ECLI:NL:GHARL:2022:10943

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
20 december 2022
Zaaknummer
200.279.434
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenleaseovereenkomst en aansprakelijkheid van Dexia voor advies door niet-gecertificeerde tussenpersoon

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een hoger beroep van Dexia Nederland B.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter. De kern van de zaak betreft een effectenleaseovereenkomst die tot stand is gekomen via de tussenpersoon Spaar Select. De vraag die centraal staat is of Dexia aansprakelijk is voor de schade die de afnemer, aangeduid als [verweerder], heeft geleden, omdat de tussenpersoon niet beschikte over de vereiste vergunning om advies te geven. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat Dexia onrechtmatig had gehandeld door de afnemer als cliënt te accepteren, terwijl zij op de hoogte had moeten zijn van het ontbreken van de vergunning van de tussenpersoon. In hoger beroep heeft het hof de klachten van Dexia verworpen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat Dexia niet alleen wist, maar ook had moeten weten dat de tussenpersoon advies gaf dat buiten de grenzen van de vergunning viel. Dit leidde tot de conclusie dat Dexia volledig aansprakelijk is voor de schade van de afnemer, die bestaat uit de door hem betaalde inleg en de restschuld. Dexia werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem, afdeling civiel
zaaknummer gerechtshof 200.279.434
zaaknummer rechtbank 7269064
arrest van 20 december 2022
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd in Amsterdam,
appellante,
die bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij,
hierna: Dexia,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
[verweerder],
wonend in [woonplaats1] ,
verweerder in het hoger beroep van Dexia,
die bij de kantonrechter optrad als eisende partij,
hierna: [verweerder] ,
advocaat mr. J.B. Maliepaard.

1.Het verloop van de procedure in hoger beroep

Naar aanleiding van het arrest van 7 december 2021 heeft op 5 april 2022 een mondelinge behandeling bij het hof plaatsgevonden. Daarvan is een verslag gemaakt dat aan het dossier is toegevoegd (het proces-verbaal). Hierna hebben partijen het hof gevraagd opnieuw arrest te wijzen.

2.De kern van de zaak

De zaak gaat over een effectenleaseovereenkomst die via een tussenpersoon tot stand is gekomen tussen Dexia en de afnemer. Centraal staat de vraag of de afnemer door de tussenpersoon is geadviseerd, terwijl deze niet over de daarvoor vereiste vergunning beschikte en of Dexia dat wist dan wel behoorde te weten. Indien dat het geval is, is Dexia gehouden de door de afnemer geleden schade volledig te vergoeden. De kantonrechter heeft de vordering van de afnemer tot volledige schadevergoeding toegewezen. In dit hoger beroep behandelt het hof de vordering van de afnemer opnieuw.

3.De vaststaande feiten

3.1.
In het bestreden vonnis is vastgesteld van welke feiten is uitgegaan. Deze vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. In hoger beroep zijn de volgende feiten relevant.
3.2.
Tussen (de rechtsvoorganger van) Dexia en [verweerder] zijn de onderstaande effectenleaseovereenkomsten tot stand gekomen (hierna: de overeenkomsten).
Nr.
Contractnr.
Naam overeenkomst
Datum overeenkomst
Betaalde maand-
termijnen/ inleg
Datum eind-
afrekening
Resultaat bij beëindiging overeenkomst
I
[nummer1]
Overwaarde Effect
24-01-2000
€ 10.831,80
03-01-2005
- € 4.441,06
II
[nummer2]
Overwaarde Effect
24-01-2000
€ 10.831,80
03-01-2005
- € 4.441,06
III
[nummer3]
Security Plus Effect Vooruitbetaling
06-05-2002
€ 15.581,40
05-09-2006
- € 7.434,30
3.3.
Bij de totstandkoming van de overeenkomsten was Spaar Select als tussenpersoon betrokken.
3.4.
[verweerder] heeft gedurende de looptijd van de overeenkomsten € 6.381,17 aan dividend ontvangen. Het door [verweerder] genoten fiscaal voordeel bedroeg € 3.795,91. [verweerder] heeft bij beëindiging van de overeenkomsten de restschuld aan Dexia voldaan.
3.5.
[verweerder] heeft in 2007 tijdig gemeld niet met de Duisenberg-regeling akkoord te gaan.
3.6.
Dexia heeft op 18 januari 2012 conform het hofmodel een bedrag van € 14.367,84 aan [verweerder] betaald.

4.De vorderingen en beslissing kantonrechter

4.1.
[verweerder] heeft – voor zover thans nog van belang – terugbetaling gevorderd van Dexia van hetgeen hij onder de overeenkomsten heeft betaald, vergoeding van de proceskosten en wettelijke rente. [verweerder] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat Dexia schadeplichtig is jegens [verweerder] wegens schending van de door haar jegens [verweerder] te betrachten zorg bij het aangaan van de effectenleaseovereenkomsten en dat Dexia, omdat bij het aangaan van de overeenkomsten hij door Spaar Select is geadviseerd zonder dat de tussenpersoon over de daarvoor vereiste vergunning beschikte en Dexia dit wist dan wel behoorde te weten, de volledige schade dient te vergoeden en er geen ruimte is om eigen schuld aan [verweerder] toe te rekenen. Dexia heeft de vorderingen van [verweerder] bestreden.
4.2.
De kantonrechter heeft voor recht verklaard dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld door [verweerder] als cliënt te accepteren, terwijl zij behoorde te weten dat Spaar Select hem niet alleen heeft aangebracht, maar ook persoonlijk heeft geadviseerd en daarvoor geen vergunning bezat. Daarnaast heeft de kantonrechter Dexia veroordeeld om aan [verweerder] te betalen de door hem betaalde inleg (termijnbetalingen, eventuele aflossingen minus dividenduitkeringen en het fiscale voordeel ad € 3.795,91) en het niet vergoede deel van de betaalde restschuld, vermeerderd met wettelijke rente. Dexia is veroordeeld in de proceskosten.

5.Het oordeel van het hof

5.1.
Het hof zal oordelen dat de klachten (grieven) van Dexia tegen het oordeel van de kantonrechter falen en het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. Het hof zal hierna uitleggen waarom.
omvang hoger beroep
5.2.
Dexia heeft tegen het vonnis van de kantonrechter twee grieven aangevoerd. De grieven hebben betrekking op de advisering door Spaar Select als cliëntenremisier (grief I) en de wetenschap van Dexia daarvan (grief II).
uitgangspunt5.3.Het uitgangspunt van de rechtspraak over schadeverdeling in effectenleasezaken is dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld jegens de afnemer door schending van haar bijzondere (precontractuele) zorgplicht om de particuliere belegger te waarschuwen voor het restschuldrisico, onderzoek te doen naar diens financiële positie en hem, zo nodig, te ontraden de leaseovereenkomst aan te gaan. Met toepassing van artikel 6:101 BW blijft een deel van de schade (1/3) voor rekening van de afnemer, omdat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan hem kan worden toegerekend, namelijk dat uit de leaseovereenkomst voldoende duidelijk kenbaar was dat werd belegd met geleend geld en dat het ging om een rentedragende geldlening die moest worden terugbetaald (het hofmodel).
5.4.
Voor de beoordeling van deze zaak is voorts van belang dat Dexia als professionele instelling haar complexe financiële producten aan consumenten aanbood door brochures te verstrekken met algemene informatie over de werking van haar effectenleaseproducten en zonder eigen specifieke voorlichting aan de potentiële particuliere beleggers te geven. Voor de afzet van haar producten maakte Dexia gebruik van
direct mailing(post) en van tussenpersonen, waaronder Spaar Select. Deze tussenpersonen bond Dexia aan zich door het sluiten van cliëntenremisiercontracten op grond waarvan zij bij verkoop van een Dexia-product (op basis van een door Dexia verstrekt ATP-nummer) een vergoeding ontvingen. De tussenpersonen die Dexia aan zich bond als cliëntenremisiers werden in de cliëntenremisiercontracten uit die tijd (ook) aangeduid als: “adviseur” en op haar website als “onafhankelijke gespecialiseerde financiële adviseurs” of als “financiële planners”. Uit de websites van Spaar Select (d.d. 11 mei 2000) en NBG Finance (d.d. 23 oktober 1999), waarmee Dexia (intensief) samenwerkte, volgt dat deze tussenpersonen – als cliëntenremisiers – zichzelf publiekelijk aanprezen met het opstellen van op de persoonlijke situatie toegesneden financiële adviezen.
5.5.
In de periode 31 december 1995 tot 1 januari 2007 diende op grond van de wet (Wte 1995 en NR 1999) een effectenbemiddelaar – en dus ook een cliëntenremisier – die werkzaam was bij de totstandkoming van transacties in effecten te beschikken over een vergunning. Een generieke vrijstelling van die vergunningplicht gold voor tussenpersonen die zich beperkten tot het aanbrengen van cliënten bij een effecteninstelling (zoals Dexia) die zelf over een vergunning beschikte. Volgens de toenmalige regelgeving behoefde een beleggingsadviseur geen vergunning om als zodanig op te treden, maar daarbij gold als eis dat hij zelf op generlei wijze betrokken was bij de uitvoering van effectentransacties. Het stond een cliëntenremisier derhalve niet vrij zonder vergunning mede op te treden als beleggingsadviseur. Op grond van artikel 41 NR 1999 was het de aanbieder van een effectenleaseproduct (zoals Dexia) verboden om een effectenleaseovereenkomst aan te gaan indien voorafgaand aan de totstandkoming van de leaseovereenkomst met de afnemer een niet over een vergunning beschikkende cliëntenremisier tevens als financieel adviseur was opgetreden en de aanbieder hiervan op de hoogte was of behoorde te zijn.
beroep op billijkheidscorrectie – advisering5.6.De Hoge Raad heeft geoordeeld dat er reden is voor afwijking van het aanbod van Dexia tot afwikkeling van de door haar aan de afnemer toegebrachte schade conform het hofmodel in de situatie dat een cliëntenremisier voorafgaand aan het aangaan van een effectenleaseovereenkomst en zonder vergunning een (beleggings)advies aan de afnemer heeft verstrekt en Dexia hiervan wist dan wel behoorde te weten. [1] Deze afwijking vindt haar grondslag in een beroep op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101, lid 1, slotzin, BW wegens schending van artikel 41 NR 1999, dan wel het materieel daarmee overeenkomende artikel 25 NR 1995. Indien deze situatie zich voordoet, is Dexia gehouden de gehele schade van de afnemer te vergoeden.
5.7.
Volgens Dexia heeft de kantonrechter in de onderhavige zaak ten onrechte het beroep van [verweerder] op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW aanvaard.
5.8.
In het arrest van 10 juni 2022 (rov. 2.7.1 tot en met 2.10.21) [2] heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het antwoord op de vraag wanneer een effectenleaseovereenkomst is aangegaan na advies door een daarbij optredende tussenpersoon, dient te worden gevonden door vast te stellen van welke — als ‘beleggingsadvies’ te kwalificeren — activiteiten een cliëntenremisier zich diende te onthouden om vrijgesteld te blijven van de vergunningplicht (rov. 2.10.1). De reikwijdte van deze vrijstelling dient als volgt te worden bepaald (rov. 2.10.13):
- een tussenpersoon gaat de reikwijdte van de vrijstelling te buiten indien hij een bepaalde afnemer het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst of ander specifiek financieel product aanbeveelt;
- het moet gaan om een gepersonaliseerde aanbeveling, dat wil zeggen dat zij voorgesteld is als geschikt voor deze afnemer, of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer;
- het moet gaan om een aanbeveling die de tussenpersoon doet in het kader van zijn beroep of bedrijf; daarvan kan ook sprake zijn als de tussenpersoon een dergelijke aanbeveling slechts incidenteel of zelfs eenmalig doet;
- geen vergunning behoeft de tussenpersoon voor het verstrekken van algemene informatie over wat effectenleaseovereenkomsten zijn, en evenmin voor het verstrekken van algemeen advies (waarbij in algemene zin wordt aangeraden een, verder op geen enkele wijze nader bepaalde, effectenleaseovereenkomst te sluiten);
- uit de enkele omstandigheid dat een tussenpersoon met de afnemer een aanvraagformulier invult, waarbij in voorkomende gevallen een fondskeuze aangekruist wordt, en dit opstuurt, volgt niet dat de tussenpersoon heeft geadviseerd.
5.9.
In het arrest van 10 juni 2022 heeft de Hoge Raad voorts overwogen dat voor de beoordeling of de tussenpersoon voor zijn optreden een vergunning nodig had op de grond dat hij aan de afnemer een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst heeft gedaan, dat wil zeggen een aanbeveling die voorgesteld is als geschikt voor deze afnemer of berust op een afweging van de persoonlijke omstandigheden van de afnemer, de navolgende omstandigheden van kunnen belang zijn:
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet heeft geïnformeerd naar de financiële omstandigheden en financiële doelen van de afnemer;
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet ook andere mogelijke effectenleaseproducten heeft genoemd en besproken dan het uiteindelijk afgenomen product;
  • de omstandigheid dat de tussenpersoon al dan niet, naast of in samenhang met het afgenomen effectenleaseproduct, een ander financieel product, zoals een hypothecaire lening, heeft geadviseerd.
Daaraan heeft de Hoge Raad toegevoegd dat deze omstandigheden van belang zijn voor de beoordeling of de tussenpersoon de afnemer een aanbeveling heeft gedaan die berust op een afweging van diens persoonlijke omstandigheden. Maar dat ook als dit niet wordt vastgesteld, de mogelijkheid bestaat dat de tussenpersoon toch een gepersonaliseerde aanbeveling heeft gedaan, namelijk een aanbeveling die is voorgesteld als geschikt voor de betrokken afnemer. De Hoge Raad overweegt dat een zodanige niet op een afweging van persoonlijke omstandigheden berustende aanprijzing onder omstandigheden mogelijk ook als een ‘verkooppraatje’ kan worden gekarakteriseerd, maar de tussenpersoon daarmee niettemin de reikwijdte van zijn vrijstelling te buiten gaat.
5.10.
Niet betwist is dat Spaar Select optrad als cliëntenremisier voor Dexia en als zodanig was geregistreerd in het STE-register. Tussen partijen is ook niet in geschil dat Spaar Select niet over de nodige vergunning beschikte om tevens als adviseur op te treden.
5.11.
[verweerder] heeft in de inleidende dagvaarding (A. Feiten in deze zaak) en in hoger beroep een gedetailleerde uiteenzetting gegeven van de wijze waarop Spaar Select in zijn geval heeft bemiddeld bij de totstandkoming van de overeenkomsten. De stellingen van [verweerder] komen, samengevat, op het volgende neer. [verweerder] is via een collega in contact gekomen met Spaar Select. De collega had zelf een gesprek gehad met een adviseur van Spaar Select en die adviseur had hem gevraagd om namen. Vervolgens heeft deze adviseur met [verweerder] gebeld en is een afspraak gemaakt. Daarna heeft de adviseur van Spaar Select, de heer [medewerker1 van Spaar Select] (hierna: [medewerker1 van Spaar Select] ), hem thuis bezocht. De echtgenote van [verweerder] was daarbij aanwezig. Tijdens het eerste gesprek heeft [medewerker1 van Spaar Select] geïnformeerd naar de wensen en financiële situatie van [verweerder] . De aanleiding voor het instemmen met een gesprek was dat [verweerder] verschillende banen had gehad en daardoor niet altijd pensioen had opgebouwd. Daarnaast had [verweerder] veel uitgaven in verband met de meervoudige handicap van zijn zoon, die veel zorg nodig heeft, waardoor [verweerder] niet zeker was of hij voldoende vermogen zou hebben voor later. Naar aanleiding hiervan heeft [medewerker1 van Spaar Select] [verweerder] geadviseerd om tweemaal het effectenleaseproduct Overwaarde Effect van Dexia af te nemen. Op zitting heeft [verweerder] hierover verklaard:
“We hadden geen spaargeld en we wisten niet dat we overwaarde hadden. Dat heeft de adviseur ons uitgelegd.”[medewerker1 van Spaar Select] adviseerde de overwaarde op het huis op te nemen via een nieuwe hypothecaire lening zodat een vooruitbetaling kon worden gedaan op de Overwaarde Effect producten. [verweerder] heeft het advies van [medewerker1 van Spaar Select] opgevolgd. De hypotheek van [verweerder] is bij de Postbank verhoogd en op advies van [medewerker1 van Spaar Select] is ruim NLG 48.000,- aan inleg betaald voor twee effectenleaseovereenkomsten.
Twee jaar later is [verweerder] ongevraagd benaderd door een medewerker van Spaar Select, de heer [medewerker2 van Spaar Select] (hierna: [medewerker2 van Spaar Select] ). [medewerker2 van Spaar Select] heeft [verweerder] gevraagd of hij opnieuw interesse had in een financieel gesprek met Spaar Select. Hiermee heeft [verweerder] ingestemd. [medewerker2 van Spaar Select] gaf tijdens dat gesprek aan dat het goed was om een nieuwe overeenkomst af te sluiten. Vanwege de overgang van de gulden naar de euro was de kans groot dat de aandelen gingen verdubbelen. [medewerker2 van Spaar Select] adviseerde het product Security Plus Effect af te sluiten. Met dit product zou [verweerder] na vijf jaar, samen met de andere twee overeenkomsten, een nog hoger bedrag ter aanvulling van zijn pensioen hebben. Het ging om een overeenkomst met een korte looptijd en een goed rendement. Die overeenkomst was volgens [medewerker2 van Spaar Select] een goede aanvulling op de overeenkomsten die [verweerder] al had. Op advies van [medewerker2 van Spaar Select] heeft [verweerder] opnieuw zijn hypotheek verhoogd bij de Postbank. Op zitting heeft [verweerder] verklaard dat een deel van het geleende bedrag (€ 15.581,40) werd gebruikt als vooruitbetaling ten behoeve van de nieuwe overeenkomst en het overige deel voor aanpassingen in hun huis voor hun gehandicapte zoon. [verweerder] heeft ter onderbouwing van zijn stellingen verwezen naar een notarisafrekening van de hypotheekverhoging van maart 2000 (productie B inleidende dagvaarding) en een notarisafrekening van de hypotheekverhoging van mei 2002 (productie C inleidende dagvaarding).
5.12.
Dexia heeft niet bestreden dat zij bij de totstandkoming van de overeenkomsten haar zorgplicht jegens [verweerder] heeft geschonden. Dexia betwist wel de door [verweerder] gestelde feiten en weerspreekt in hoger beroep de door [verweerder] uit voormelde gang van zaken getrokken conclusie, namelijk dat Spaar Select verstrekkender heeft geadviseerd dan haar op grond van haar vrijstelling was toegestaan. Dexia heeft aangevoerd dat zij niet betrokken is geweest bij de gesprekken tussen [verweerder] en de medewerkers van Spaar Select. Zij kan enkel op grond van openbare bronnen de desbetreffende tussenpersoon proberen te traceren. In de zaak van [verweerder] voert Dexia aan dat zij niet in staat is om de stellingen van [verweerder] over de inhoud van het gesprek meer concreet te betwisten, omdat [medewerker1 van Spaar Select] onvindbaar is gebleken en [medewerker2 van Spaar Select] niet heeft gereageerd op de contactverzoeken van Dexia.
5.13.
Het hof overweegt als volgt. De door [verweerder] concreet beschreven gang van zaken duidt erop dat [medewerker1 van Spaar Select] en [medewerker2 van Spaar Select] ieder een gepersonaliseerde aanbeveling tot het aangaan van specifieke effectenleaseovereenkomsten hebben gedaan. Uit zijn stellingen volgt immers dat de betrokken medewerkers op grond van de van [verweerder] verkregen informatie over zijn financiële wensen en doelstellingen en over de beschikbare gelden voor de inleg, de Dexia-producten hebben voorgesteld als zijnde in zijn belang en hebben geadviseerd tot de aanschaf daarvan. De tussenpersoon heeft derhalve niet volstaan met het verstrekken van algemene informatie zonder commentaar te geven of een waardeoordeel te vellen, waar Spaar Select als cliëntenremisier wel toe gehouden was. Daarmee is voldaan aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 10 juni 2022 geformuleerde criteria, zoals hier opgenomen in 5.8 en 5.9. Dexia heeft deze gang van zaken in algemene termen weersproken, maar dat laat onverlet dat er concrete aanknopingspunten zijn dat het aangaan van de overeenkomsten is gegaan zoals [verweerder] stelt. Naast hetgeen [verweerder] hierover ter zitting heeft verklaard, neemt het hof daartoe in aanmerking dat op de aanvraagformulieren die door [verweerder] zijn overgelegd de namen van [medewerker1 van Spaar Select] en [medewerker2 van Spaar Select] en een ATP- nummer van Spaar Select staan vermeld. Daarnaast biedt ook de werkwijze van Spaar Select zoals zij die publiekelijk bekend heeft gemaakt (zie rechtsoverweging 5.4 en hierna 5.17) steun aan het betoog van [verweerder] dat de gesprekken tussen hem en [medewerker1 van Spaar Select] en [medewerker2 van Spaar Select] zo zijn verlopen als door hem is gesteld. Verder ondersteunen de door [verweerder] overgelegde stukken zijn stelling dat de hoogte van de inleg en de bij [verweerder] beschikbare gelden zijn besproken nu de in die stukken opgenomen bedragen aansluiten bij de door [verweerder] gesloten overeenkomsten. Uit de financiële overzichten blijkt dat [verweerder] op 10 maart 2000 voor de eerste twee overeenkomsten € 21.663,60 vooruit heeft betaald nadat hij op 2 maart 2000 een extra hypotheek van omgerekend € 23.823,46 had afgesloten. Van het verschil tussen de inleg en de hypotheekverhoging zijn bijkomende kosten voor hypotheekverhoging voldaan. De tweede hypotheekverhoging van 7 mei 2002 bedroeg € 36.546,-, waarvan op 30 mei 2002
€ 15.581,40,- is aangewend voor de inleg en de overige ruim € 20.000,- is gebruikt voor het voldoen van kosten (zoals uit de notarisafrekening blijkt) en de verbouwing in huis zoals [verweerder] ter zitting heeft verklaard.
5.14.
Het hof is van oordeel dat tegenover de gemotiveerde stellingname van [verweerder] Dexia meer concreet had moeten maken dat en waarom volgens haar destijds geen sprake is geweest van advisering. Dat Dexia, naar zij stelt, in bewijsnood is omdat zij de betrokken tussenpersonen (mogelijk) niet meer kan horen, komt daarbij voor haar rekening en risico, omdat, zoals hiervoor uiteengezet, Dexia er destijds bewust van heeft afgezien om eigen specifieke voorlichting te geven aan potentiële klanten en voor de afzet van haar producten gebruik heeft gemaakt van deze tussenpersonen. Nu het aan Dexia als een aan toezicht onderworpen effecteninstelling verboden was om van haar cliëntenremisiers cliënten aan te nemen aan wie adviezen waren verstrekt, had het op haar weg gelegen om op dit punt controle uit te oefenen. Dit temeer omdat een tussenpersoon een provisie ontving voor het aanbrengen van een cliënt en aldus een financieel belang had bij de totstandkoming van de overeenkomsten tussen Dexia en [verweerder] . Dat zij destijds heeft nagelaten controle uit te oefenen en kennelijk ook geen administratie heeft bijgehouden van de bij de totstandkoming van het contract betrokken (medewerker van de) tussenpersoon, is een omstandigheid die voor haar rekening en risico moet komen.
5.15.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verweerder] vergunningplichtig is geadviseerd door Spaar Select. Aan (nadere) bewijslevering aan de zijde van Dexia wordt niet toegekomen omdat Dexia – als gevolg van omstandigheden die voor haar risico komen – de door [verweerder] gestelde feiten onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Overigens heeft Dexia ter zitting – nadat [verweerder] zijn stellingen nader had toegelicht – haar aanbod tot het leveren van tegenbewijs ingetrokken, zodat onder de gegeven omstandigheden ook op die grond het door [verweerder] gestelde omtrent de inhoud van het gesprek als vaststaand kan worden aangenomen.
beroep op billijkheidscorrectie - wetenschap
5.16.
Voor het beroep op de billijkheidscorrectie is, naast het vereiste van advisering door de tussenpersoon, ook vereist dat Dexia wist of behoorde te weten dat Spaar Select [verweerder] zodanig heeft geadviseerd dat zij buiten de grens van haar vrijstelling is getreden.
5.17.
Dexia heeft, zoals hiervoor reeds overwogen, voor de distributie van haar effectenleaseproducten gekozen voor de inzet van tussenpersonen als cliëntenremisiers. Uit de door [verweerder] overgelegde documentatie blijkt voorts dat Dexia wist dan wel behoorde te begrijpen dat Spaar Select de afnemers regelmatig niet slechts algemeen over deze producten informeerden, maar de producten ook onderdeel lieten zijn van een specifiek op de persoon toegesneden advies. Nu Dexia wist (dan wel behoorde te begrijpen) hoe Spaar Select werkte had zij moeten onderzoeken of in het geval van [verweerder] de betrokken cliëntenremisier de grens van het toelaatbare had overschreden door hem tot de aanschaf van een product van Dexia te bewegen. Het hof is van oordeel dat het onder deze omstandigheden op de weg van Dexia had gelegen om nadat [verweerder] door de tussenpersoon was aangebracht zich ervan te vergewissen of hij door de tussenpersoon was geadviseerd en de op haar rustende verplichtingen als vergunninghoudende financiële instelling (alsnog) gestand te doen. Nu zij dat in dit geval heeft nagelaten en het risico van verboden advisering door haar cliëntenremisier zich zoals hiervoor vastgesteld heeft verwezenlijkt, komt haar – behoudens bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken – geen beroep toe op de omstandigheid dat zij van de advisering geen wetenschap had en dit ook niet behoorde te begrijpen.
beroep op billijkheidscorrectie - conclusie
5.18.
De conclusie luidt dat het beroep van [verweerder] op de billijkheidscorrectie slaagt. Het gevolg hiervan is dat de schade van [verweerder] volledig door Dexia moet worden vergoed. De grieven I en II van Dexia falen.
omvang schade
5.19.
Uit het voorgaande volgt dat de schade van [verweerder] , bestaande uit de door hem betaalde inleg (rente, aflossing en kosten) en de restschuld, volledig door Dexia moeten worden vergoed. Tussen partijen is geen geschil over de omvang van de schade en Dexia heeft geen grief gericht tegen de wijze waarop de kantonrechter de schade van [verweerder] , met inbegrip van de door hem genoten voordelen, in het vonnis heeft toegekend.
slotsom
5.20.
Het hoger beroep slaagt niet. Omdat Dexia in het ongelijk zal worden gesteld, zal het hof Dexia tot betaling van de proceskosten in hoger beroep veroordelen. Onder die kosten vallen ook de nakosten die nodig zijn voor de betekening van de uitspraak en de wettelijke rente daarover. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. [3]

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 22 januari 2020;
veroordeelt Dexia tot betaling van de volgende proceskosten van [verweerder] :
€32,- aan griffierecht
€ 2.884,- aan salaris van de advocaat van [verweerder] (2 punten x appeltarief III);
Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, L. Janse en J.G.J. Rinkes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Voetnoten

1.HR 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012 en ECLI:NL:HR:2016:2015.
2.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:862.
3.HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853.