Uitspraak
verzoekster in hoger beroep,
1.[de vader] ,
2.de gecertificeerde instellingstichting Jeugdbescherming Gelderland,
3.[de pleegouders] ,
1.[de moeder] ,
verder te noemen: de moeder,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de ouders over hun twee minderjarige kinderen, [de minderjarige1] en [de minderjarige2]. De rechtbank Overijssel had eerder op 23 oktober 2020 het gezag van de ouders beëindigd en de GI tot voogd benoemd. De ouders, die ieder een verzoek tot herziening van deze beslissing hadden ingediend, voerden aan dat er geen dreiging voor de toekomst was en dat zij in staat waren om voor hun kinderen te zorgen. Het hof oordeelde echter dat de ouders de ernstige schadelijke gebeurtenissen die de kinderen hadden meegemaakt, bleven ontkennen, wat een veilige terugplaatsing in de weg stond. Het hof benadrukte dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat zij recht hebben op zekerheid, continuïteit en ongestoorde hechting in hun huidige pleeggezin. De ouders hadden in het verleden al meerdere keren te maken gehad met ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, en het hof concludeerde dat de termijn voor een veilige terugplaatsing was verstreken. De verzoeken van de ouders om een bijzondere curator te benoemen en om deskundigenonderzoek te laten uitvoeren werden afgewezen, omdat dit niet in het belang van de kinderen werd geacht. Het hof bekrachtigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees de verzoeken van de ouders af.