ECLI:NL:GHAMS:2020:97
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verzoek tot gezagsbeëindiging en ondertoezichtstelling van een minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de Raad voor de Kinderbescherming tot gezagsbeëindiging en ondertoezichtstelling van een minderjarige. De Raad had verzocht om het gezag van beide ouders te beëindigen, omdat er zorgen waren over de ontwikkeling van de minderjarige, die in een onveilige thuissituatie zou opgroeien. De ouders, de moeder en de vader, hebben beiden verweer gevoerd tegen deze verzoeken. De moeder stelde dat zij haar leven op orde heeft en betrokken is bij de zorg voor de minderjarige, terwijl de vader betoogde dat er geen actuele zorgen zijn die een ingrijpende maatregel rechtvaardigen. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontwikkeling van de minderjarige, de rol van de ouders en de betrokkenheid van jeugdzorginstanties. Het hof concludeerde dat, hoewel er zorgen zijn over de communicatie tussen de ouders en de jeugdzorg, er onvoldoende bewijs is voor een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige. De ouders werken samen in de zorg voor hun kind en de minderjarige lijkt zich goed te ontwikkelen op school. Het hof heeft daarom de verzoeken van de Raad afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Tevens is de bijzondere curator, mevrouw drs. B.M.H. Vosbergen, ontslagen van haar taak in deze procedure.