Uitspraak
[appellante],
1.The Fruit Farm Group B.V.,
TFFG c.s.,
1.De verdere procedure bij het hof
2.De feiten van de zaak
bijlage 4bij deze overeenkomst, (…)
(een inbreuk), zal de Verkoper de Koper of, indien de Koper dit verkiest, de Vennootschap of een Groepsvennootschap (een
Begunstigde, en samen met de Koper, de
Begunstigden) vergoeden voor elke Schade die de Koper, de Vennootschap of een Groepsvennootschap lijdt en die niet zou zijn ontstaan indien de Verklaringen van de Verkoper juist, accuraat en niet misleidend waren geweest, en dit onder de voorwaarden en beperkingen voorzien in Artikel 7 en Artikel 8.
Closing Balans) op te maken. Deze Closing Balans wordt opgemaakt met inachtneming van dezelfde waarderingsgrondslagen en principes zoals deze in de afgelopen jaren werden gehanteerd en derhalve op basis van bestendig gebruik. De accountant maakt het concept deze Closing Balans op en zendt deze aan Koper en Verkoper. Zowel Koper als Verkoper mogen zich uitlaten over het concept van de accountant. Indien Koper en Verkoper deze Closing Balans niet in gezamenlijkheid kunnen vaststellen zullen partijen in overleg treden. Indien partijen dan nog de Closing Balans niet gezamenlijk kunnen vaststellen zullen partijen zich gezamenlijk wenden tot een onafhankelijke register valuator die door de voorzitter van het Nederlands Instituut voor Register Valuators (NIVR) zal worden benoemd en die de Closing Balans ten behoeve van partijen bindend zal vaststellen.
- € 5.771.000,- bedraagt en het groepsvermogen (afgerond) - € 1.541.000,-.
€ 1.189.000,- over de periode vanaf januari 2012 tot medio augustus 2017.
, een hele maand helemaal geen handel met [naam1] en de andere maand was het dan
€ 3.000,- of € 4.000,-. In 2010 en 2011 was voor mij de toptijd in handel bij [naam1] .
€ 4.692.600,- over de periode vanaf januari 2007 tot november 2017.
1) de vereffenaars van de nalatenschap van [naam2] en [naam1] Beheer (C/17/161131 HA ZA 18- 132, hierna te noemen de Vereffenaars-procedure) en
2) W&T Hart Advies B.V. (de managementvennootschap van [naam2] ) en Hareko B.V., een dochtervennootschap van [naam1] Beheer (C/17/166028 HA ZA 19-65, hierna te noemen: de Hareko-procedure). [naam1] Beheer respectievelijk Hareko B.V. hebben in die procedures vorderingen in reconventie ingesteld die (mede) verband hielden met de handel in 2e klasse-producten. De curator heeft in beide zaken de procedures overgenomen voor zover het om de vorderingen in reconventie gaat. De rechtbank heeft bij tussenvonnissen van 19 augustus 2020 in beide zaken een gelijkluidende bewijsopdracht gegeven. Deze bewijsopdracht hield in dat de curator moest bewijzen dat er in het tijdvak van 1 januari 2007 tot 30 juni 2017 aanzienlijk meer 2e klasse producten door het [naam1] -concern zijn verkocht dan verantwoord is in de administratie van het [naam1] -concern en wel in een zodanige omvang dat het gedeelte dat niet in de boeken is verantwoord meer dan puur incidenteel was. De curator van [naam1] Beheer en Hareko B.V. heeft afgezien van bewijslevering. De rechtbank heeft bij eindvonnissen in reconventie van 21 oktober 2020 de vorderingen (in zoverre) in beide zaken afgewezen.