Uitspraak
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
2.De kern van de zaak
€ 22.975,- aan achterstallig salaris en € 2.297,50 aan wettelijke verhoging, toegewezen. Verder zijn de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen.
3.Het oordeel van het hof
achtergrond van de zaaken op grond van de behandelde
uitgangspunten in hoger beroepoordeelt het hof over de bezwaren van Van Kleef tegen het vonnis als volgt.
op loonspecificaties 2016 vermelde uren
de uitgangspunten in hoger beroep(zie 3.11). Dat in de gewerkte uren op de loonspecificaties 2016 ook wachturen zijn verwerkt, blijkt ten eerste niet uit die loonspecificaties. Het blijkt ook niet uit de urenstaten die Van Kleef heeft overgelegd bij de logistiekbonnen (productie 7 conclusie van antwoord). Op die urenstaten heeft Van Kleef de ritten vertaald naar forfaitaire uren (1,5 uur voor een korte overbrenging en 2,5 uur voor een verre overbrenging, (zie 3.9)) waarbij niet meer is na te gaan of die vertaling realistisch is. Verder heeft Van Kleef daarop een bedrag aan wachtgeld vermeld. Of er een verband is tussen dat wachtgeld en die uren dan wel op welk aantal uren naast de op de urenlijst vermelde uren dat wachtgeld is gebaseerd, blijkt er niet uit. Verder heeft [geïntimeerde] die urenlijsten gemotiveerd betwist omdat die urenlijsten niet volledig zijn. Zoals hiervoor is overwogen in 3.12 heeft [geïntimeerde] geen hoger beroep ingesteld. Omdat de betwisting van de volledigheid van de urenstaten niet kan leiden tot een door het hof aan te nemen hoger aantal uren dan de kantonrechter heeft gedaan (121 uur per maand), zal het hof de betwisting door [geïntimeerde] niet beoordelen.
gehanteerde referteperiode
“Om aanspraak te kunnen maken op het volledige cao-basisloon moet de werknemer 174 uur per maand werken.”
56.781,21 bruto.
de uitgangspunten van het hoger beroep, meer in het bijzonder overweging 3.11. Van Kleef heeft verder slechts een algemeen bewijsaanbod gedaan zonder dat duidelijk is van welke feiten of omstandigheden zij (tegen)bewijs wil leveren. Gelet daarop gaat het hof aan het bewijsaanbod voorbij omdat niet gebleken is dat het terzake dienend is. Uit de toelichting die Van Kleef heeft gegeven over hetgeen de getuigen kunnen verklaren volgt evenmin voldoende van welke feiten en omstandigheden Van Kleef bewijs wil leveren en het hof is ook niet gebleken dat wanneer dit bewijs wordt geleverd, het hof anders zou oordelen.