijen was dat bij de eerste productie een proefversie aan cliënte beschikbaar wordt gesteld ter goedkeuring. Eerst na deze goedkeuring kan de productie dus aanvangen. Ik verzoek u bij de planning hiermee rekening te houden, vooral gelet op de rechtsgevolgen die intreden bij niet-nakoming binnen de gestelde termijn. Cliënte houdt zich dus beschikbaar om de proefversie te beoordelen.'
'(…) De bestelde kappen zullen we begin november kunnen uitleveren zoals we dat nu qua planning kunnen inschatten. Graag vernemen we van jou wat de verdeling van de restant kappen zal zijn.
Op deze e-mail heeft MB niet gereageerd.
‘
Hierbij enkele foto’s van kappen die niet goed zijn.Kunt u aub z.s.m. deze kappen voor ons opnieuw maken, daar we nu niets kunnen uitleveren.Het betreft allemaal de grond achterkap.’
Daarnaast heeft MB in de e-mail aangegeven dat zij nog geen reactie heeft ontvangen op haar bestelling van 14 november 2019.
Hartelijk dank voor je bestelling betreffende:
In een al eerder verstuurde e-mail had Destic al aangegeven dat de door de advocaat van MB vermelde kwestie van de factuur is afgehandeld.
Op mijn sommatie van 21 november 2019 heeft u in twee mailberichten gereageerd. Het eerste mailbericht betrof de kwestie van de creditnota die afgehandeld is. Jammer dat dit tot zoveel ophef moest leiden.Het tweede mailbericht gaat in op de levering van de bestelling van 14 november 2019 en op de klacht over de 40 verkeerde grond-achterkappen.Mijn sommatie hield in dat u diende te bevestigen dat de levering uiterlijk 28 november 2019 zou geschieden. Daarmee had u een productietermijn van veertien dagen. Ruimschoots voldoende vanuit het uitgangspunt van de overeenkomst dat de hele batch ineens zou worden geproduceerd en producten op afroep beschikbaar zouden zijn. Dat blijkt dus niet het geval te zijn. Cliënte kan dat niet accepteren, ook al niet omdat zij het grootste deel van de contractsom voldaan heeft. U produceert niet en als u gevraagd wordt te leveren reageert u eerst niet, om na een sommatie doodleuk een levering in de tweede week van januari 2020 op te geven. U handelt daarmee in strijd met de bedoeling van partijen zoals vastgelegd in een overeenkomst en negeert mijn redelijke sommatie. U komt daarmee in verzuim.Ten aanzien van de grond-achterkappen kan ik de reactie van uw medewerker [naam2] niet anders verstaan dan een uitstelpoging. Ik heb immers aangegeven dat het om 40 kappen ging, cliënte heeft u foto’s van de gebreken gestuurd die de klacht duidelijk tonen en ik heb het onderdeel letterlijk genoemd: de grond-achterkap. Wat wilt u nu weten? U diende volgens mijn sommatie de veertig vervangende kappen op 5 december 2019 te leveren, maar gelet op het inmiddels ingetreden verzuim onder de gehele overeenkomst en de consequenties die cliënte daar hierna aan zal verbinden, vervalt die herleveringsplicht.’
- Er is iets mis gegaan waardoor de toegezegde creditnota’s niet zijn verwerkt. Dat valt Destic aan te rekenen en zij biedt daarvoor excuses aan.
- De 40 kappen die niet goed zouden zijn, zijn door [de medewerker] bij het afhalen gecontroleerd. Pas ruim twee weken later zou zijn gebleken dat ze niet goed zijn. Destic heeft gevraagd om aan te geven wat er niet goed aan de kappen is (vgl. 3.13). Zolang dat niet duidelijk is, kunnen eventuele problemen niet worden opgelost.
- In overleg met [de medewerker] is ervoor gekozen om niet alle kappen op voorraad te leggen maar om te gaan produceren wanneer er een opdracht binnenkomt. Tegen die achtergrond is de gestelde termijn van 14 dagen voor de nieuwe bestelling van 40 PODO sets te kort.
- Destic is haar verplichtingen uit de overeenkomst altijd netjes nagekomen. Het contact met [de medewerker] was altijd prettig. Als er problemen zijn, moet erover gepraat worden.
De e-mail eindigt als volgt:
‘
Wij willen naar eer en geweten werken en als blijkt dat er iets niet naar wens is, bel ons gewoon want dan lossen we het op. Breng gewoon de 40 lelijke kappen terug en we gaan nieuwe maken.’
4.4. De beoordeling van het geschil
- MB verwijst naar het offertestadium, waarin door haar aan Destic is aangegeven dat zij geen 400 maar 200 sets wilde, onderverdeeld in 150 Podo sets en 50 Beauty sets. De verhouding 3:1 tussen Podo sets en Beauty sets geldt volgens MB ook bij de levering van 400 sets, zodat van die 400 sets 300 Podo sets en 100 Beauty sets (in bulk) geproduceerd hadden moeten worden. MB ziet daarbij over het hoofd dat in de overeenkomst geen verdeling tussen sets voor de Podo stoel en sets voor de Beauty stoel vermeld wordt. Dat wijst erop dat die verdeling nog gemaakt moest worden.
- Bovendien had de introductie van de Podo Beauty stoel ook gevolgen voor de verhouding tussen de aantallen sets voor de Podo en de Beauty stoel, omdat wanneer die stoel, zoals MB stelt, zou worden samengesteld uit sets van de beide andere type stoelen dat gevolgen had voor de aantallen die beschikbaar bleven voor de oorspronkelijke stoeltypen. Indien, bijvoorbeeld, 50 Podo Beauty stoelen verkocht zouden worden (12,5% van het aantal sets dat zou worden afgenomen), zouden er bij de beoogde verhouding tussen sets voor Podo en Beauty stoelen nog 50 sets (100 – 50) ten behoeve van de Beauty stoel resteren en 250 (300 – 50) voor de Podo stoelen. De oorspronkelijke verhouding van 3:1 zou dan uitkomen op 5:1.
- Verder heeft Destic gemotiveerd gesteld dat MB nog geen bulkproductie wilde, omdat zij niet wist welke van de stoelen het best zou verkopen. Volgens Destic wist MB niet welke stoel een ‘hardloper’ zou zijn. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof heeft [de medewerker] ook aangegeven dat het goed mogelijk is dat hij het begrip ‘hardloper’ heeft gebruikt. In dat verband heeft mevrouw [naam2] van Destic bij gelegenheid van de mondelinge behandeling verklaard dat Destic meerdere malen aan [de medewerker] heeft gevraagd in welke verhouding de sets geproduceerd moesten worden, maar dat Destic daar geen antwoord op kreeg. [de medewerker] heeft dat niet weersproken.
- Het betoog van Destic op dit punt vindt bovendien steun in de in 3.8 aangehaalde e-mail van Destic van 8 oktober 2019, waarin zij vraagt om duidelijkheid over de gewenste verhouding. Het staat vast dat [de medewerker] , aan wie die e-mail gericht was, de e-mail niet heeft beantwoord (en overigens ook niet heeft doorgestuurd aan anderen binnen MB, waardoor de e-mail ook niet bekend was bij de raadsman van MB).
- Ook de gang van zaken rond de eerste levering van 20 sets wijst erop dat partijen de oorspronkelijke afspraak hebben verlaten. MB had 50 sets besteld, maar ging akkoord met 20 sets zonder dat aanspraak is gemaakt op levering uit de bulkproductie.
4.11 Gezien de hiervoor vermelde omstandigheden heeft MB de stelling van Destic onvoldoende weersproken dat partijen weliswaar hebben afgesproken dat Destic in bulk zou produceren maar dat zij die afspraak hebben verlaten. Omdat Destic niet wist, en kon weten, in welke verhouding zij moest produceren, heeft zij in overleg met MB telkens kleine hoeveelheden sets geproduceerd.
[naam1] (hierna: [naam1] ) heeft daaraan toegevoegd dat bij de eindcontrole van de in elkaar gezette behandelstoelen bleek dat de grondkappen niet de juiste kwaliteit hadden. Volgens [naam1] zijn uiteindelijk 10 à 15 van die behandelstoelen, met korting, doorverkocht.
21 november 2019 (aangehaald in 3.12) bevat ten aanzien van het herstel van de grond-achterkappen een ingebrekestelling. In deze e-mail wordt Destic aangemaand om uiterlijk op 5 december 2019 40 vervangende grond-achterkappen te leveren. Al voor deze termijn verstreken was, op 28 november 2019 (zie 3.14), heeft MB een ontbindingsverklaring uitgebracht. In de e-mail waarin haar advocaat de overeenkomst ontbindt, heeft hij bovendien uitdrukkelijk geschreven dat de ‘herleveringsplicht’ van Destic vervalt. Ten aanzien van die verplichting is het verzuim daarom niet ingetreden. Destic hoefde na de ontbinding van de overeenkomst en de uitdrukkelijke mededeling namens MB dat de verplichting om 40 vervangende kappen te leveren was komen te vervallen er geen rekening mee te houden dat zij deze kappen nog binnen de gestelde termijn diende te leveren.
a. een op 14 november 2019 ingegane termijn van twee weken, die dus eindigde op
28 november 2021, voor de levering van op die dag bestelde 40 kappensets (zie 3.10);
b. een op 20 november 2019 (zie 3.11) ingegane termijn van twee weken, die eindigde op
5 december 2019, voor de herlevering van 40 grond-achterkappen;
c. een termijn van vier dagen, ingaande op 21 november 2019 en eindigend op 25 november 2019 om 12:00 uur, voor de bevestiging door Destic dat zij haar verplichtingen binnen de onder a en b bedoelde termijnen zou nakomen en geen beroep op opschorting zou doen.
MB stelt dat Destic niet binnen de gestelde termijnen heeft voldaan aan haar verplichtingen en om die reden in verzuim is geraakt. Bovendien was betreffende de verplichting tot levering sprake van een overeengekomen (en fatale) leveringstermijn van 14 dagen, die Destic niet heeft gehaald. Het verzuim is volgens MB dan ook zonder ingebrekestelling ingetreden op de in artikel 6:83 onder a BW vermelde grond. Bovendien heeft Destic met haar e-mail van 26 november 2019 (zie 3.13) meegedeeld dat zij niet aan haar verplichtingen zou voldoen. Dit betekent dat ook de in artikel 6:83 onder c BW vermelde situatie van verzuim zonder ingebrekestelling zich voordoet.
14 dagen. De in die e-mail gestelde termijn voor de levering - 7 dagen vanaf de dag van verzending van de e-mail - is dan ook geen redelijke termijn, omdat deze is gebaseerd op het onjuiste uitgangspunt dat een leveringstermijn van 14 dagen gold. Die termijn was redelijk in een situatie waarin Destic de sets in bulk had geproduceerd, en ze dus op voorraad waren, maar niet in de feitelijke situatie, waarin Destic de sets nog moest produceren. Uit de e-mail van Destic van 26 november 2019 volgt inderdaad, zoals MB aangeeft, dat Destic de sets niet binnen 14 dagen zal leveren. Omdat Destic ook niet binnen 14 dagen hoefde te leveren, maar de levering in overleg zou plaatsvinden, kon MB uit deze e-mail niet afleiden dat Destic in de nakoming van haar verbintenis tot levering zou tekortschieten.
28 november 2019 heeft ontbonden zonder dat Destic in verzuim verkeerde. Omdat nakoming niet (tijdelijk of blijvend) onmogelijk was, was de bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden niet ontstaan, nu Destic niet in verzuim verkeerde en voor ontbinding dat verzuim wel was vereist (vgl. 6:265 lid 2 BW). Dit betekent dat de door de advocaat van MB op 28 november 2019 verstuurde ontbindingsverklaring niet gerechtvaardigd was (en dus niet het beoogde rechtsgevolg had) [3] .