ECLI:NL:GHARL:2021:9864

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
200.286.142
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwaling bij de koop van een tweedehands auto; ongerechtvaardigde verrijking en gebruiksvergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Holding B.V. tegen Auto Keijzers B.V. over de ontbinding van een koopovereenkomst van een tweedehands auto, diefstalschade en de daaruit voortvloeiende gebruiksvergoeding. De koop vond plaats eind oktober 2018 voor een bedrag van € 120.000. Na de aankoop ontdekte de appellante dat de auto na diefstal was voorzien van niet-originele onderdelen, wat leidde tot de ontbinding van de koopovereenkomst op basis van dwaling. De rechtbank Gelderland had de vordering van appellante tot vernietiging van de koopovereenkomst toegewezen, maar een gebruiksvergoeding van € 45.000 in mindering gebracht op de terug te betalen koopsom.

In hoger beroep heeft het hof de grieven van appellante beoordeeld. Het hof oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat appellante een verdergaande onderzoeksplicht had. De mededelingsplicht van Keijzers ging voor op de onderzoeksplicht van appellante. Het hof heeft vastgesteld dat Keijzers in verzuim is geraakt door niet in te gaan op het aanbod van appellante om de auto terug te brengen. Hierdoor kon appellante niet in verzuim geraken met betrekking tot haar verplichting om de auto terug te geven.

Het hof heeft de gebruiksvergoeding vastgesteld op € 0,19 per gereden kilometer, wat resulteert in een vermindering van de terug te betalen koopsom. De rechtbank had de gebruiksvergoeding te hoog vastgesteld. Het hof heeft de vonnissen van de rechtbank vernietigd, met uitzondering van de proces- en nakostenveroordeling, en heeft de koopovereenkomst vernietigd wegens dwaling. Keijzers is veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom minus de gebruiksvergoeding, en tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.286.142
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, 364912)
arrest van 19 oktober 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Holding [appellante] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna: [appellante] ,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Auto Keijzers B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Keijzers,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

1.1
Het hof verwijst naar de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 28 januari 2020, 6 mei 2020 en 29 juli 2020.
1.2
Het verloop van het geding in hoger beroep blijkt uit:
- de appeldagvaarding d.d. 13 oktober 2020;
- de verstekverlening tegen Keijzers;
- de memorie van grieven tevens houdende akte vermindering van eis, met producties.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.9 van het vonnis van 6 mei 2020.
3. Het geschil en de beslissing van de rechtbank
Het gaat in dit geding kort gezegd om het volgende. Eind oktober 2018 heeft [appellante] van Keijzers een tweedehands auto (BMW) gekocht voor de prijs van € 120.000. Het was beide partijen bekend dat de auto diefstalschade had gehad. Na reparaties, inspectie en expertise bleek aan [appellante] dat de auto na de diefstal was voorzien van een heel ander interieur (inclusief deurpanelen en dashboard) en andere navigatie, geluidsinstallatie en instrumentenpaneel, die niet (alle) nieuw waren en/of geen originele BMW-onderdelen. [appellante] heeft om die reden de koopovereenkomst ontbonden, aangeboden de auto weer in te leveren en aanspraak gemaakt op terugbetaling van de koopsom. De rechtbank honoreerde de vordering van [appellante] tot vernietiging wegens dwaling (schending mededelingsplicht) en wees de vorderingen grotendeels toe, met dien verstande dat zij een gebruiksvergoeding van € 45.000 op de koopsom in mindering bracht.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1
[appellante] heeft tegen die beslissing negen grieven aangevoerd, die zich deels voor gezamenlijke behandeling lenen.
4.2
De eerste grief van [appellante] is gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat op [appellante] als koper een verdergaande onderzoeksplicht rustte dan zij normaal gesproken als koper zou hebben ( [appellante] wist dat het een schadeauto betrof). Nu de rechtbank tevens oordeelde dat de mededelingsplicht van Keijzers voorgaat boven de onderzoeksplicht en dat Keijzers haar mededelingsplicht heeft verzaakt, kan de onderhavige grief niet leiden tot een beter eindresultaat voor [appellante] . Daarom heeft zij bij deze grief geen belang.
4.3
De rechtbank heeft (in het dictum van het vonnis) de overeenkomst tussen partijen vernietigd op grond van dwaling, die een gevolg is van een schending door Keijzers van haar mededelingsplicht. Tegen deze beslissing zijn geen grieven gericht, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Met de grieven II tot en met VI betoogt [appellante] dat zij geen gebruiksvergoeding verschuldigd is, en met de grieven VII tot en met IX dat zij aanspraak heeft op vergoeding van haar schade.
4.4
Keijzers heeft zich verweerd tegen terugbetaling van de volledige koopsom en aangevoerd dat [appellante] gehouden is een gebruiksvergoeding te betalen. In de eerste plaats stelt zij dat de vernietiging wegens dwaling meebrengt dat [appellante] de auto moet teruggeven in dezelfde staat als waarin zij die verkreeg, en dat [appellante] in de nakoming van die verbintenis tekortschiet omdat de auto minder waard is geworden door het verstrijken van de tijd en doordat deze in de tussentijd ook steeds is gebruikt door [appellante] . In de tweede plaats stelt Keijzers dat [appellante] ongerechtvaardigd zou worden verrijkt indien zij de auto heeft mogen gebruiken zonder enige vergoeding verschuldigd te worden.
4.5
Het hof oordeelt als volgt. Op zichzelf is juist dat [appellante] de auto na het eindvonnis van de rechtbank van 29 juli 2020 niet meer kon teruggeven in de staat waarin deze zich bevond toen zij de auto op 2 november 2018 geleverd kreeg. Zij schiet dus te kort in de nakoming van haar verbintenis om de auto in die staat terug te geven. Maar [appellante] voert terecht aan dat deze tekortkoming niet aan haar kan worden toegerekend. [appellante] heeft immers al bij e-mailbericht van 26 februari 2019 aan Keijzers onder meer bericht:
“Ik heb gemeld dat ik donderdag as. de auto bij autokeijzers terug wil brengen en dat deze op dezelfde dag gevrijwaard wordt en per spoedbetaling het te crediteren bedrag van de totale aankoop terug eis.”Voorts heeft de raadsman van [appellante] bij brief van 27 mei 2019 onder meer de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen en Keijzers gesommeerd tot terugbetaling van de koopsom. Keijzers is hierop niet ingegaan, en heeft het daarmee aan zichzelf te wijten dat zij de auto niet reeds toen heeft terugontvangen. Aan [appellante] kan in die omstandigheden geen verwijt worden gemaakt, noch worden toegerekend, dat zij de auto onder zich heeft gehouden, en dat deze (reeds door het enkele verstrijken van tijd) daardoor minder waard is geworden. Ook kan [appellante] geen verwijt worden gemaakt, noch kan haar worden toegerekend dat zij de auto in de tussentijd heeft gebruikt. [appellante] schafte de auto immers aan om deze te gebruiken, en in redelijkheid kan dan niet van haar worden gevergd dat zij deze auto ongebruikt stalt en daarnaast kosten maakt voor aanschaf of huur van een vervangende auto om die te gebruiken.
4.6
Daar komt nog bij dat Keijzers door niet in te gaan op het aanbod van [appellante] om de auto terug te brengen (na het inroepen van de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst) in schuldeisersverzuim (artikel 6:58 BW) is geraakt. [appellante] kon daarna niet meer in verzuim geraken (artikel 6:61 lid 2 BW) wat betreft haar verplichting om de auto terug te geven.
4.7
Anderzijds staat vast dat [appellante] de auto heeft kunnen gebruiken en ook daadwerkelijk heeft gebruikt (en, naar het hof begrijpt: nog steeds gebruikt). Als zij daarvoor geen enkele vergoeding zou behoeven te betalen, zou zij ongerechtvaardigd worden verrijkt (artikel 6:212 BW): [appellante] zou dan de afgelopen drie jaren een auto hebben gebruikt zonder enige tegenprestatie, door welk gebruik (met opgelopen km-stand etc.) de waarde van de auto onmiskenbaar moet zijn verminderd [1] . Die verrijking is echter, anders dan Keijzers lijkt te veronderstellen, niet zonder meer gelijk te stellen aan de verarming aan de zijde van Keijzers. De waardevermindering/afschrijving voor zover die alleen een gevolg is van het verstrijken van tijd, komt gelet op het voorgaande in ieder geval uitsluitend voor rekening en risico van Keijzers.
4.8
Het hof zal de gebruiksvergoeding op grond van art. 6:97 (juncto artikel 6:212) BW in redelijkheid schatten. Bij gebreke aan andere aangeleverde redelijke uitgangspunten komt het aan het hof redelijk voor om aan te sluiten bij de fiscaal onbelaste vergoeding die de belastingdienst hanteert, van € 0,19 per gereden kilometer. [appellante] is daarom aan Keijzers een vergoeding verschuldigd van € 0,19 per kilometer voor de kilometers die zij met de auto heeft gereden tussen de levering (km stand 5.357) en de (toekomstige) teruggave van de auto. Dit bedrag strekt in mindering op de te restitueren koopsom.
4.9
[appellante] heeft nog bepleit dat de kilometers die zij met de auto heeft gereden voor reparatie, inspectie en expertise niet voor haar rekening behoren te komen. Zij heeft echter onvoldoende duidelijk voorgerekend om hoeveel kilometers het daarbij zou gaan, zodat het hof daarvoor geen aftrek kan geven.
4.1
Uit het voorgaande vloeit voort dat de grieven II tot en met VI slagen voor zover de gebruiksvergoeding op een lager bedrag komt dan het door de rechtbank vastgestelde bedrag van € 45.000.
4.11
Met grief VII stelt [appellante] dat Keijzers door haar mededelingsplicht te verzaken, tevens onrechtmatig heeft gehandeld en/of is tekortgeschoten, zodat [appellante] aanspraak heeft op vergoeding van de daardoor veroorzaakte schade. Gelet op het feit dat de rechtbank de onderzoekskosten (van € 883,50) van Dekra heeft toegewezen (tegen de afwijzing van de rentevorderingen daarover heeft [appellante] geen grieven aangevoerd), gaat het daarbij kennelijk om [appellante] vordering ter zake van betaalde verzekeringen, wegenbelasting en abonnement alarmcentrale. Ter zake van die kosten geldt dat zij niet zijn aan te merken als gevolg van enig onrechtmatig handelen of een tekortkoming van Keijzers. Bij een correcte nakoming van de koopovereenkomst zou [appellante] deze kosten ook hebben moeten maken. De kosten zijn ook niet nodeloos gemaakt, nu deze zijn gemaakt ten behoeve van het gebruik van de auto, welk gebruik [appellante] ook daadwerkelijk heeft gehad. Het is dan ook redelijk dat deze kosten voor rekening van [appellante] blijven. Andere schadeposten heeft [appellante] niet opgegeven. Grief VII slaagt niet.
4.12
Grief VIII is gericht tegen de afwijzing door de rechtbank van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. [appellante] heeft echter onvoldoende gesteld, en uit het dossier blijkt ook niet welke buitengerechtelijke werkzaamheden er zouden zijn verricht. Daaruit blijkt van één aanmaning, maar dat is onvoldoende voor het toewijzen van de forfaitaire buitengerechtelijke incassokosten. De grief faalt.
4.13
Met grief IX voert [appellante] aan dat de wettelijke rente is verschuldigd reeds vanaf de levering van de auto en de onverschuldigde betaling, en niet vanaf de ingebrekestelling. Dat standpunt is echter onjuist omdat wettelijke rente op grond van artikel 6:119 lid 1 BW alleen maar is verschuldigd over de tijd dat de schuldenaar (hier: Keijzers) met de voldoening van de geldsom (hier de terugbetaling van de koopsom) in verzuim is geweest. De grief gaat dus niet op.
4.14
[appellante] heeft haar eis verminderd en vordert nu de wettelijke rente in plaats van de wettelijke handelsrente. Het hof zal evenals de rechtbank de wettelijke rente toewijzen.
4.15
Partijen hebben geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing zouden moeten leiden. Daarom wordt het bewijsaanbod van [appellante] in hoger beroep en dat van Keijzers bij de rechtbank gepasseerd. Aan het door Keijzers op de comparitie bij de rechtbank aangeboden deskundigenbewijs met betrekking tot de waarde van de auto komt het hof niet toe.

5.De slotsom

5.1
De grieven II tot en met VI slagen, zodat de bestreden vonnissen moeten worden vernietigd met uitzondering van de terechte proces- en nakostenveroordeling met rente sub 3.5 - 3.7. Die vernietiging geldt niet voor het tussenvonnis van 28 januari 2020, waarin geen inhoudelijke beslissingen zijn genomen. Voor alle duidelijkheid zal het hof de vernietiging van de koopovereenkomst en de vergoeding van de onderzoekskosten, die wel in stand moeten blijven, opnieuw uitspreken.
5.2
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof Keijzers veroordelen in de kosten van het hoger beroep. Die kosten worden aan de zijde van [appellante] vastgesteld op:
- explootkosten € 83,38
- griffierecht
€ 2.071,-
subtotaal verschotten € 2.154,38
- salaris advocaat € 3.278,- (1 punt x tarief V).
5.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten met de wettelijke rente toewijzen zoals hierna vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt de vonnissen van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 6 mei 2020 en 29 juli 2020 met uitzondering van de proces- en nakostenveroordeling met rente sub 3.5 - 3.7, bekrachtigt het eindvonnis in zoverre en doet verder opnieuw recht;
vernietigt de koopovereenkomst van 30 oktober 2018 van de BMW X6 M-versie met kenteken NJ-475-N wegens dwaling;
veroordeelt Keijzers tot betaling aan [appellante] van € 120.000,- te verminderen met een bedrag ter grootte van het aantal kilometers, gereden tussen de levering en de teruggave van de auto, vermenigvuldigd met € 0,19, en te vermeerderen met de wettelijke rente over het saldo vanaf 27 mei 2019 tot de dag van betaling;
verstaat dat de betaling dient te geschieden tegelijk met de teruggave van de auto door [appellante] aan Keijzers;
veroordeelt Keijzers tot betaling aan [appellante] van een bedrag van € 883,30;
veroordeelt Keijzers in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante] vastgesteld op € 2.154,38 voor verschotten en op € 3.278,- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Keijzers in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Keijzers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.M. Croes, A.W. Steeg en R.A. Dozy, is ondertekend door mr. A.W. Steeg en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021.

Voetnoten

1.1Het gaat hier niet om consumentenbescherming zoals in ECLI:NL:HR:2016:236 en ECLI:NL:GHSHE:2020:246.