ECLI:NL:GHAMS:2019:1025
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Benoeming bijzondere curator in familiezaken met betrekking tot minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de Raad voor de Kinderbescherming en de ouders van een minderjarige. De Raad had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2018, waarin verzoeken tot beëindiging van het gezag van de ouders en ondertoezichtstelling van de minderjarige waren afgewezen. De ouders, de moeder en de (stief)vader, hebben op hun beurt verweerschriften ingediend en de (stief)vader heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2019 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder vertegenwoordigers van de Raad en het Leger des Heils, dat als informant is aangemerkt.
Het hof heeft vastgesteld dat het procesdossier van de Raad niet volledig voldeed aan de vereisten van het Procesreglement, maar heeft geoordeeld dat dit geen ernstige schending van de goede procesorde opleverde. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de Raad in zijn hoger beroep bevestigd. Vervolgens heeft het hof de situatie van de minderjarige beoordeeld, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. Het hof heeft geconstateerd dat de stem van de minderjarige onderbelicht was en heeft besloten een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen. De bijzondere curator, mevrouw drs. B.M.H. Vosbergen, is aangesteld om te onderzoeken hoe het met de minderjarige gaat en wat zij nodig heeft voor haar ontwikkeling.
De beslissing van het hof houdt in dat de verdere behandeling van de zaak wordt aangehouden in afwachting van het verslag van de bijzondere curator, die binnen drie maanden haar bevindingen moet rapporteren. Het hof heeft de behandeling van de zaak pro forma aangehouden tot 30 juni 2019, waarna verdere beslissingen zullen worden genomen.