ECLI:NL:GHARL:2021:9311
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Civiel hoger beroep inzake overlijdensschade en kosten lijkbezorging na verkeersongeval
In deze zaak gaat het om een civiel hoger beroep dat is ingesteld door appellanten, die benadeelde partijen zijn in een strafzaak, tegen de verwerende partij, geïntimeerde, naar aanleiding van een verkeersongeval dat op 26 februari 2018 heeft plaatsgevonden. Het ongeval resulteerde in het overlijden van de 16-jarige zoon van appellanten, die op dat moment met zijn familie op vakantie was in Turkije. De zaak betreft de vordering tot schadevergoeding voor overlijdensschade, kosten van lijkbezorging en andere gerelateerde kosten. De rechtbank Midden-Nederland had in eerste aanleg een deel van de vorderingen van appellanten toegewezen, maar ook een deel afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.
Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat appellanten in hun vordering ontvankelijk zijn. Vervolgens heeft het hof de feiten en het geschil in detail besproken, waarbij het hof oordeelde dat de aansprakelijkheid van geïntimeerde voor de schade als gevolg van het ongeval vaststaat. De rechtbank had de kosten van lijkbezorging, waaronder de kosten van vliegtickets voor de terugkeer naar Marokko voor de begrafenis, gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kosten van vliegtickets voor andere familieleden niet in rechtstreeks verband staan met de begrafenis en daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Daarnaast heeft het hof de vordering van appellanten tot vergoeding van kosten voor eten en drinken tijdens de rouwperiode besproken. Het hof oordeelde dat deze kosten, voor zover ze in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene, tot de kosten van lijkbezorging kunnen worden gerekend, maar dat de onderbouwing van deze kosten onvoldoende was. De vordering tot schadevergoeding voor de vernielde scooter van appellanten werd afgewezen op basis van rechtsverwerking, omdat er een overeenkomst was bereikt over een schadevergoeding van € 500, die door geïntimeerde was betaald. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en appellanten in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.