– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover het betreft het achterwege laten van een vergoeding van immateriële schade,
– bevestigt de uitspraak voor het overige,
– veroordeelt de Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 4.917,
– veroordeelt de Minister tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade ten bedrage van € 83,
– draagt de Inspecteur onderscheidenlijk de Minister op tot vergoeding van wettelijke rente over de vergoeding van immateriële schade vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak van het Hof tot aan de dag van algehele voldoening,
– veroordeelt de Inspecteur in de helft van proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep van € 1.068, derhalve € 534,
– veroordeelt de Minister in de helft van proceskosten aan de zijde van belanghebbende ter zake van het hoger beroep van € 1.068, derhalve € 534,
– draagt de Inspecteur onderscheidenlijk de Minister op tot vergoeding van wettelijke rente over de vergoeding van de proceskosten vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak van het Hof tot aan de dag van algehele voldoening,
– gelast de Inspecteur aan belanghebbende te vergoeden de helft van het door hem voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 265, derhalve € 132,50,
– gelast de Minister aan belanghebbende te vergoeden de helft van het door hem voor het hoger beroep betaalde griffierecht van € 265, derhalve € 132,50, en
– draagt de Inspecteur onderscheidenlijk de Minister op tot vergoeding van wettelijke rente over de vergoeding van griffierecht vanaf vier weken na de openbaarmaking van deze uitspraak van het Hof tot aan de dag van algehele voldoening.