Uitspraak
1.[appellant]
1.Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de akte uitlating van [appellant] ;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] .
2.De kern van de zaak
3.Het oordeel van het hof
“Voorzover niet anders is vermeld, worden de gehandhaafde erfdienstbaarheden uitgeoefend op de tot dusverre bestaande wijze (...).”De erfdienstbaarheid bestond al voorafgaand aan de ruilverkaveling. Volgens [geïntimeerde] heeft [appellant] geen recht op een uitweg van vijf meter grond exclusief sloten en dergelijke, nu de uitweg vóór de ruilverkaveling smaller was. Het hof heeft in het tussenarrest geoordeeld dat voor zover in het verleden (en ook ten tijde van de ruilverkaveling) een deel van de weg gedurende langere tijd een mindere breedte heeft gehad dan vijf meter grond, dat niet leidt tot rechtsverlies aan de zijde van [appellant] . Het hof ziet geen aanleiding terug te komen op deze bindende eindbeslissing. De door [geïntimeerde] aangehaalde passage uit de vestigingsakte maakt dat oordeel niet anders. De tekst uit de vestigingsakte waarin is vermeld dat de erfdienstbaarheid recht geeft op een “strook grond” ter breedte van vijf meter biedt voldoende duidelijkheid over de inhoud van de erfdienstbaarheid. Verdere interpretatie aan de hand van de wijze van uitoefening is daarom niet nodig.
veroordelingwordt voldaan (zie artikel 611a Rv). In de verklaring voor recht wordt alleen de rechtstoestand ten aanzien van de inhoud van de erfdienstbaarheid vastgesteld en wordt geen veroordeling van [geïntimeerde] uitgesproken.