Uitspraak
Heeres,
gevestigd te Rotterdam,
Bénnel,
1.De verdere procedure bij het hof
3.3. De relevante feiten
“
De verzekering eindigt op 16-04-2013 (contractsvervaldatum) of eerder bij de eerstvolgende schademelding. Vanaf deze datum zal er geen polisdekking meer zijn.”
dat naar aanleiding van genomen preventieve veiligheidsmaatregelen het soort schaden dat zich in het verleden heeft voorgedaan niet meer kan voorkomen.”
3.8 In oktober 2012 heeft [naam1] in enkele e-mails aan Heeres erop aangedrongen dat het RI&E-rapport met spoed beschikbaar zou komen.
Voor het “gewone” aansprakelijkheidsrisico is voorlopige dekking verkregen, helaas ligt het voor het gedeelte werkgeversaansprakelijk nog steeds anders.”
“
a. waren er (alternatieve) mogelijkheden voor Heeres in de periode van 16 april 2013 tot ten minste juli 2013 om een verzekering met dekking voor werkgeversaansprakelijkheid te sluiten? En zo ja, mag van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot verwacht worden dat zij hun cliënt hieromtrent informeren?b. gelieve de mogelijkheden en bezwaarlijkheden om maatregelen te nemen in de situaties van Heeres voor assurantietussenpersonen c.q. beroepsgenoten te benoemen en te beoordelen.c. welke andere feiten en/of omstandigheden, gebleken uit het deskundigenonderzoek kunnen naar de mening van de deskundige(n) van belang zijn voor een goed begrip van de zaak?”
“- was het op basis van de destijds beschikbare informatie, waaronder het RI&E-rapport, de toenmalige bedrijfsactiviteiten en het schadeverleden van Heeres, en tegen de achtergrond van de opzegging van de bestaande AVB-verzekering, mogelijk om dekking te verkrijgen voor het risico van werkgeversaansprakelijkheid in de periode van 16 april 2013 tot het ongeval (op 19 juni 2013) en zo ja, bij welke verzekeraar(s), op welke voorwaarden en tegen welke premie?- zijn er nog andere relevante, binnen uw vakgebied en in het verband van de aan u verstrekte opdracht liggende, punten die u naar voren wilt brengen?”
In het rapport heeft de deskundige de eerste vraag van het hof als volgt beantwoord:
“Het antwoord op de door het Hof geformuleerde vraag t.w.: "was het op basis van de destijds beschikbare informatie, waaronder het RI&E rapport, de toenmalige bedrijfsactiviteiten en het schadeverleden van Heeres en tegen de achtergrond van de opzegging van de bestaande AVB verzekering, mogelijk om dekking te verkrijgen voor het risico van werkgeversaansprakelijkheid in de periode van 16 april 2013 tot het ongeval (op 19 juni 2013) en zo ja, bij welke verzekeraar(s), op welke voorwaarden en tegen welke premie" moet, in de context van de omstandigheden, d.w.z. zonder nadere maatregelen c.q.
“
Dat een andere makelaar per 1 januari 2015 een aansprakelijkheidspolis incl. werkgeversaansprakelijkheid heeft kunnen sluiten is van geen betekenis daar het risico inmiddels van een geheel andere orde was, als gevolg van een ingrijpende wijziging in de manier van werken, waardoor o.a. de kans dat medewerkers aan het risico van "mestgassen" worden blootgesteld in hoge mate kon worden beperkt.”
Verder heeft de deskundige geschreven:
“Uit de stukken komt naar voren dat sprake is van een onderneming met uiterst risicovolle bedrijfsactiviteiten met een ondernemer die gebrek vertoont aan zelfreflectie, kennelijk lijdt aan een selectief geheugen en zijn medewerkers op onverantwoorde wijze blootstelt aan "mogelijk dodelijke concentraties mestgassen" (H2S en mogelijk ook blauwzuur zie rapport TRA d.d. 14 maart 2013 waarin o.a. staat dat bepaalde activiteiten een risicoklasse 1 hebben, hetgeen staat voor: "grote kans op ongeval e/o gezondheidsschade e/o
“
De documenten geven aan dat deze adviseur de belangen van verzekerde (en daarmee ook die van haarzelf) niet heeft behartigd op een wijze zoals die van een (RMIA) Register makelaar in assurantiën mag worden verwacht.”
Deze beide bevindingen heeft de deskundige vervolgens toegelicht in zijn rapport.
4. De beoordeling van het geschil
Daarnaast heeft Heeres in de procedure bij de rechtbank primair gevorderd dat Bénnel veroordeeld wordt tot betaling aan haar van alle bedragen die zij, Heeres, krachtens het vonnis in de hoofdzaak aan Achmea dient te betalen en tot schadevergoeding bestaande in de bedragen die zij krachtens het vonnis aan Achmea dient te voldoen. Het komt het hof voor dat Heeres daarmee tweemaal hetzelfde vorderde. Wat daar ook van zij, in de memorie van grieven heeft Heeres ook op dit punt haar eis gewijzigd door te vorderen dat het hof bepaalt dat Bénnel verplicht is om aan haar te vergoeden alle bedragen die Achmea aan de erven [het slachtoffer] heeft uitgekeerd en nog zal uitkeren, althans een in goede justitie te bepalen deel daarvan.
4.2 Heeres heeft de beide wijzigingen tijdig - in het eerste processtuk in hoger beroep - gedaan. Bénnel heeft op de gewijzigde eis kunnen reageren en heeft weliswaar betoogd dat de vordering om meerdere redenen geen stand kan houden, maar heeft niet ook bezwaar gemaakt tegen de eiswijziging als zodanig. Het hof ziet ook geen reden om de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten en zal dan ook recht doen op de gewijzigde eis.
voorbij zou gaan aan het feit dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de “uitkomst”(het niet tijdig kunnen onderbrengen van de Bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering) en de “aanleiding” (de marktbenadering t.w. de wijze waarop het risico door de makelaar aan de verzekeraars is gepresenteerd).’ Het hof volgt de deskundige daarin niet. Aan hem is gevraagd om te beoordelen of het risico van werkgeversaansprakelijkheid van Heeres in - kort gezegd - het tweede kwartaal van 2013 verzekerbaar was. Dat is een feitelijke vraag over mogelijkheden tot verzekering in relatie tot de situatie bij Heeres en haar bedrijfsvoering, niet over het handelen of nalaten van Bénnel.
b. Bénnel is te laat actief een nieuwe verzekeraar gaan zoeken;
c. Bénnel heeft Heeres ten onrechte niet of onvoldoende gewaarschuwd voor de risico’s die zij liep vanwege het feit dat zij geen dekking had voor werkgeversaansprakelijkheid.
Onvoldoende informatieverstrekking?4.11 Volgens Heeres heeft Bénnel haar voor de datum van het eindigen van de verzekering bij ASR niet op de hoogte gehouden van de stand van zaken rond de verzekeringsmogelijkheden. Dat het lastig zou worden een nieuwe verzekering te vinden, is niet aan haar kenbaar gemaakt. Het was Heeres daardoor niet bekend dat er op korte termijn actie nodig was om een verzekering te kunnen krijgen, zodat Heeres de daarvoor eventueel noodzakelijke stappen niet kon zetten, aldus Heeres.
ASR heeft aangegeven gezien het schadeverloop geen nieuwe aanbieding te willen doen, zodat wij de markt zullen moeten gaan onderzoeken naar de eventuele mogelijkheden. Daartoe hebben wij een volledig ingevuld en ondertekend Aanvraagformulier nodig. Belangrijk onderdeel van het AVF [hof: het aanvraagformulier] is de RI&E rapportage. Dhr. [naam2] is al een geruime tijd met deze rapportage bezig en verzekerde verwacht dat de rapportage in de loop van september 2012 gereed zal zijn. Wordt daarna vervolgd.”
Hieruit volgt dat [naam1] tijdens het bezoek op 24 augustus 2012 heeft aangegeven dat om een nieuwe verzekering te kunnen afsluiten een RI&E rapportage nodig was. Er volgt inderdaad niet uit dat [naam1] Heeres in kennis heeft gesteld van de afwijzende reacties van een aantal verzekeraars. Naar het oordeel van het hof bracht de zorgplicht van Bénnel ook niet met zich dat Bénnel dat moest doen, mede gelet op wat hierna in ro 4.13 wordt overwogen. Bénnel diende zich in te spannen om een nieuwe verzekering te sluiten. Zij had vastgesteld dat dat gezien het schadeverloop bij Heeres niet eenvoudig was en dat, juist vanwege dat schadeverloop, voor een potentiële verzekeraar inzicht in de actuele risico’s bij Heeres relevant was. Het opstellen van een actuele RI&E was dan ook een noodzakelijke en logische volgende stap in het proces van het zoeken naar een vervangende verzekering. Tijdens het gesprek bleek aan [naam1] dat daaraan werd gewerkt en dat binnen afzienbare termijn, in september 2012, een RI&E verwacht mocht worden.
€ 150.000,- tot € 200.000,-. Deze premie is meer dan 70 maal zo hoog als de jaarpremie
“
Hierbij aangegeven dat de datum van16-04-2013nu snel nadert en dat wij tijd nodig hebben om na ontvangst van het AVF + RI&E rapport een aanbieder in de markt te vinden.”
27 februari 2013 volgt dat de RI&E toen nog steeds niet gereed was.
20 maart 2013 - voor Bénnel beschikbaar is gekomen. Bénnel heeft toen snel actie genomen. [naam1] heeft Heeres op 22 maart 2012 bezocht en toen is ook meteen het aanvraagformulier ingevuld. Voor zover Heeres Bénnel verwijt dat zij niet vóór 22 maart 2012 actief op zoek is gegaan naar een andere verzekering faalt dat verwijt, omdat Bénnel, zoals hiervoor is overwogen, pas actief op zoek kon gaan naar zo’n verzekering op het moment dat de RI&E beschikbaar was.
22 maart 2013 niet voortvarend heeft gehandeld, in het licht van het verweer van Bénnel dat zij toen wel degelijk op zoek is gegaan naar een verzekering maar dat geen verzekeraar het risico van werkgeversaansprakelijkheid wilde dekken, onvoldoende onderbouwd.
16 april 2013 niet verzekerd was voor werkgeversaansprakelijkheid neemt het hof de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking:
- Vervolgens hebben [naam1] en [de bestuurder] tussen 19 april en 31 mei 2013 per SMS contact met elkaar gehad over de stand van zaken rond het afsluiten van een nieuwe AVB-polis, onder meer dat een aantal verzekeraars is “
afgehaakt vanwege het werkgeversrisico(…)”.
Op 8 mei 2013 liet [naam1] aan [de bestuurder] weten:
“
betr. de AVB Wij hebben inmiddels een voorlopige dekking kunnen regelen met uitzondering van het werkgeversrisico”.
Op 24 mei 2013 sms-te [naam1] aan [de bestuurder] :
“
betr. avb het sluiten van werkgeversrisico blijft problematisch.”
- Verder is van belang dat [naam1] Heeres op 12 juni 2012 heeft bezocht. Volgens het bezoekrapport is toen over de nieuwe AVB-polis het volgende besproken:
“
In aansluiting op ons bezoekrapport van 1 maart jl. en met referte aan de diverse contacten met verzekerde over het mogelijk opnieuw afsluiten van deze polis de actuele situatie besproken. Voor het “gewone” aansprakelijkheidsrisico is voorlopige dekking verkregen, helaas ligt het voor het gedeelte werkgeversaansprakelijk nog steeds anders. Het ongeval op 04-04-2011 in Luttelgeest wordt zwaar gewogen. Bovendien is uit de RI&E rapportage gebleken dat niet volgens de optimale veiligheidsregels wordt gewerkt. Zonder dekking voor de werkgeversaansprakelijkheid doorgaan met de werkzaamheden is voor verzekerde bijzonder riskant. Verzekerde neemt alle zorg en voorzorg in acht, maar dat is strikt genomen niet voldoende.”
- Ten slotte heeft een medewerker van de Rabobank [naam1] op 14 juni 2013 per e-mail geschreven dat Heeres hem heeft laten weten dat de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering is opgezegd in verband met het schadeverloop en dat [naam1] er nog niet in is geslaagd elders verzekeringsdekking te realiseren.
4.24 Uit deze feiten en omstandigheden volgt allereerst dat Heeres er in ieder geval op 12 juni 2013, dus voor het ongeval van 19 juni 2013, ervan op de hoogte was dat de AVB-verzekering bij ASR was opgezegd en dat Bénnel er nog niet in was geslaagd om voor alle onderdelen van deze polis een vervangende dekking te regelen. Dat Heeres zich dit realiseerde volgt uit het feit dat na het gesprek met [naam1] van 12 juni 2013 de Rabobank aan [naam1] , liet weten van Heeres begrepen te hebben dat er nog geen verzekeringsdekking was gerealiseerd.
sms-jes als in het bezoekrapport wordt het werkgeversrisico uitdrukkelijk vermeld. In het bezoekrapport wordt ook verwezen naar het ongeval in Luttelgeest, een bedrijfsongeval met een eigen werknemer. Bovendien wordt een relatie gelegd tussen de uitkomst van de RI&E, waaruit zou blijken dat niet volgens de optimale veiligheidsregels wordt gewerkt, en het niet kunnen afsluiten van een verzekering met volledige dekking. Ook wanneer in aanmerking wordt genomen dat Heeres niet deskundig is op het gebied van verzekeringen - daarvoor had ze nu juist Bénnel ingeschakeld -, mag van haar als professionele partij - dat is Heeres anders dan zij betoogt wel degelijk, ook al drijft ze geen grote onderneming - wel verwacht worden dat het haar, gelet op al deze informatie, duidelijk was dat zij vanaf 16 april 2013 niet verzekerd was voor het risico van werkgeversaansprakelijkheid. Het hof volgt Heeres niet in het betoog dat Bénnel dit aan Heeres in een aparte brief had moeten laten weten. Dat laatste had wellicht de voorkeur verdiend, maar nu Bénnel deze boodschap op een andere manier - via sms’jes en een gesprek - heeft overgebracht, kan het ontbreken van een formele schriftelijke mededeling Bénnel niet worden tegengeworpen.
We doen voorzichtig.”
grieven 1 tot en met 3, waarmee Heeres opkomt tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een zorgplichtschending en van causaal verband, falen om die reden.