ECLI:NL:GHARL:2022:10946

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.279.439
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en advisering door tussenpersoon zonder vergunning

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kern van de zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die tot stand is gekomen via de tussenpersoon Spaar Select. De vraag die centraal staat is of de afnemer, hier aangeduid als [verweerster], door deze tussenpersoon is geadviseerd zonder dat deze over de vereiste vergunning beschikte, en of Dexia hiervan op de hoogte was of had moeten zijn. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat Dexia onrechtmatig had gehandeld en de volledige schade van de afnemer moest vergoeden. In hoger beroep heeft het hof de grieven van Dexia verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat Dexia had moeten weten dat Spaar Select de afnemer had geadviseerd, wat in strijd was met de wetgeving omtrent vergunningen voor effectenbemiddeling. De schadevergoeding die aan [verweerster] moet worden betaald, omvat de door haar betaalde inleg, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft Dexia ook veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.279.439
zaaknummer rechtbank 7236448
arrest van 20 december 2022
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
appellante,
die bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij maar ook zelf een (voorwaardelijke) vordering heeft ingesteld,
hierna: Dexia,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
[verweerster],
wonend in [woonplaats1] ,
verweerster in hoger beroep,
die bij de kantonrechter optrad als eisende partij en zich heeft verweerd tegen de (voorwaardelijke) vordering van Dexia,
hierna: [verweerster] ,
advocaat mr. J.B. Maliepaard.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 7 december 2021 heeft op 5 april 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

De zaak gaat over een effectenleaseovereenkomst die via een tussenpersoon tot stand is gekomen tussen Dexia en de afnemer. Centraal staat de vraag of de afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd, terwijl deze niet over de daarvoor vereiste vergunning beschikte en of Dexia dat wist dan wel behoorde te weten. Indien dat het geval is, is Dexia gehouden de door de afnemer geleden schade volledig te vergoeden. De kantonrechter heeft de vordering van de afnemer tot volledige schadevergoeding toegewezen. In dit hoger beroep behandelt het hof de vordering van de afnemer opnieuw.

3.De vaststaande feiten

3.1.
In het bestreden vonnis is vastgesteld van welke feiten is uitgegaan. Deze vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. In hoger beroep zijn de volgende feiten relevant.
3.2.
Tussen (de rechtsvoorganger van) Dexia en [verweerster] zijn de onderstaande effectenleaseovereenkomsten tot stand gekomen (hierna: de overeenkomsten).
Nr.
Contractnr.
Naam overeenkomst
Datum overeenkomst
Betaalde maand-
termijnen/ inleg
Datum eind-
afrekening
Resultaat bij beëindiging overeenkomst
I
[nummer1]
AllRound Sparen met vooruitbetaling
17-05-1999
€ 9.756,46
27-08-2007
€ 3.739,80
II
[nummer2]
AllRound Effect met vooruitbetaling
14-03-2000
€ 8.735,65
27-08-2007
€ 1.244,04
3.3.
Bij de totstandkoming van de overeenkomsten was Spaar Select als tussenpersoon betrokken.
3.4.
[verweerster] heeft gedurende de looptijd van de overeenkomsten geen dividend ontvangen. Het door [verweerster] genoten fiscaal voordeel bedroeg € 809,55.
3.5.
[verweerster] heeft in 2007 tijdig gemeld niet met de Duisenberg-regeling akkoord te gaan.
3.6.
Dexia heeft het positieve resultaat bij beëindiging van de overeenkomsten aan [verweerster] betaald.

4.De vorderingen en beslissing kantonrechter

4.1.
[verweerster] heeft – voor zover thans nog van belang – terugbetaling gevorderd van Dexia van hetgeen zij onder de overeenkomsten heeft betaald, vergoeding van de proceskosten en wettelijke rente. [verweerster] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat Dexia schadeplichtig is jegens [verweerster] wegens schending van de door haar jegens [verweerster] te betrachten zorg bij het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten en dat Dexia, omdat bij het aangaan van de overeenkomsten zij door Spaar Select is geadviseerd zonder dat de tussenpersoon over de daarvoor vereiste vergunning beschikte en Dexia dit wist dan wel behoorde te weten, de volledige schade dient te vergoeden en er geen ruimte is om eigen schuld aan [verweerster] toe te rekenen.
4.2.
Dexia heeft de vorderingen van [verweerster] bestreden. Dexia heeft op haar beurt, voor zover in hoger beroep nog relevant, gevorderd afwijzing van de vorderingen van [verweerster] , met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.
4.3.
De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [verweerster] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat Spaar Select haar niet alleen heeft aangebracht, maar ook persoonlijk heeft geadviseerd en daarvoor geen vergunning bezat. Daarnaast heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld om aan [verweerster] te betalen de door haar betaalde inleg (termijnbetalingen, eventuele aflossingen minus (dividend)uitkeringen en het fiscale voordeel ad € 809,55), vermeerderd met wettelijke rente. De tegenvorderingen van Dexia heeft de kantonrechter afgewezen. Dexia is veroordeeld in de proceskosten.

5.Het oordeel van het hof

5.1.
Het hof zal oordelen dat de klachten (grieven) van Dexia tegen het oordeel van de kantonrechter falen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. Het hof zal hierna uitleggen waarom.
omvang hoger beroep
5.2.
Dexia heeft tegen het vonnis van de kantonrechter twee grieven aangevoerd. De grieven hebben betrekking op de (zonder vergunning niet toegestane) advisering door Spaar Select als cliëntenremisier (grief I) en de wetenschap van Dexia daarvan (grief II). Tijdens de mondelinge behandeling heeft Dexia haar tegenvordering (voor zover nog van belang in hoger beroep) ingetrokken.
uitgangspunt5.3.Het uitgangspunt van de rechtspraak over schadeverdeling in effectenleasezaken is dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens de afnemer door schending van haar bijzondere (precontractuele) zorgplicht om de particuliere belegger te waarschuwen voor het restschuldrisico, onderzoek te doen naar diens financiële positie en hem, zo nodig, te ontraden de leaseovereenkomst aan te gaan. Met toepassing van artikel 6:101 BW blijft een deel van de schade (1/3) voor rekening van de afnemer, omdat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend, namelijk dat uit de leaseovereenkomst voldoende duidelijk kenbaar was dat werd belegd met geleend geld en dat het ging om een rentedragende geldlening die moest worden terugbetaald (het hofmodel).
5.4.
Voor de beoordeling van deze zaak is voorts van belang dat Dexia als professionele instelling haar complexe financiële producten aan consumenten aanbood door brochures te verstrekken met algemene informatie over de werking van haar effectenleaseproducten en zonder eigen specifieke voorlichting aan de potentiële particuliere beleggers te geven. Voor de afzet van haar producten maakte Dexia gebruik van
direct mailing(post) en van tussenpersonen, waaronder Spaar Select. Deze tussenpersonen bond Dexia aan zich door het sluiten van cliëntenremisiercontracten op grond waarvan zij bij verkoop van een Dexia-product (op basis van een door Dexia verstrekt ATP-nummer) een vergoeding ontvingen. De tussenpersonen die Dexia aan zich bond als cliëntenremisiers werden in de cliëntenremisiercontracten uit die tijd (ook) aangeduid als: “adviseur” en op haar website als “onafhankelijke gespecialiseerde financiële adviseurs” of als “financiële planners”. Uit de websites van Spaar Select (d.d. 11 mei 2000) en NBG Finance (d.d. 23 oktober 1999), waarmee Dexia (intensief) samenwerkte, volgt dat deze tussenpersonen – als cliëntenremisiers – zichzelf publiekelijk aanprezen met het opstellen van op de persoonlijke situatie toegesneden financiële adviezen.
5.5.
In de periode 31 december 1995 tot 1 januari 2007 diende op grond van de wet (Wte 1995 en NR 1999) een effectenbemiddelaar – en dus ook een cliëntenremisier – die werkzaam was bij de totstandkoming van transacties in effecten te beschikken over een vergunning. Een generieke vrijstelling van die vergunningplicht gold voor tussenpersonen die zich beperkten tot het aanbrengen van cliënten bij een effecteninstelling (zoals Dexia) die zelf over een vergunning beschikte. Volgens de toenmalige regelgeving behoefde een beleggingsadviseur geen vergunning om als zodanig op te treden, maar daarbij gold als eis dat hij zelf op generlei wijze betrokken was bij de uitvoering van effectentransacties. Het stond een cliëntenremisier derhalve niet vrij zonder vergunning mede op te treden als beleggingsadviseur. Op grond van artikel 41 NR 1999 was het de aanbieder van een effectenleaseproduct (zoals Dexia) verboden om een effectenleaseovereenkomst aan te gaan indien voorafgaand aan de totstandkoming van de leaseovereenkomst met de afnemer een niet over een vergunning beschikkende cliëntenremisier tevens als financieel adviseur was opgetreden en de aanbieder hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn.
beroep op billijkheidscorrectie – advisering5.6.De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er reden is voor afwijking van het aanbod van Dexia tot afwikkeling van de door haar aan de afnemer toegebrachte schade conform het hofmodel in de situatie dat een cliëntenremisier voorafgaand aan het aangaan van een effectenleaseovereenkomst en zonder vergunning een (beleggings)advies aan de afnemer heeft verstrekt en Dexia hiervan wist dan wel behoorde te weten. [1] Deze afwijking vindt haar grondslag in een beroep op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, lid 1, slotzin, BW wegens schending van artikel 41 NR 1999, dan wel het materieel daarmee overeenkomende artikel 25 NR 1995. Indien deze situatie zich voordoet, is Dexia gehouden de gehele schade van de afnemer te vergoeden.
5.7.
Volgens Dexia heeft de kantonrechter in de onderhavige zaak ten onrechte het beroep van [verweerster] op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW aanvaard.
5.8.
In het arrest van 10 juni 2022 (rov. 2.7.1 tot en met 2.10.21) [2] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het antwoord op de vraag wanneer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan na advies door een daarbij optredende tussenpersoon, dient te worden gevonden door vast te stellen van welke — als ‘beleggingsadvies’ te kwalificeren — activiteiten een cliëntenremisier zich diende te onthouden om vrijgesteld te blijven van de vergunningplicht (rov. 2.10.1). De reikwijdte van deze vrijstelling dient als volgt te worden bepaald (rov. 2.10.13):
- een tussenpersoon gaat de reikwijdte van de vrijstelling te buiten indien hij een bepaalde afnemer het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst of ander specifiek financieel product aanbeveelt;
- het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, dat wil zeggen dat zij voorgesteld is als geschikt voor deze afnemer, of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer;
- het moet gaan om een aanbeveling die de tussenpersoon doet in het kader van zijn beroep of bedrijf; daarvan kan ook sprake zijn als de tussenpersoon een dergelijke aanbeveling slechts incidenteel of zelfs eenmalig doet;
- geen vergunning behoeft de tussenpersoon voor het verstrekken van algemene informatie over wat effectenleaseovereenkomsten zijn, en evenmin voor het verstrekken van algemeen advies (waarbij in algemene zin wordt aangeraden een, verder op geen enkele wijze nader bepaalde, effectenleaseovereenkomst te sluiten);
- uit de enkele omstandigheid dat een tussenpersoon met de afnemer een aanvraagformulier invult, waarbij in voorkomende gevallen een fondskeuze aangekruist wordt, en dit opstuurt, volgt niet dat de tussenpersoon heeft geadviseerd.
5.9.
In het arrest van 10 juni 2022 heeft de Hoge Raad voorts overwogen dat voor de beoordeling of de tussenpersoon voor zijn optreden een vergunning nodig had op de grond dat hij aan de afnemer een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst heeft gedaan, dat wil zeggen een aanbeveling die voorgesteld is als geschikt voor deze afnemer of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer, de navolgende omstandigheden van kunnen belang zijn:
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van de afnemer;
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet ook andere mogelijke effectenleaseproducten heeft genoemd en besproken dan het uiteindelijk afgenomen product;
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet, naast of in samenhang met het afgenomen effectenleaseproduct, een ander financieel product, zoals een hypothecaire lening, heeft geadviseerd.
Daaraan heeft de Hoge Raad toegevoegd dat deze omstandigheden van belang zijn voor de beoordeling of de tussenpersoon de afnemer een aanbeveling heeft gedaan die berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Maar dat ook als dit niet wordt vastgesteld, de mogelijkheid bestaat dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer. De Hoge Raad overweegt dat een zodanige niet op een afweging van persoonlijke omstandigheden berustende aanprijzing onder omstandigheden mogelijk ook als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd, maar de tussenpersoon daarmee niettemin de reikwijdte van zijn vrijstelling te buiten gaat.
5.10.
Niet betwist is dat Spaar Select optrad als cliëntenremisier voor Dexia en als zodanig was geregistreerd in het STE-register. Tussen partijen staat ook vast dat Spaar Select niet over de nodige vergunning beschikte om tevens als adviseur op te treden.
5.11.
[verweerster] heeft in de inleidende dagvaarding (A. Feiten in deze zaak) en in hoger beroep een gedetailleerde uiteenzetting gegeven van de wijze waarop Spaar Select in haar geval heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de overeenkomsten. De stellingen van [verweerster] komen, samengevat, op het volgende neer. In 1999 heeft [verweerster] telefonisch contact gehad met Spaar Select. Daarna heeft een medewerker van Spaar Select de heer [medewerker1 van Spaar Select] (hierna: [medewerker1 van Spaar Select] ) haar thuis bezocht. In dat gesprek is besproken dat [verweerster] beschikte over spaargeld, omdat hun huis was verkocht en dat haar echtgenoot die bij het gesprek aanwezig was, deels arbeidsongeschikt was. [verweerster] heeft hierover op zitting verklaard:
“Ik wilde de studie van mijn zoon betalen, mijn man was toen al half afgekeurd. We hadden ons huis net verkocht en we konden geen ander huis kopen. We probeerden hiermee wat meer geld achter de hand te houden. Ik wilde een potje hebben voor de studie van mijn zoon.”Naar aanleiding hiervan is zij door [medewerker1 van Spaar Select] geadviseerd om het effectenleaseproduct Allround Sparen van Dexia af te nemen. Dit product was volgens [medewerker1 van Spaar Select] geschikt voor de situatie van [verweerster] . Daarbij is ook gesproken over de hoogte van de inleg om de gewenste vermogensgroei te kunnen realiseren. [medewerker1 van Spaar Select] is na het eerste gesprek nog een keer langs geweest om de overeenkomst in orde te maken. In 2000 is er wederom telefonisch contact met Spaar Select geweest. [medewerker1 van Spaar Select] was niet meer werkzaam bij Spaar Select, daarom kwam de heer [medewerker2 van Spaar Select] (hierna: [medewerker2 van Spaar Select] ) bij [verweerster] thuis voor een gesprek, waarbij wederom de echtgenoot van [verweerster] aanwezig was. Met [medewerker2 van Spaar Select] is gesproken over de eerste overeenkomst en het aanwezige spaargeld. [medewerker2 van Spaar Select] adviseerde ter aanvulling van de eerste overeenkomst voor studiekosten of een financiële reserve het effectenleaseproduct Allround Effect van Dexia af te nemen met een gelijke inleg als bij de eerste overeenkomst. [verweerster] heeft de beide adviezen opgevolgd en is de overeenkomsten met Dexia aangegaan. [verweerster] heeft ter onderbouwing van haar stellingen verwezen naar visitekaartjes van de twee medewerkers van Spaar Select.
5.12.
Dexia betwist de door [verweerster] gestelde feiten en weerspreekt in hoger beroep de door [verweerster] uit voormelde gang van zaken getrokken conclusie, namelijk dat Spaar Select verstrekkender heeft geadviseerd dan haar op grond van haar vrijstelling was toegestaan. Dexia heeft aangevoerd dat zij niet betrokken is geweest bij de gesprekken tussen [verweerster] en de medewerkers van Spaar Select. Zij kan enkel op grond van openbare bronnen de desbetreffende tussenpersonen proberen te traceren. Dexia heeft betoogd dat [medewerker1 van Spaar Select] heeft aangegeven dat hij [verweerster] uitdrukkelijk heeft gezegd dat de inleg verloren zou kunnen gaan en dat sprake was van een restschuldrisico. Ook heeft hij [verweerster] geprobeerd af te remmen door maar één overeenkomst te sluiten met de inleg zoals die door [verweerster] uiteindelijk is voldaan en niet met een dubbele inleg. Dexia heeft [medewerker2 van Spaar Select] niet kunnen traceren.
5.13.
Het hof overweegt als volgt. De door [verweerster] beschreven gang van zaken duidt erop dat de medewerkers van Spaar Select een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van specifieke effectenleaseovereenkomsten hebben gedaan. Uit haar stellingen volgt immers dat beide tussenpersonen, op grond van de van [verweerster] verkregen informatie over haar financiële wensen en doelstellingen en over de beschikbare gelden voor de inleg, het Dexia-product hebben voorgesteld als zijnde in haar belang en hebben geadviseerd tot de aanschaf daarvan. De tussenpersonen hebben derhalve niet volstaan met het verstrekken van algemene informatie zonder commentaar te geven of een waardeoordeel te vellen, waar Spaar Select als cliëntenremisier wel toe gehouden was. Daarmee is voldaan aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 10 juni 2022 geformuleerde criteria, zoals hier opgenomen in 5.8 en 5.9. Dexia heeft deze gang van zaken in algemene termen weersproken, maar dat laat onverlet dat er concrete aanknopingspunten zijn dat het aangaan van de overeenkomsten is gegaan zoals [verweerster] stelt. Naast hetgeen [verweerster] hierover ter zitting heeft verklaard, neemt het hof daartoe in aanmerking dat op de tussen [verweerster] en Dexia gesloten effectenleaseovereenkomsten staat vermeld “Adviseur: [nummer3] Spaar Select B.V.”. Daarnaast biedt ook de werkwijze van Spaar Select zoals zij die publiekelijk bekend heeft gemaakt (zie rechtsoverweging 5.4 en hierna 5.17) steun aan het betoog van [verweerster] dat de gesprekken tussen hem en de beide medewerkers van Spaar Select zo zijn verlopen als door haar is gesteld. Bovendien is [medewerker1 van Spaar Select] door Dexia getraceerd en heeft hij verklaard dat hij zich de familie [verweerster] kan herinneren. Hij heeft aangevoerd dat hij [verweerster] heeft geprobeerd af te remmen bij het aangaan van de overeenkomsten door niet eenmaal een vooruitbetaling van NLG 24.000,- te doen, maar tweemaal van NLG 12.000,- en hij heeft [verweerster] in overweging gegeven slechts één overeenkomst te ondertekenen. Uit de stukken blijkt dat [verweerster] inderdaad één overeenkomst in 1999 heeft gesloten en dat zij op deze overeenkomst € 5.445,36 (omgerekend NLG 12.000,-) heeft vooruitbetaald. In 2000 is wederom contact met [verweerster] gezocht. Zij heeft toen wederom een overeenkomst gesloten en daarop € 5.445,60 (omgerekend NLG 12.000,-) vooruitbetaald, hetgeen aansluit bij het (door [medewerker1 van Spaar Select] bevestigde) betoog van [verweerster] dat aanvankelijk over een vooruitbetaling van NLG 24.000,- is gesproken.
5.14.
Het hof is van oordeel dat tegenover de gemotiveerde stellingname van [verweerster] Dexia meer concreet had moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad voor de toepassing van de billijkheidscorrectie de inhoud van het advies geen rol speelt. Dat Dexia, naar zij stelt, in bewijsnood is omdat zij de betrokken tussenpersoon [medewerker2 van Spaar Select] (mogelijk) niet meer kan horen, komt voorts voor haar rekening en risico, omdat, zoals hiervoor uiteengezet, Dexia er destijds bewust van heeft afgezien om eigen specifieke voorlichting te geven aan potentiële klanten en voor de afzet van haar producten gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersoon. Nu het aan Dexia als een aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van haar cliëntenremisiers cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt, had het op haar weg gelegen om op dit punt controle uit te oefenen. Dit temeer omdat de tussenpersoon een provisie ontving voor het aanbrengen van een cliënt en aldus een financieel belang had bij de totstandkoming van de overeenkomsten tussen Dexia en [verweerster] . Dat zij destijds heeft nagelaten controle uit te oefenen en kennelijk ook geen administratie heeft bijgehouden van de bij de totstandkoming van het contract betrokken (medewerkers van de) tussenpersoon, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico moet komen.
5.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verweerster] vergunningplichtig is geadviseerd door Spaar Select. Aan (nadere) bewijslevering aan de zijde van Dexia wordt niet toegekomen omdat Dexia – als gevolg van omstandigheden die voor haar risico komen – de door [verweerster] gestelde feiten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
beroep op billijkheidscorrectie - wetenschap
5.16.
Voor het beroep op de billijkheidscorrectie is, naast het vereiste van advisering door de tussenpersoon, ook vereist dat Dexia wist of behoorde te weten dat Spaar Select [verweerster] zodanig heeft geadviseerd dat zij buiten de grens van haar vrijstelling is getreden.
5.17.
Dexia heeft, zoals hiervoor reeds overwogen, voor de distributie van haar effectenleaseproducten gekozen voor de inzet van tussenpersonen als cliëntenremisiers. Uit de door [verweerster] overgelegde documentatie blijkt voorts dat Dexia wist dan wel behoorde te begrijpen dat Spaar Select de afnemers regelmatig niet slechts algemeen over deze producten informeerden, maar de producten ook onderdeel lieten zijn van een specifiek op de persoon toegesneden advies. Nu Dexia wist (dan wel behoorde te begrijpen) hoe Spaar Select werkte had zij moeten onderzoeken of in het geval van [verweerster] de betrokken cliëntenremisier de grens van het toelaatbare had overschreden door hem tot de aanschaf van een product van Dexia te bewegen. Het hof is van oordeel dat het onder deze omstandigheden op de weg van Dexia had gelegen om nadat [verweerster] door de tussenpersoon was aangebracht zich ervan te vergewissen of hij door de tussenpersoon was geadviseerd en de op haar rustende verplichtingen als vergunninghoudende financiële instelling (alsnog) gestand te doen. Nu zij dat in dit geval heeft nagelaten en het risico van verboden advisering door haar cliëntenremisier zich zoals hiervoor vastgesteld heeft verwezenlijkt, komt haar – behoudens bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken – geen beroep toe op de omstandigheid dat zij van de advisering geen wetenschap had en dit ook niet behoorde te begrijpen.
beroep op billijkheidscorrectie - conclusie
5.18.
De conclusie luidt dat het beroep van [verweerster] op de billijkheidscorrectie slaagt. Het gevolg hiervan is dat de schade van [verweerster] volledig door Dexia moet worden vergoed. De grieven I en II van Dexia falen.
omvang schade
5.19.
Uit het voorgaande volgt dat de schade van [verweerster] , bestaande uit de door haar betaalde inleg (rente, aflossing en kosten), volledig door Dexia moeten worden vergoed. Tussen partijen is geen geschil over de omvang van de schade en Dexia heeft geen grief gericht tegen de wijze waarop de kantonrechter de schade van [verweerster] , met inbegrip van de door haar genoten voordelen, in het vonnis heeft toegekend.
slotsom
5.20.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Dexia in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Dexia tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 januari 2020;
veroordeelt Dexia tot betaling van de volgende proceskosten van [verweerster] :
€ 332,- aan griffierecht
€ 2.228,- aan salaris van de advocaat van [verweerster] (2 punten x appeltarief II);
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, L. Janse en J.G.J. Rinkes, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Voetnoten

1.HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.