Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
hierna: Blosan,
hierna: [geïntimeerde] ,
1.De procedure(s) bij de rechtbank
- “Beschikking van 4 november 2020” wordt gewijzigd in “Beschikking van 3 november
2020”,
- “de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer van 4 november 2020” wordt
gewijzigd in “de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer van 3 november 2020”,
- “Deze beschikking is gegeven op 4 november 2020” wordt gewijzigd in “Deze beschikking
is gegeven op 3 november 2020”.
2.De procedure(s) in hoger beroep
4 november 2020 vermelde verbetering moet worden doorgehaald, althans die verbetering krachtens het te dezen te wijzen arrest te beschouwen als doorgehaald, subsidiair het door Blosan op 12 november 2020 ingediende hoger beroep ontvankelijk te verklaren en primair en subsidiair [geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van deze procedure (zaaknummer 200.287.641).
In het verweerschrift met zaaknummer 200.287.641 verzoekt [geïntimeerde] het hof de verzoeken van Blosan af te wijzen, met veroordeling van Blosan in de kosten van de onderhavige procedure, inclusief de nakosten.
In het verweerschrift met zaaknummer 200.285.694 verzoekt [geïntimeerde] het hof Blosan niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, althans dat verzoek af te wijzen, met veroordeling van Blosan in de proceskosten in beide instanties.
18 januari 2021. Hierbij is namens Blosan verschenen mr. Van Balen, samen met de vooraf door hem aangemelde heren [B] , directeur van Roka Beheer B.V., en [C] , directeur van Blosan. Namens [geïntimeerde] zijn mr. Horstman en mr. Heutink verschenen.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben mrs. Van Balen en Horstman het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde spreekaantekeningen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
4 november 2020 sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent, nu ook uit de aantekeningen van de griffier blijkt dat op de zitting van 3 november 2020 het verzoek van Blosan is afgewezen. Het vonnis houdt aldus een verbetering van de beschikking in op de voet van artikel 31 Rv. Het gaat daarbij nog steeds om een beslissing in een zaak die met een verzoekschrift moet worden ingeleid. Daarvoor gelden de regels van de verzoekschriftprocedure. Hoewel de beslissing is gegeven in de vorm van een vonnis, moet het hoger beroep daartegen dan ook worden ingesteld door indiening van een beroepschrift (conform artikel 359 Rv). Nu de procedure in hoger beroep is ingeleid met een appeldagvaarding, moet dit stuk in die zin worden verbeterd (op grond van artikel 69 Rv). Het hof merkt de bij het hof ingediende appeldagvaarding aan als beroepschrift. Daarmee kan in dit geval worden volstaan; verdere verbetering of aanvulling is niet nodig. De procedure wordt vervolgens voortgezet in de stand waarin deze zich bevindt. [geïntimeerde] heeft al een verweerschrift ingediend en, zoals ter zitting is besproken, heeft de mondelinge behandeling op basis van deze stukken plaatsgehad. Partijen hebben ook niet verzocht om in de gelegenheid te worden gesteld hun stellingen aan de toepasselijke procesregels aan te passen. Het hof beslist nu verder als volgt.
zal(cursivering hof) het verzoek tot faillietverklaring afwijzen. Ik wijs het verzoek kostenveroordeling ook af.” Op grond van deze mededeling kan niet worden gezegd dat niet voor redelijke twijfel vatbaar is en voor derden op het eerste gezicht duidelijk is dat de beslissing al op de zitting is gegeven en openbaar gemaakt en dat de vermelde datum van de beschikking dus berust op een fout. De mededeling kan ook zo worden begrepen dat de rechter slechts heeft aangekondigd hoe de (nog te geven) beschikking zal luiden. Daaraan doet niet af dat de rechter volgens het proces-verbaal op de mogelijkheid van hoger beroep heeft gewezen (‘HB meegedeeld’) - dat pleegt ook te gebeuren als er nog geen mededeling over de inhoud van de uitspraak wordt gedaan - en verder geen datum heeft medegedeeld waarop de uitspraak zal plaatsvinden. Dit betekent dat in zoverre geen sprake is van een kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent (door wijziging van de datum naar 3 november 2020). Daarbij weegt mee dat met het oog op de rechtszekerheid duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop de beroepstermijn is gaan lopen. Die duidelijkheid bestond niet op grond van de mededeling ter zitting en wel op grond van de inhoud van de beschikking.
Het herstelvonnis zal dan ook worden vernietigd en het herstelverzoek van [geïntimeerde] zal alsnog worden afgewezen.
“ [D] : ik wil twee dingen afspreken. Wat er ook gebeurt, we spreken af dat we alle misverstanden of geschillen in goed onderling overleg oplossen. Wanneer het [geïntimeerde] om welke reden dan ook niet lukt dan komt hij de sleutel inleveren en praten we nergens meer over. Ik heb geen zin in een rechtszaak.
4.De beslissing
30 november 2020, behalve voor zover daarbij de datum van de behandeling in raadkamer is verbeterd (in 3 november 2020), bekrachtigt het herstelvonnis in zoverre en doet voor het overige opnieuw recht:
4 november 2020;
25 januari 2021 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier om
14.00 uur.